In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 1 juni 2015 een beschikking gegeven inzake een verzoek om verhoging van de kosten van een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap Phoenicia Hotel (Holding) B.V. Het onderzoek was eerder bevolen bij beschikking van 23 september 2013, waarbij de kosten waren vastgesteld op € 20.000. De onderzoeker, mr. P.R.W. Schaink, heeft op 28 april 2015 verzocht om dit bedrag te verhogen naar € 38.220, omdat de werkzaamheden meer tijd en middelen vereisten dan aanvankelijk voorzien. De Ondernemingskamer heeft in haar beoordeling gekeken naar de urenspecificatie en de motivatie van de onderzoeker. Ondanks het bezwaar van Phoenicia dat zij niet over de middelen beschikte om de kosten te betalen, oordeelde de Ondernemingskamer dat er onvoldoende grond was om het verzoek van de onderzoeker af te wijzen. De Ondernemingskamer heeft daarom besloten het verzoek in te willigen en het maximale bedrag voor het onderzoek te verhogen. Tevens werd bepaald dat Phoenicia Hotel (Holding) B.V. aanvullende zekerheid moest stellen voor de betaling van een bedrag van € 22.246. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, met de griffier aanwezig.