Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Feiten
Grief 1is gericht tegen een deel van de feitenweergave. Voor zover nodig zal het hof in het navolgende met deze grief rekening houden. De overige feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof als uitgangspunt. Deze feiten komen, voor zover in hoger beroep van belang, neer op het volgende.
3.Beoordeling
grieven 2 en 3, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling. Hierin stelt [appellant] aan de orde dat de door [geïntimeerde] verhuurde kamers niet alleen voor buitenlandse maar ook voor Nederlandse studenten zijn bedoeld en de buitenlandse studenten niet (per definitie) tijdelijk een studie in Nederland volgen om na ommekomst van die studie weer naar het buitenland terug te keren. [appellant] heeft als EU-burger zonder meer het recht om in Nederland te verblijven, los van het volgen van een studie, en zij heeft hier na haar studie een baan gevonden. De overweging van de kantonrechter dat het om een bijzonder en kortstondig verblijfsrecht zou gaan waardoor [appellant] met voorrang op andere woningzoekenden een woonruimte heeft kunnen bemachtigen, is onjuist. Het feit dat [geïntimeerde] bepaalde services aanbiedt, zoals de schoonmaak van de gemeenschappelijke ruimtes en het leveren van toiletpapier en zeep, vormt volgens [appellant] geen aanleiding aan te nemen dat het niet om een gewone huurovereenkomst zou gaan. Tevens bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat het de bedoeling was dat zij de kamer tijdelijk zou huren en de verhuur een noodoplossing voor maximaal een jaar betreft, hetgeen expliciet tot uitdrukking is gebracht in de huurovereenkomst die zowel in het Nederlands als het Engels is opgesteld. Er zijn volgens [appellant] verschillende andere studenten die na het eerste jaar nog altijd wonen in de door [geïntimeerde] aan hen verhuurde woningen in het pand, waartoe zij verwijst naar (onder meer) de huurovereenkomst met [Y]. Tussen haar en [geïntimeerde] is een zogenaamd campuscontract overeengekomen (artikel 7:274 lid 4 BW) dat geen huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur is maar een reguliere huurovereenkomst met huur(prijs)bescherming, zij het met een aanvullende opzegmogelijkheid, aldus [appellant].