ECLI:NL:GHAMS:2015:2036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
200.132.493-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake effectenleaseovereenkomst en de uitleg van het Dexia Aanbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin Dexia werd veroordeeld tot schadevergoeding aan [X] in verband met een effectenleaseovereenkomst genaamd 'Overwaarde Effect'. De rechtbank had geoordeeld dat de overeenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last op [X] legde en dat Dexia onrechtmatig had gehandeld. Dexia betwistte deze oordelen en voerde aan dat [X] door het aanvaarden van het Dexia Aanbod afstand had gedaan van zijn rechten. Het hof oordeelt dat de aan Dexia verleende kwijting geen betrekking heeft op de Overwaarde Effect overeenkomst, omdat deze expliciet was uitgesloten van het Dexia Aanbod. Het hof bevestigt dat [X] de bepalingen in het Aanmeldingsformulier zo heeft mogen begrijpen dat het Dexia Aanbod geen betrekking had op de onderhavige overeenkomst. De grieven van Dexia falen, en het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank. Dexia wordt veroordeeld in de proceskosten van het principaal hoger beroep, terwijl [X] in de kosten van het incidenteel hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.132.493/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 910361 DX EXPL 07-1768
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 mei 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
de stichting STICHTING LEASELEED,
ten deze handelend krachtens last en volmacht namens [X],
gevestigd te Sint Pancras, gemeente Koedijk,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en Leaseleed genoemd. […] wordt aangeduid als [X].
Dexia is bij dagvaarding van 15 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 13 juni 2012 (hierna het eindvonnis), gewezen tussen Leaseleed als eiseres en Dexia als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- akte aanvullende producties zijdens Leaseleed, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Blijkens de memorie van grieven richt het hoger beroep zich mede tegen het tussenvonnis van 29 februari 2012 (hierna het tussenvonnis).
Dexia heeft geconcludeerd dat het hof in het principaal hoger beroep het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van geïntimeerde alsnog zal afwijzen, en in het incidenteel hoger beroep dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Leaseleed in de proceskosten in beide instanties.
Leaseleed heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met uitzondering van het in incidenteel appel bestreden onderdeel, en in het incidenteel hoger beroep tot vernietiging van het bestreden onderdeel en tot veroordeling van Dexia om aan [X] € 29.097,57 te betalen althans een in goede justitie te bepalen bedrag, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 5 oktober 2011 onder 1. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Rechtsoverweging 3.1. hieronder bevat een samenvatting daarvan aangevuld met verdere feiten die op grond van hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds niet (voldoende) is weersproken dan wel op grond van de onbestreden inhoud van de producties waarnaar partijen ter staving van hun stellingen verwijzen tussen partijen is komen vast te staan.

3.Beoordeling

3.1.(i) Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk procespartij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster als rechtspersoon opgehouden te bestaan. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna respectievelijk Labouchere en Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
(ii) [X] heeft in oktober 1999 een leaseovereenkomst met de naam "Profit Effect met Vooruitbetaling" gesloten en in november 1999 een leaseovereenkomst met de naam "Overwaarde Effect". Op grond van de leaseovereenkomsten heeft [X] bedragen van Dexia geleend. Met die bedragen zijn effecten aangekocht die [X] van Dexia heeft geleast. Over de geleende bedragen was [X] rente verschuldigd.
(iii) De leaseovereenkomst Overwaarde Effect vormt het onderwerp van de onderhavige procedure.
(iv) Op 2 mei 2003 heeft [X] het "Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod" (hierna ook het Dexia Aanbod) ondertekend. Onder
"Gegevens" wordt – voor zover van belang – het volgende vermeld:
"I. Overeenkomst(en) die, onder voorwaarden, in aanmerking komen voor het Dexia Aanbod.
Effectenlease- Naam produkt (…)
overeenkomst
56000435 Profit Effect
(…)
II. Overeenkomst(en) die niet in aanmerking komen voor het Dexia Aanbod.
Effectenlease- Naam produkt
Overeenkomst
21700145 Overwaarde Effect
"
Door de ondertekening van het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod is [X] de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan (hierna ook: de Vaststellingsovereenkomst).
