ECLI:NL:GHAMS:2015:1935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
200.161.211-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot declaratie en kosten in een civiele procedure

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen een gerechtsdeurwaarder, die door het indienen van en persisteren bij zijn declaratie niet zou handelen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam had de klacht gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. Het hof heeft de bestreden beslissing van de kamer vernietigd en de klacht ongegrond verklaard. De zaak betreft een civiele procedure waarin klaagster, na een vonnis van de rechtbank Arnhem, de gerechtsdeurwaarder opdracht gaf om het vonnis te betekenen en tenuitvoer te leggen. Na hoger beroep werd het vonnis vernietigd en diende de gerechtsdeurwaarder de reeds geïncasseerde bedragen terug te betalen aan de ex-echtgenoot van klaagster. De gerechtsdeurwaarder had kosten in rekening gebracht die klaagster betwistte, waaronder informatiekosten, verdeel- en boekingskosten, en bureau- en dossierkosten. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder in zijn recht stond om deze kosten in rekening te brengen, aangezien deze niet onder de toevoeging vielen en de gerechtsdeurwaarder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de misgelopen executie. Het hof concludeerde dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond was en vernietigde de eerdere beslissing van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.161.211/01 GDW
nummer eerste aanleg : 25.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 mei 2015
inzake
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
appellant,
gemachtigde: [X], te [plaatsnaam],
tegen
[klaagster],
wonend te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H.A. van der Kleij, advocaat te Zwolle.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 12 december 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 oktober 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:260).
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd
.
1.2.
Klaagster heeft op 28 januari 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend en op 20 februari 2015 een aanvullende brief met een productie.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2015. De gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, en de gemachtigde van klaagster zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
In een civiele procedure tussen klaagster en [ex-echtgenoot] (haar ex-echtgenoot) heeft de rechtbank Arnhem bij vonnis van 5 oktober 2011 [ex-echtgenoot] veroordeeld om aan klaagster een geldsom van € 10.722,50 te betalen en dat vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In die procedure is aan klaagster op grond van een civiele toevoeging (afgegeven op 21 augustus 2003) rechtsbijstand verleend. Tegen het vonnis van de rechtbank is door [ex-echtgenoot] hoger beroep ingesteld.
3.2.2.
Klaagster heeft bij brief van haar advocaat van 1 november 2011 opdracht gegeven aan de gerechtsdeurwaarder om het vonnis te betekenen en zonodig verder tenuitvoer te leggen. Nadien is door de gerechtsdeurwaarder ten laste van [ex-echtgenoot] beslag gelegd op een AOW-uitkering waarbij maandelijks gelden zijn afgedragen (in totaal 18 keer).
3.2.3.
In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van juli 2013 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van klaagster alsnog afgewezen. Het inmiddels totaal geïncasseerde bedrag van € 7.155,23 is door de gerechtsdeurwaarder aan [ex-echtgenoot] terugbetaald.
3.2.4.
Op 2 september 2013 verzocht de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder het dossier te sluiten en zijn kosten onder bereik van de verleende toevoeging bij de griffie te declareren.
3.2.5.
Op 9 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder na afronding van zijn werkzaamheden een einddeclaratie van € 259,27, inclusief btw, aan de advocaat van klaagster gezonden. Deze einddeclaratie bestond uit een bedrag van € 12,51 voor kosten informaties GBA, SVB en UWV, een bedrag van € 210,46 voor verdeel- en boekingskosten en € 36,30 voor bureau- en dossierkosten, alles inclusief btw.

4.Het standpunt van klaagster

De gerechtsdeurwaarder handelt door het indienen van en persisteren bij zijn declaratie niet zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. In toegevoegde zaken mag een gerechtsdeurwaarder geen kosten in rekening brengen, die niet in overeenstemming zijn met de regeling voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat geldt in dit geval voor de informatiekosten, de verdeelkosten en de bureau- en dossierkosten.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De in rekening gebrachte kosten vallen niet onder de toevoeging, maar zijn wel gemaakt. Het is niet redelijk om het risico van de misgelopen executie bij de gerechtsdeurwaarder te leggen. Dat risico hoort thuis bij klaagster.
Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt voor het overige hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof stelt voorop dat deze zaak betrekking heeft op een situatie die zich in de praktijk zelden voordoet: de executie vond plaats terwijl er hoger beroep was ingesteld, er werd op basis van een toevoeging geëxecuteerd, er was een executie-opbrengst en de gehele executie moest worden teruggedraaid, omdat het vonnis in hoger beroep werd vernietigd.
Hierna zullen de afzonderlijke onderdelen van de declaratie van de gerechtsdeurwaarder worden beoordeeld.
De informatiekosten
6.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft genoegzaam aangetoond dat het hier gaat om verschotten, die de gerechtsdeurwaarder zelf verschuldigd was in verband met informaties bij het UWV, het GBA en ABP.
Artikel 40, eerste lid van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Besluit rechtsbijstand) luidt als volgt:

