ECLI:NL:GHAMS:2015:204

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
200.096.360-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake energieverbruik en vermeerdering van eis door Nuon c.s.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, waarin Nuon c.s. (N.V. NUON SALES NEDERLAND en LIANDER N.V.) werd veroordeeld tot betaling van geleverde energie en kosten. [Appellant] heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevorderd, terwijl Nuon c.s. heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met een vermeerdering van de eis. De zaak betreft een geschil over de betaling van energieverbruik, waarbij Nuon c.s. stelt dat er sprake is van frauduleus gebruik van de meter door [appellant]. De kantonrechter had in zijn vonnis vastgesteld dat de meter was onderzocht en dat er geen ontoelaatbare meetfouten waren aangetroffen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de vermeerdering van eis door Nuon c.s. toelaatbaar was, aangezien [appellant] niet op de vermeerdering heeft gereageerd. Het hof heeft de vordering van Nuon c.s. toegewezen, waarbij [appellant] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.627,58, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees [appellant] in de kosten van het geding in appel.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.096.360/01
zaaknummer rechtbank Haarlem : 505505\CV EXPL 11-4351
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 januari 2015
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
tegen

1.N.V. NUON SALES NEDERLAND,

gevestigd te Amsterdam,
2.
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.G. Keizer te Amersfoort.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Nuon c.s. genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 10 oktober 2011 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 29 september 2011, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Nuon c.s. als eisers en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens akte vermeerdering eis, met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van Nuon c.s. zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Nuon c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.
Nuon c.s. heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, in zoverre dat, na vermeerdering van eis, [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - wordt veroordeeld tot betaling van € 12.627,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2010, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.
[appellant] heeft nog bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten” sub a. tot en met g. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Nuon c.s. heeft energie geleverd ten behoeve van de woning van [appellant] aan
het adres [adres].
b. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek heeft - onder meer - in de woning van
[appellant] een politie-inval plaatsgevonden.
c. Uit het door Nuon c.s. ingestelde onderzoek is gebleken dat de zegels van de
meter in de woning van [appellant] waren gemanipuleerd. Nuon c.s. heeft daarop
de afdeling fraude ingeschakeld.
d. De meter in de woning van [appellant] is verwijderd. Die meter is aan een onderzoek
onderworpen.
e. De bevindingen van dat onder d. genoemde onderzoek zijn neergelegd in een rapport van het ijklaboratorium van Liander van 14 januari 2010.
f. Het onder e. genoemde rapport vermeldt onder meer het volgende:
“Het onderzoek omvatte de volgende punten:
1. Inspectie van de uitwendige toestand.
2. Bepaling van de fouten in de registratie van de meter bij de in het certificaat
vermelde belastingpunten. (...)
3. Controle op doorloop bij nominale spanning (...)
4. Controle van de aanloopgevoeligheid bij de nominale spanning (...)
5. Controle van de overzetverhouding van het telwerk.
RESULTATEN VAN HET HIERVOOR VERMELDE ONDERZOEK
1. Bij de inspectie van de uitwendige mechanische toestand van de meter werden
geen bijzonderheden geconstateerd.
2. De meter vertoonde hij de referentiespanning (en....) geen doorloop en
voldeed daarmee aan de desbetreffende eis.
3. De meter liep bij de referentiespanning (en...) aan en voldeed daarmee aan de
desbetreffende eis.
4. Voor de resultaten van het meettechnisch onderzoek wordt verwezen naar het
certificaat dat als bijlage bij dit rapport is gevoegd. (...)
5. Ter controle van de overzettingsverhouding van het telwerk werd hieraan een
duurproef verricht. Geconcludeerd werd, dat de aanwijzing correct is.
Opmerkingen: De aangetroffen zegels zijn zonder tussenkomst van gereedschap te
verwijderen en terug te plaatsen. Standen kunnen gemanipuleerd zijn zonder schade
aan het binnenwerk.”
g. Het certificaat dat bij het onder e. en f. genoemde rapport was gevoegd vermeldt
- onder meer - het volgende:
“De fout van de registratie van de kWh-meter is niet groter dan de in artikel 12 van de IJkregeling kilowattuurmeters van 12 december 1997 vermelde maximaal toelaatbare fout grenzen hij herkeuring. (...)”
3.2
In eerste aanleg heeft Nuon c.s., voor zover hier van belang, betaling van geleverde energie en kosten netbeheer gevorderd, alsmede buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente (berekend tot 28 februari 2011). Zij heeft de hiermee gemoeid zijnde bedragen begroot op respectievelijk € 15.310,32, € 800,- en
€ 1.834,28, maar de vordering beperkt tot in totaal € 5.000,-, en zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden om hetgeen [appellant] daarboven nog aan Nuon c.s. verschuldigd was alsnog van haar te vorderen. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met wettelijke rente vanaf 28 februari 2011. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met één grief op.