(v) Bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) heeft dit hof op de voet van artikel 7:907 eerste lid de door Dexia en enige belangenorganisaties op 8 mei 2006 gesloten overeenkomst algemeen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden bedoeld in artikel 2 van die overeenkomst. Deze (WCAM) overeenkomst bevat een regeling met betrekking tot afwikkeling van de schade, geleden door de personen die in het verleden met Dexia een of meer effecten leaseovereenkomsten hebben gesloten (de zogenoemde Duisenberg-regeling). [X] heeft door een opt-outverklaring zoals bedoeld in artikel 7:908, tweede lid, BW (tijdig) laten weten dat hij niet aan de verbindend verklaarde overeenkomst gebonden wil zijn.
3.2
Leaseleed heeft Dexia gedagvaard en, voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en Dexia te veroordelen tot betaling aan [X] van alle schade die hij daardoor heeft geleden en nog zal lijden, met rente. Dexia heeft de vorderingen en de grondslag daarvan bestreden. Als meest verstrekkende verweer voert Dexia aan dat [X] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, nu [X] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Op grond van (onder meer) het bepaalde in artikel 5.1.2 van het Dexia Aanbod heeft [X] daarmee afstand gedaan van alle jegens Dexia gepretendeerde rechten voortvloeiende uit of verband houdende met de door hem gesloten leaseovereenkomst Overwaarde Effect. [X] stelt dat door de uitdrukkelijke uitsluiting van de leaseovereenkomst Overwaarde Effect van het Dexia Aanbod deze niet was betrokken bij de Vaststellingsovereenkomst.
Onder verwijzing naar het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod en meer bepaald naar hetgeen onder
"Gegevens"is vermeld, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen dat nu Dexia uitdrukkelijk de onderhavige leaseovereenkomst heeft uitgesloten van de werking van het Dexia Aanbod, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat [X] geen afstand heeft gedaan van zijn jegens Dexia gepretendeerde rechten voortvloeiende uit of verband houdende met de door hem gesloten leaseovereenkomst Overwaarde Effect. In het eindvonnis heeft de kantonrechter, onder compensatie van proceskosten, Dexia veroordeeld om aan [X] ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 14.362,88 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2004. Daartoe heeft de kantonrechter een onderscheid gemaakt tussen de betaalde termijnen en de restschuld. Ten aanzien van de termijnen heeft de kantonrechter overwogen dat Leaseleed/[X] niet heeft aangetoond dat er bij het aangaan van de leaseovereenkomst sprake zou zijn van een risico op een onverantwoord zware last en dat daarom de schade aan termijnen geheel voor rekening van [X] behoort te blijven. In verband met de restschuld is geoordeeld dat een derde deel vanwege eigen schuld voor rekening van [X] behoort te blijven.
3.3
De grief in het principaal appel van Dexia strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [X] met de Vaststellingsovereenkomst slechts kwijting aan Dexia heeft verleend ter zake van de overeenkomst Profit Effect en niet ook ter zake van de overeenkomst Overwaarde Effect. Dexia stelt zich op het standpunt dat de vordering van [X] moet worden afgewezen, nu [X] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Door aanvaarding van het Dexia aanbod heeft [X] met Dexia een vaststellingsovereenkomst gesloten en daarmee afstand gedaan van alle rechten.
3.4
Dexia wijst in dat verband op artikel 5.1.2 van de Overeenkomst Dexia Aanbod:
“Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia (...) gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) (...)”.
Zoals uit deze clausule blijkt heeft de door [X] verleende kwijting betrekking op alle door hem met Dexia gesloten overeenkomsten, niet slechts op overeenkomsten die aan het einde van de looptijd in een restschuld kunnen resulteren (laatstgenoemde soort overeenkomsten wordt in de geciteerde clausule aangeduid als ‘DA-Effectenlease-overeenkomsten’ en effectenleaseovereenkomsten die aan het einde van de looptijd niet in een restschuld kunnen resulteren als ‘NDA-Effectenlease-overeenkomsten’). De kwijting heeft uitdrukkelijk op beide soorten overeenkomsten betrekking.
Voorts heeft [X] als onderdeel van de documentatie die op het Dexia Aanbod betrekking heeft een brochure met de titel “Het Dexia Aanbod – Toelichting” ontvangen. In deze toelichting wordt eveneens benadrukt dat deelname aan het Dexia Aanbod meebrengt dat de afnemer afziet van de mogelijkheid Dexia in rechte te betrekken. Er kan bij [X] dan ook geen misverstand hebben bestaan over het feit dat hij door acceptatie van het Dexia Aanbod afzag van de mogelijkheid om eventuele klachten over de onderhavige overeenkomst aan de rechter voor te leggen, aldus Dexia.