Gerechtsdeurwaarders aan wie in een zaak waarin op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, het uitbrengen van een exploot of het opmaken van een proces-verbaal is opgedragen, of die bijstand hebben verleend bij de tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak, ontvangen van rijkswege 75% van het bedrag dat zij volgens het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders zouden hebben mogen berekenen, met dien verstande dat de verschotten voor rekening van de opdrachtgever blijven.”
Gelet op de laatste bijzin van deze bepaling mocht de gerechtsdeurwaarder de verschotten aan klaagster in rekening brengen.
De boekings- of verdeelkosten
6.3.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoek van klaagster derdenbeslag gelegd ten laste van haar ex-echtgenote. Partijen gaan in deze tuchtprocedure uit van het juiste uitgangspunt dat de boekingskosten van de gerechtsdeurwaarder van door de derde afgedragen gelden uit die afdrachten worden voldaan. De resterende netto-opbrengst komt in mindering op het verschuldigde. Dat is in deze zaak feitelijk ook zo gebeurd. De gerechtsdeurwaarder heeft 18 maal een afdracht ontvangen en even zovele malen een bedrag aan boekingskosten ingehouden. Die kosten zijn ten laste van de beslagene geboekt.
6.3.2.
De gerechtsdeurwaarder werd vervolgens geconfronteerd met het feit dat het vonnis uit krachte waarvan het beslag was gelegd, in hoger beroep werd vernietigd en heeft de gehele (bruto)opbrengst vervolgens aan de beslagene terugbetaald. Daarna heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van derdenbeslag en het exploot van overbetekening ter declaratie bij de griffie van de rechtbank ingediend en werd 75% van de kosten vergoed, overeenkomstig het hiervoor onder 6.2. geciteerde Besluit rechtsbijstand.
6.3.3.
Artikel 3 van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (BTAG) luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Onverminderd de artikelen 9, 10 en 11, bedragen de kosten van inning, verdere tenuitvoerlegging en verdeling van de opbrengst van beslag op vorderingen tot periodieke betalingen, per maand waarin de gerechtsdeurwaarder een betaling van de derde int in geval van enkelvoudig derdenbeslag: € 9,92.”
6.3.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft de griffie verzocht of voormelde boekingskosten ook konden worden ingediend. Namens de griffie van de rechtbank werd de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat deze boekingskosten van artikel 3 BTAG niet onder de regeling van het Besluit rechtsbijstand vielen en dus niet aan de gerechtsdeurwaarder vergoed zouden worden. De gerechtsdeurwaarder heeft dat standpunt in een e-mail aan de advocaat van klaagster overgebracht. Het hof laat in het midden of dat standpunt juist is. In de geschetste omstandigheden acht het hof het echter niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder de boekingskosten vervolgens bij klaagster in rekening heeft gebracht. Immers valt niet aanstonds in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder deze in opdracht van klaagster gemaakte kosten voor zijn rekening zou moeten nemen. Indien klaagster deze kosten niet betaalt, is het aan de gerechtsdeurwaarder om zijn vordering op dat onderdeel aan de civiele rechter voor te leggen.
Bureau- en dossierkosten
6.4.1.
Bij brief van 1 november 2011 heeft de advocaat van klaagster opdracht gegeven aan de gerechtsdeurwaarder om het vonnis te betekenen en zo nodig verder ten uitvoer te leggen. Die opdracht is door de gerechtsdeurwaarder bevestigd en aanvaard op basis van zijn algemene voorwaarden.
6.4.2.
Het is een gerechtsdeurwaarder in beginsel toegestaan om incasso- of afwikkelingskosten te bedingen en bij afwikkeling van de zaak aan de opdrachtgever in rekening te brengen. Bij de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn met behoud van waarborgen van de schuldenaar de prijsafspraken tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder vrij gelaten. De grondslag daarvoor was gelegen in bevordering van het concurrentiemechanisme, waarbij aan de gerechtsdeurwaarder ruimte werd geboden om tot gedifferentieerde op de individuele opdrachtgever toegesneden prijsafspraken te komen.
6.4.3.
Het ging in dit geval echter om een te leggen derdenbeslag op periodieke betalingen. In dat geval heeft de opdrachtgever geen andere keus dan het beslag te laten leggen door een gerechtsdeurwaarder, die volgens artikel 478 Rv ook de inning en eventuele verdeling voor zijn rekening moet nemen. Die werkzaamheden kunnen en mogen niet door een andere rechtshulpverlener – zoals in dit geval de advocaat van klaagster – worden verricht. De innende gerechtsdeurwaarder mag in een dergelijk geval aan de rechthebbende executant geen incasso- of afwikkelingskosten in rekening brengen. Voor deze werkzaamheden voorziet artikel 3 BTAG in een aparte vergoeding.
6.4.4.
De vergoeding voor de in artikel 2 en 3 BTAG vermelde ambtshandelingen dienen mede tot dekking van de rechtstreeks met de ambtshandeling samenhangende voorbereidende, uitvoerende en afrondende werkzaamheden die voor een goede verrichting van die ambtshandeling noodzakelijk zijn (artikel 1 BTAG). De gerechtsdeurwaarder heeft in dit geval echter meer dan slechts rechtstreeks met de ambtshandelingen samenhangende executiewerkzaamheden verricht. Uit de stukken van dit dossier blijkt dat hij ook een overzicht van inkomsten en uitgaven aan de beslagdebiteur heeft doen toekomen en nadien beoordeeld, dat hij met zijn opdrachtgever en de beslagdebiteur enige malen overleg heeft gevoerd over een betalingsregeling en heeft gecorrespondeerd met de advocaat van de beslagdebiteur over de vraag of er terecht beslag was gelegd op de AOW-uitkering. Dergelijke werkzaamheden moeten worden geacht onderdeel uit te maken van de rechtskundige bijstand die normaliter door de advocaat wordt verleend en waarvoor de Raad voor rechtsbijstand een toevoeging aan klaagster had verstrekt. Het hof acht het in rekening brengen van een bedrag van € 30,- exclusief btw alleszins redelijk.
6.5.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.2. tot en met 6.4. is overwogen, acht het hof de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, zal de beslissing van de kamer worden vernietigd.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2015 door de rolraadsheer.