In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een ontruimingsvordering van Woningstichting Eigen Haard tegen een huurder, aangeduid als [appellant]. De huurder was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, die de ontruiming had toegewezen op basis van aanhoudende overlastklachten van omwonenden. De huurder had de woning sinds 26 april 2013 gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van € 607,88. Eigen Haard had herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast, intimidatie en agressief gedrag van de huurder. Ondanks meerdere uitnodigingen voor gesprekken en waarschuwingen, had de huurder niet gereageerd op de klachten en was hij niet verschenen op afspraken.
Het hof heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de huurder zijn contractuele verplichtingen had geschonden door zich niet als een goed huurder te gedragen. De huurder had geen bewijs geleverd dat de klachten ongegrond waren en het hof oordeelde dat de vorderingen van Eigen Haard voldoende waren onderbouwd. De huurder had in hoger beroep een reconventionele vordering ingesteld, maar het hof oordeelde dat deze niet ontvankelijk was, omdat deze niet eerder in de eerste aanleg was ingediend. De grieven van de huurder werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij de huurder werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om zich te houden aan de regels van goed huurderschap en de gevolgen van het veroorzaken van overlast voor de woonomgeving. Het hof bevestigde dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis gerechtvaardigd was, gezien de urgentie van de ontruiming.