3.5
[X] brengt daartegen in dat, nu in het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod dat aan [X] was gericht, expliciet was opgenomen dat de onderhavige overeenkomst niet onder het Dexia Aanbod viel, hij ervan is uitgegaan en ook mocht gaan dat de voorwaarden die op het Dexia Aanbod van toepassing waren, evenmin op de onderhavige overeenkomst zagen. In het Aanmeldingsformulier is specifiek vermeld op welke effectenleaseovereenkomsten het Dexia Aanbod zag en op welke niet. Noch in de introductiebrief noch in het Aanmeldingsformulier is helder en duidelijk vermeld dat weliswaar het Dexia Aanbod niet op alle door [X] afgesloten leaseovereenkomsten van toepassing was, maar dat hetgeen daar tegenovergesteld diende te worden – de afstand van recht – wèl zag op alle leaseovereenkomsten, dus óók op die overeenkomsten die volgens het Aanmeldingsformulier expliciet niet onder het Dexia Aanbod vielen. Het Dexia Aanbod en de bijbehorende documentatie zijn alleen verzonden, omdat [X] een andere effectenleaseovereenkomst had die wel voor het Dexia Aanbod in aanmerking kwam. Met andere woorden, als [X] alleen de onderhavige overeenkomst had gesloten, dan had hij het Dexia Aanbod niet ontvangen. De uitleg dat de voorwaarden van het Dexia Aanbod, waaronder afstand van recht, niet zien op die leaseovereenkomsten die niet onder het Dexia Aanbod vielen, ligt voorts voor de hand nu er bij die overeenkomstengeen sprake is van wederkerigheid. Dexia heeft voor die overeenkomsten niets aangeboden. Uit de bij het Dexia Aanbod gevoegde Toelichting Dexia Aanbod en de herinneringsbrief is eveneens op te maken dat de voorwaarden van het Dexia Aanbod slechts zien op de overeenkomsten die onder het Dexia Aanbod vallen, aldus nog steeds [X].
3.6
Voor de beantwoording van de vraag hoe de bepalingen in een overeenkomst moeten worden uitgelegd, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, het zogenoemde Haviltexcriterium.
3.7
Bij de uitleg zijn in het onderhavige geval de volgende (ervarings)feiten en omstandigheden van belang:
( i) In het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod wordt onder
Gegevensexpliciet vermeld dat het onderhavige product niet in aanmerking komt voor het Dexia Aanbod.
(ii) Door ondertekening van het Aanmeldingsformulier heeft [X] het Dexia Aanbod aanvaard. De Overeenkomst Dexia Aanbod behoefde niet door [X] te worden ondertekend.
(iii) [X] zal als gevolg van de onder (i) genoemde uitdrukkelijke tekst op het Aanmeldingsformulier de toegezonden documentatie hebben gelezen met de gedachte dat het Dexia Aanbod en daarmee de Overeenkomst Dexia Aanbod niet zag op de onderhavige overeenkomst.
(iv) In de documentatie, zoals de introductiebrief, het Aanmeldingsformulier, de Toelichting Dexia Aanbod en de herinneringsbrief is niet duidelijk en ondubbelzinnig vermeld dat de afstand van recht ook betrekking heeft op de overeenkomsten die niet onder het Dexia Aanbod vallen.
( v) Het ligt niet voor de hand dat de afstand van recht in de Overeenkomst Dexia Aanbod ook betrekking heeft op de overeenkomst die door Dexia uitdrukkelijk is uitgesloten van het Dexia Aanbod, omdat Dexia bij die overeenkomst in ruil voor de afstand van recht ‘niets’ aanbiedt.
(vi) Uit artikel 5.1.2 van de Overeenkomst Dexia Aanbod kan, alleen in samenhang met de definities in artikel 1.1.1, worden begrepen dat de afstand van recht op alle overeenkomsten ziet en niet alleen op overeenkomsten waarvoor het Dexia Aanbod geldt.
