Uitspraak
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 1richt [appellante] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat de huurovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden per 1 juli 2012 is geëindigd. Hoewel uit de verklaring van de getuige Vet blijkt dat volgens hem bij het inleveren van de sleutel in het telefoongesprek tussen [geïntimeerde] en [Z] niet is gesproken over het einde van de huurovereenkomst, volgt uit de overige door [appellante] in het geding gebrachte stukken dat er tussen partijen wel degelijk overleg is geweest alsmede overeenstemming is bereikt over beëindiging van de huurovereenkomst per 1 juli 2012, aldus [appellante]. Zij beroept zich op diverse e-mailberichten van [geïntimeerde] uit november 2011 en de hiervoor onder 3.1.6 vermelde e-mail van 27 juni 2012 van [X].
grief 2gericht. Omdat deze grief uitsluitend voortbouwt op grief 1, is hem hetzelfde lot beschoren: hij faalt.
grief 3komt [appellante] op tegen de contactuele boete, zoals die door de kantonrechter is toegewezen. Volgens [appellante] zijn de algemene bepalingen, waaronder de boetebepaling, onredelijk bezwarend. Het beroep van [geïntimeerde] op het boetebeding is daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit beding legt immers eenzijdig een boete aan de huurder op, in aanvulling op de wettelijke handelsrente. Tevens is de boete niet gemaximeerd. Nu het beroep op het boetebeding onaanvaardbaar is, is er geen plaats om te beoordelen of een lagere boete wel aanvaardbaar zou zijn en dient het beroep op de boete te worden afgewezen, aldus nog steeds [appellante].