In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen notaris mr. [naam]. Klager had op 4 december 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, die op 27 november 2014 de klacht van klager niet-ontvankelijk had verklaard wegens gebrek aan belang. Klager stelde dat de notaris onzorgvuldig had gehandeld door mee te werken aan de levering van een onroerende zaak, die volgens hem voor een te lage prijs was overgedragen, waardoor zijn verhaalsmogelijkheden op zijn ex-partner zouden zijn benadeeld.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer en heeft geconcludeerd dat klager geen redelijk belang heeft bij zijn klacht. De akte waar het om gaat betreft een transactie tussen de vader van de ex-partner van klager en zijn zoon, waarbij klager geen partij is en geen recht kan ontlenen aan deze transactie. Het hof oordeelt dat de verwachting van klager dat deze transactie invloed zou hebben op zijn verhaalsmogelijkheden te onzeker is om hem ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.
De kamer had eerder al geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk was, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof merkt op dat de argumenten van klager niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij een belang heeft bij de klacht, en dat de verdere stellingen van partijen niet relevant zijn voor de beslissing. De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de kamer, waarmee de klacht van klager wordt afgewezen.