ECLI:NL:GHAMS:2015:2035
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Burenrecht en de vraag of een overeenkomst van dading tot stand is gekomen met betrekking tot ondoorzichtige ramen binnen twee meter van de erfgrens
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, eigenaren van een pand aan de [adres 2] te [woonplaats 1], hebben in hoger beroep gevorderd dat de geïntimeerden, eigenaren van een appartement in het naastgelegen pand [adres 1], worden verplicht om het bovenraam in de achterkamer van hun appartement ondoorzichtig te maken en vast te zetten. Dit verzoek is gedaan in het kader van het burenrecht, waarbij de appellanten zich beroepen op de mogelijkheid van inkijk in hun woning door het bovenraam, dat zich binnen twee meter van de erfgrens bevindt.
De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van de appellanten gedeeltelijk toegewezen, maar de overige vorderingen afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. In hoger beroep hebben de appellanten hun eis gewijzigd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover hun vorderingen zijn afgewezen. De geïntimeerden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of de vorderingen van de appellanten toewijsbaar zijn. Het hof oordeelt dat de appellanten recht hebben op het vastzetten van het bovenraam, omdat dit raam uitzicht biedt op het erf van de appellanten, wat in strijd is met artikel 5:51 BW. De vordering om de afvoer van de cv-installatie in de achtergevel te verbieden, is echter afgewezen, omdat het hof niet kan vaststellen dat dit onder alle omstandigheden onrechtmatig zou zijn. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen proceskosten draagt.