ECLI:NL:GHAMS:2015:2268

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
200.160.669/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens gebrek aan belang in tuchtrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen notaris mr. [naam]. Klager had op 4 december 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, die op 27 november 2014 de klacht van klager niet-ontvankelijk had verklaard wegens gebrek aan belang. Klager stelde dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld door mee te werken aan de levering van een onroerende zaak, die volgens hem voor een te lage prijs was overgedragen, waardoor zijn verhaalsmogelijkheden op zijn ex-partner zouden zijn benadeeld.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer en heeft geconcludeerd dat klager geen redelijk belang heeft bij zijn klacht. De akte waar het om gaat betreft een transactie tussen de vader van de ex-partner van klager en zijn zoon, waarbij klager geen partij is en geen recht kan ontlenen aan deze transactie. Het hof oordeelt dat de verwachting van klager dat deze transactie invloed zou hebben op zijn verhaalsmogelijkheden te onzeker is om hem ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

De kamer had eerder al geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk was, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof merkt op dat de argumenten van klager niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij een belang heeft bij de klacht, en dat de verdere stellingen van partijen niet relevant zijn voor de beslissing. De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de kamer, waarmee de klacht van klager wordt afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.160.669/01 NOT
nummer eerste aanleg : 561680/NT 14 – 13 J
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 16 juni 2015
inzake
[appellant],
wonend te[plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam] te [plaats].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 4 december 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 27 november 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:39).
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) niet-ontvankelijk verklaard vanwege gebrek aan belang
.
1.2.
Bij brief van 23 december 2014 heeft klager de gronden van het beroep aangevoerd.
1.3.
De notaris heeft op 9 februari 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Klager heeft op 17 maart 2015 aanvullende stukken aan het hof doen toekomen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2015. Klager en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat gaat de zaak om het volgende. Klager heeft een vordering op zijn ex-partner. Op 26 juni 2009 heeft de notaris een akte (hierna: de akte) verleden, waarbij de vader van de ex-partner (hierna: de vader) een onroerende zaak heeft geleverd aan zijn zoon voor een bedrag van € 250.000,-. In de akte wordt melding gemaakt van een daaraan gehecht taxatierapport van
23 augustus 2008.

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door mee te werken aan de levering van bovenbedoelde onroerende zaak. Volgens klager is de onroerende zaak overgedragen voor een te lage koopprijs, waardoor het voor nalatenschap beschikbare vermogen van de vader van klagers ex-partner is verminderd en hij dus is benadeeld in zijn toekomstige verhaalsmogelijkheden op zijn ex-partner. De notaris had op grond van artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) haar ministerie dienen te weigeren. Daarnaast heeft de notaris ten onrechte geen kopie van het aan de akte gehechte taxatierapport aan klager verstrekt toen deze daarom vroeg.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
De kamer heeft beslist dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat deze geen redelijk belang heeft bij zijn klacht.
6.2.
Gelet op de dag van indiening van de onderhavige klacht, 18 maart 2014, moet de ontvankelijkheid van klager worden beoordeeld naar de per 1 januari 2013 gewijzigde tekst van artikel 99 lid 1 Wna, die – voor zover van belang – luidt als volgt:
“Klachten (…) kunnen (…) door een ieder met enig redelijk belang worden ingediend (…).”
In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27) van deze bepaling is tot uitgangspunt genomen dat er een ruim belanghebbendenbegrip geldt. Een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn hem in zijn klacht te ontvangen. Hiermee is blijkens de wetsgeschiedenis een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.
6.3.
De door de notaris verleden akte ziet op een transactie tussen de vader en zijn zoon. Klager is geen partij bij deze akte. Ook kan hij niet worden aangemerkt als persoon die daaraan een recht kan ontlenen. In zoverre heeft hij geen belang bij zijn klacht. De transactie heeft bovendien geen betrekking op het vermogen van zijn ex-partner, maar op het vermogen van haar vader en haar broer. De enkele verwachting dat de transactie van invloed zou kunnen zijn op toekomstige verhaalsmogelijkheden van klager, acht het hof te onzeker om aan te nemen dat klager desondanks wel een belang heeft bij zijn klacht. Het hof merkt hierbij nog op dat het verschil met de zaak waarin de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op
5 februari 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:9) een beslissing heeft gegeven, is gelegen in het feit dat de ex-partner van klager in die zaak wel partij was bij de in die zaak opgemaakte akte, en dat die akte de verhaalsmogelijkheden van klager frustreerde.
6.4.
Gelet op het vorenstaande is het hof, evenals de kamer, van oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht vanwege gebrek aan belang. Het hof zal de bestreden beslissing dan ook bevestigen.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015 door de rolraadsheer.