ECLI:NL:GHAMS:2015:2187

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
200.130.544/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verhoging van kosten onderzoek in vennootschapsrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 1 juni 2015 een beschikking gegeven inzake een verzoek om verhoging van de kosten van een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap Phoenicia Hotel (Holding) B.V. Het onderzoek was eerder bevolen bij beschikking van 23 september 2013, waarbij de kosten waren vastgesteld op € 20.000. De onderzoeker, mr. P.R.W. Schaink, heeft op 28 april 2015 verzocht om dit bedrag te verhogen naar € 38.220, omdat de werkzaamheden meer tijd en middelen vereisten dan aanvankelijk voorzien. De Ondernemingskamer heeft in haar beoordeling gekeken naar de urenspecificatie en de motivatie van de onderzoeker. Ondanks het bezwaar van Phoenicia dat zij niet over de middelen beschikte om de kosten te betalen, oordeelde de Ondernemingskamer dat er onvoldoende grond was om het verzoek van de onderzoeker af te wijzen. De Ondernemingskamer heeft daarom besloten het verzoek in te willigen en het maximale bedrag voor het onderzoek te verhogen. Tevens werd bepaald dat Phoenicia Hotel (Holding) B.V. aanvullende zekerheid moest stellen voor de betaling van een bedrag van € 22.246. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.130.544/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 1 juni 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [....],
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. J.D. Kleynen
C. La Lau, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHOENICIA HOTEL (HOLDING) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. M.A.M.J. Stücken, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
[belanghebbende],
wonende te [....],
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen zullen hierna respectievelijk Kelly, Phoenicia en [belanghebbende] worden genoemd.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 30 juli, 23 september, 25 september 2013 en 19 januari 2015.
1.3
Bij beschikking van 23 september 2013 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Phoenicia over de periode vanaf 1 juni 2012, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 20.000 (de verschuldigde omzetbelasting daaronder niet begrepen) en een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten. Bij beschikking van 25 september 2013 heeft de Ondernemingskamer mr. P.R.W. Schaink aangewezen als onderzoeker in deze zaak. Bij beschikking van 19 januari 2015 heeft de Ondernemingskamer, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, mr. J.G. Molenaar te Amsterdam tot bestuurder van Phoenicia Hotel (Holding) B.V. benoemd.
1.4
Mr. Schaink heeft bij brief van 28 april 2015 met als bijlage een urenspecificatie van alle in deze zaak verrichte werkzaamheden met betrekking tot het onderzoek de Ondernemingskamer verzocht het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen tot € 38.220 (de verschuldigde omzetbelasting daaronder niet begrepen). Voorts heeft hij de Ondernemingskamer verzocht te bepalen dat “
na aftrek van het reeds ontvangen bedrag[€ 24.000 (de verschuldigde omzetbelasting daaronder begrepen)],
te dezer zake een bedrag van € 22.246[de verschuldigde omzetbelasting daaronder niet begrepen]
ten laste komt van de vennootschap, alsmede te bepalen dat de vennootschap voor deponering van het onderzoeksrapport ter griffie van Uw Ondernemingskamer voor genoemd bedrag zekerheid dient te stellen c.q. het dient te voldoen op een door ondergetekende aan te wijzen derdengeldrekening.”
1.5
Bij brief van 1 mei 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer (de advocaten van) partijen de voormelde brief met bijlage van mr. Schaink toegezonden en hen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van mr. Schaink.
1.6
Mr. M.A.M.J. Stücken heeft bij brief van 7 mei 2015 de Ondernemingskamer bericht dat Phoenicia geen bezwaar heeft tegen de verhoging van de kosten als vermeld in de brief bedoeld in 1.4, maar dat Phoenicia thans niet beschikt over de middelen om de kosten van mr. Schaink te betalen.
1.7
Mr. J.D. Kleyn heeft bij op 22 mei 2015 bij de Ondernemingskamer binnengekomen brief met kopie aan mr. Schaink, mr. Schaink verzocht kortelings geduld te betrachten met zijn verzoek tot een verhoging van zijn honorarium in afwachting van de uitkomst van een nog door (het bestuur van) Phoenicia bijeen te roepen aandeelhoudersvergadering waarin onder andere de financiële toestand van de vennootschap besproken zal worden.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de onderzoeker door zijn brief van 28 april 2015 en de daarbij gevoegde urenspecificatie voldoende inzicht heeft verschaft in de (kosten van de) verrichte en nog te verrichten werkzaamheden in het kader van het onderzoek. Ook overigens heeft hij zijn verzoek voldoende gemotiveerd toegelicht. In Phoenicia’s bezwaar dat de kosten van het onderzoek (vooralsnog) niet door Phoenicia betaald kunnen worden, ziet de Ondernemingskamer onvoldoende grond het verzoek van de onderzoeker af te wijzen.
2.2
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en nu de Ondernemingskamer het verzochte onderzoeksbudget niet onredelijk voorkomt, zal zij het verzoek van de onderzoeker inwilligen op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij beschikking van 23 september 2013 bevolen onderzoek ten hoogste mag kosten tot € 38.220 , de verschuldigde omzetbelasting daaronder niet begrepen;
bepaalt dat Phoenicia Hotel (Holding) B.V. ten genoege van de onderzoeker aanvullende zekerheid dient te stellen voor de betaling van het bedrag van € 22.246 (de verschuldigde omzetbelasting daaronder begrepen);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. J. den Boer en mr. A.C. Faber, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 1 juni 2015.