3.8
Op grond van genoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat [X] de bepalingen in het Aanmeldingsformulier zo heeft mogen begrijpen als hij heeft gedaan, namelijk dat het Dexia Aanbod en daarmee de afstand van alle rechten geen betrekking had op de onderhavige overeenkomst en dat Dexia er redelijkerwijs rekening mee heeft moeten houden dat consumenten als [X] de bepalingen in die zin zouden begrijpen, ondanks de in artikel 5.1.2 van de Overeenkomst Dexia Aanbod opgenomen afstand van alle rechten ter zake van ‘de DA-Effectenleaseovereenkomst(en) en/of de NDA-effectenleaseovereenkomst(en)’.
3.9
Uit het vorenstaande volgt dat de grief faalt. Het principaal appel is tevergeefs ingesteld.
3.1
De grief in incidenteel appel strekt ten betoge dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, [X] wel heeft aangetoond dat de verplichtingen uit de overeenkomst Overwaarde Effect een onaanvaardbaar zware financiële last op [X] legden. Dienaangaande geldt het volgende.
3.11
Het hof neemt als uitgangspunt de Berekening Aanvaardbaar / Niet-aanvaardbaar die Dexia als productie 8 bij antwoordakte na het tussenvonnis van 29 februari 2012 en als productie 6 bij memorie van antwoord in het incidenteel appel in het geding heeft gebracht. De bedragen die Dexia hanteert ter zake van het netto maandinkomen, de woonlasten en de verplichtingen uit hoofde van beide overeenkomsten worden door [X] niet gemotiveerd betwist. Het netto maandinkomen van € 2.938,- noemt [X] zelf ook in de ‘Berekening nav uitspraak Hof Amsterdam’, eerste onderdeel van productie 4 bij memorie van antwoord tevens van grieven in incidenteel appel. Wat betreft de verplichtingen uit hoofde van de twee overeenkomsten houdt [X] ten onrechte geen rekening met de korting van 20% op de vooruitbetaalde inleg. Onder de post ‘Andere kredieten’ heeft Dexia de renteverplichtingen uit hoofde van de hypotheekverhoging van € 257,13 per maand opgenomen evenals de lasten van het Doorlopend krediet van € 181,26 per maand, in totaal (afgerond) € 439,- per maand. [X] betoogt dat ook de fictieve aflossing op de extra opgenomen hypotheek van € 181,85 per maand (€ 43.646 : 240) in de berekening moet worden meegenomen. Met de extra opgenomen hypothecaire lening zijn de 60 vooruitbetaalde termijnen van in totaal € 43.646,40 van de overeenkomst Overwaarde Effect gefinancierd. Het hof volgt hem daarin niet. Bij de toepassing van de hofformule worden de volledige uit de leaseovereenkomst voortvloeiende financiële verplichtingen, derhalve met inbegrip van de bij het aangaan van de overeenkomst vooruitbetaalde termijnen, ‘uitgesmeerd‘ over de gehele looptijd van de overeenkomst. Bij die wijze van berekening past niet dat, na de vaststelling van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen (factor A), de factor C wordt verhoogd met de aflossing van het ter zake van de vooruitbetaalde termijnen opgenomen krediet. Met de lasten van de vooruitbetaalde inleg zou dan immers tweemaal rekening worden gehouden. Ten aanzien van de premie lijfrente van € 149,49 per maand kan niet worden vastgesteld dat de lijfrente gekoppeld is aan verplichtingen in verband met de financiering van de woning. Genoemd bedrag mag daarom niet worden meegenomen bij factor W, hetgeen [X] ook niet doet. Met de maandpremie wordt geen rekening gehouden bij factor C, omdat met de lijfrente ook vermogen wordt opgebouwd dat evenmin in aanmerking wordt genomen. Uit het vorenstaande volgt dat de Berekening Aanvaardbaar / Niet-aanvaardbaar geen correctie behoeft en dat de overeenkomst Overwaarde Effect geen onaanvaardbaar zware financiële last op [X] legde. Het incidenteel appel is eveneens tevergeefs ingesteld.
3.12
Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het principaal hoger beroep en [X] in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
4.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het tussenvonnis van 29 februari 2012 en het eindvonnis van 13 juni 2012;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in principaal appel, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 683,- aan verschotten en € 894,- aan salaris;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van Dexia begroot op € 447,- aan salaris;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, M.P. van Achterberg en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2015.