Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
8 januari 2014 aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof dat vonnis en het tussenvonnis van 2 oktober 2013 zal vernietigen en – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest – zijn hierna onder 3.3 weer te geven vordering alsnog zal toewijzen met veroordeling van BSH tot terugbetaling van hetgeen hij krachtens (het hof leest:) het vonnis van 8 januari 2014 mocht hebben voldaan te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling en met veroordeling van BSH in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.Feiten
3.Beoordeling
1 januari 2009 (als verdwijnende vennootschap) gefuseerd met BSH, ten gevolge waarvan er een arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen is met ingang van 1 januari 2009. [appellant] was laatstelijk (in april 2010) werkzaam in de functie van sales manager tegen een salaris van € 138.528,-- bruto per jaar aan vast loon en maximaal € 44.800,-- bruto per jaar aan bonus.
€ 7.500,-- bruto per maand en dat hij op grond van de door BSH bij de Amersfoortse afgesloten verzekering slechts € 5.381,83 bruto per maand ontvangt. BSH was bij de fusie per 1 januari 2009 niet gerechtigd de arbeidsvoorwaarden, waaronder de bestaande WIA-excedentverzekering, eenzijdig te wijzigen. Aldus verkeert BSH in verzuim ter zake van de nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. BSH heeft [appellant] er niet op gewezen dat de verzekering bij de Amersfoortse nadelig voor hem zou zijn en heeft zich aldus niet als goed werkgever gedragen. Zij is aansprakelijk voor de door [appellant] geleden schade.