3.3
Allereerst dient beoordeeld te worden of de vermeerdering van eis van Nuon c.s. toelaatbaar is. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, waarvoor het volgende bepalend is. In eerste aanleg heeft Nuon c.s. haar vordering begroot op voornoemde bedragen, maar om haar moverende redenen beperkt tot € 5.000,-. Daarbij is uitdrukkelijk door Nuon c.s. kenbaar gemaakt dat zij zich het recht voorbehield om datgene wat [appellant] haar boven dat bedrag schuldig was alsnog te vorderen. In hoger beroep heeft Nuon c.s. haar eis zodra dit mogelijk was, te weten bij (memorie van antwoord, tevens) akte vermeerdering van eis, en dus tijdig vermeerderd. Hoewel [appellant] daarop niet meer heeft gereageerd is zij daartoe wel uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld en geweest. [appellant] heeft echter niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt om een (antwoord)akte te nemen. Blijkens de rolgegevens heeft zij wel ter rolle van 24 september 2013 pleidooi gevraagd. De datum daarvoor is op 24 juni 2014 bepaald. Het pleidooi zou plaatsvinden op 3 december 2014. Daags voor het pleidooi is bij de griffie echter het verzoek van of namens [appellant] binnengekomen om van het pleidooi af te zien en arrest te wijzen. Aldus is geschied. Daarmee wordt [appellant] geacht te hebben afgezien van de mogelijkheid om op de vermeerdering van eis te reageren en bestaat geen aanleiding haar alsnog in de gelegenheid te stellen dit te doen of om die vermeerdering van eis buiten beschouwing te laten.
3.4
Bij wijze van grief heeft [appellant] naar voren gebracht dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het niet geloofwaardig is dat [appellant] niet op de hoogte is geweest van frauduleus gebruik van de meter, welke overweging zou zijn gebaseerd op het ijkrapport van de meter. [appellant] betoogt dat het ijkrapport niet juist is en dat de meter, die ook is afgekeurd, geen blijk geeft van een juiste wijze van registreren. Ter toelichting brengt [appellant] nog naar voren dat zij, gelet op het feit dat zij alleen woonde in een kleine woonwagen, nimmer een dergelijke hoeveelheid energie heeft kunnen verbruiken. Dat de meter het verbruik aangeeft betekent volgens haar niet dat zij ook die hoeveelheid energie heeft verbruikt.
3.5
[appellant] heeft ook in hoger beroep geen, althans onvoldoende, feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit valt af te leiden dat het ijkrapport van de meter onjuist is en dat de meter een onjuist energieverbruik heeft geregistreerd. Uit het ijkrapport en het daarbij behorende certificaat blijkt dat het ijklaboratorium van Liander de meter conform de in de IJkregeling gestelde voorwaarden en werkstandaarden, die herleidbaar zijn naar (inter)nationale standaarden, heeft onderzocht en dat geen ontoelaatbare (meet)fouten zijn aangetroffen. [appellant] heeft daar niets ter zake doende tegen in gebracht. Dat haar energieverbruik hoog was en niet paste bij een eenpersoonshuishouden in een kleine ruimte is in dit verband onvoldoende. Dat betekent immers niet dat zij niet, om welke reden dan ook, de geregistreerde energie heeft verbruikt. Dat de meter is afgekeurd heeft volgens Nuon c.s. als uitsluitende reden dat de zegels van de meter waren verbroken (waardoor aanvankelijk het vermoeden van fraude is ontstaan) maar niet dat deze goed zou hebben gefunctioneerd. Het telwerk van de meter was niet defect en de meter heeft alleen het verbruik gemeten dat ook daadwerkelijk via de meter is verlopen. Dit volgt ook uit het ijkrapport en het daarbij behorende certificaat. Bij fraude zou het gevolg zijn geweest dat de meter
minderenergieverbruik aangeeft dan feitelijk is verbruikt. Van die situatie is geen sprake en het vermoeden van fraude is voor de beoordeling van de vordering niet relevant. De meter heeft in elk geval niet
meerenergieverbruik geregistreerd dan feitelijk door [appellant] is verbruikt, aldus telkens Nuon c.s. Gelet op deze betwisting is de stelling dat de meter (thans) is afgekeurd onvoldoende om aan te nemen dat deze (destijds) een onjuist energieverbruik heeft weergegeven. Andere argumenten dan hiervoor genoemd zijn door [appellant] niet aangevoerd. De conclusie is dat [appellant] de door haar verbruikte energie dient te betalen, alsmede de daarmee verband houdende kosten zoals overigens in de vordering van Nuon c.s. opgenomen. De vordering van Nuon c.s. kan derhalve worden toegewezen.
3.6
Voor bewijslevering is geen plaats, nu de stellingen van [appellant] niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd en overigens geen bewijs is aangeboden van feiten en omstandigheden die - indien bewezen - tot een ander oordeel kunnen leiden. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De vermeerderde eis zal worden toegewezen verminderd met hetgeen de kantonrechter al heeft toegewezen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep,
veroordeelt [appellant] - in aanvulling op de veroordeling van de kantonrechter - om aan Nuon c.s. te betalen:
a. a) het bedrag van € 7.627,58, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 februari 2011 tot de dag der voldoening;
b) de wettelijke rente over € 12.627,58 vanaf 20 januari 2010 tot 28 februari 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Nuon c.s. begroot op € 1.769,- aan verschotten en € 894,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, L.A.J. Dun en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.