Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief IIkomt [appellante] op tegen onderdelen van deze door de kantonrechter vastgestelde feiten. Voor zover dit van invloed is op de beoordeling zal het hof in het hierna volgende ingaan op de bezwaren van [appellante].
De draagvlakmeting fungeert als een meningspeiling. Bij daadwerkelijke uitvoering van de plannen dient met iedere individuele bewoner tot overeenstemming gekomen te worden. Bij onoverbrugbare geschillen is de rechter de oordelende partij.”
3.Beoordeling
grief Ibetoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte na toewijzing van haar primaire vordering ook een beslissing heeft gegeven op haar subsidiaire vordering. Het hof volgt [appellante] niet in haar betoog.
Uit het over en weer gestelde, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, blijkt verder dat uitvoerig aan de orde is geweest de vraag of het renovatievoorstel jegens [appellante] kan worden beschouwd als een redelijk voorstel. Daarbij heeft de kantonrechter, na te hebben geoordeeld dat Eigen Haard niet van de bepaling in artikel 7:220 lid 3 BW kan profiteren, terecht de bewijslast hiervan gelegd bij Eigen Haard. Het argument van [appellante] dat, als de kantonrechter enkel de primaire vordering had toegewezen en de subsidiaire vordering buiten behandeling had gelaten, zij zou zijn bevrijd van het procesinitiatief, doet hieraan om de bovengenoemde reden niet af. Bovendien heeft Eigen Haard in de brief van 17 november 2010 reeds aangekondigd dat ook in geval zou blijken dat minder dan 70% van de bewoners met het plan zou instemmen zij tot uitvoering van het plan zou overgaan, door tussenkomst van de rechter. Het hof is dan ook van oordeel, mede in het licht van proceseconomische overwegingen, dat grief I dient te falen.
grieven III tot en met Xzijn opgeworpen als voorwaardelijke grieven - voor het geval grief I niet zou slagen - en komen erop neer dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat van een redelijk renovatievoorstel sprake is. Tegen de overweging van de kantonrechter dat partijen het erover eens zijn dat de renovatie van het complex dringend noodzakelijk is om klachten van bewoners te verhelpen en het complex te laten voldoen aan de huidige wooneisen is niet gegriefd, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
[appellante] heeft in wezen volstaan met het herhalen van haar standpunten in hoger beroep, waarbij Eigen Haard hierop nogmaals is ingegaan. Dit alles leidt ook het hof niet tot een andere conclusie dan die van de kantonrechter, namelijk dat het plan op deze punten niet als onredelijk is te beschouwen jegens [appellante].
stelt, ter toelichting, dat Eigen Haard de aanbevelingen uit het rapport van het door haar geraadpleegde bureau Cauberg-Huygen niet heeft opgevolgd.
Eigen Haard heeft haar standpunt uit eerste aanleg herhaald dat er voldoende aandacht is besteed aan het binnenklimaat (zie conclusie van antwoord 4.40 en verder en conclusie van dupliek 1.80 en verder) en dat het Plan van Aanpak wordt uitgevoerd langs de lijnen van het advies van Cauberg-Huygen, met uitzondering van de suggestie om ventilatieroosters te plaatsen op de plek waar nu een klepvoorziening is opgenomen. Dit laatste is gewijzigd op verzoek van de bewonersvereniging. Het hof is van oordeel dat [appellante], tegenover de gemotiveerde toelichting van Eigen Haard, onvoldoende heeft gesteld om tot een ander oordeel dan dat van de kantonrechter te komen, te weten dat Eigen Haard hieraan voldoende aandacht heeft besteed en dat de voorziene plannen op dit punt niet onredelijk zijn.
Het hof begrijpt de stellingen van [appellante] aldus dat zij haar in eerste aanleg ingenomen standpunt herhaalt dat de kosten van het nieuwe bemeteringssysteem voor de cv en het water te hoog zijn, althans dat concrete informatie ontbreekt. Daarnaast maakt [appellante] bezwaar tegen de wijziging in de temperatuur van het verwarmingssysteem.