Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[de minderjarige],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het gezag over de minderjarige [kind a]. De bijzondere curator heeft hoger beroep ingesteld namens de minderjarige, omdat er zorgen waren dat [kind a] klem zat tussen de ouders. De vrouw, appellante in de zaak met zaaknummer 200.162.898/01, heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders in stand was gelaten. De man, geïntimeerde, heeft verweer gevoerd en verzocht om het gezamenlijk gezag te handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun scheiding in 2008 niet in staat zijn geweest om op een constructieve manier samen te werken in het belang van [kind a]. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord, wat heeft geleid tot een situatie waarin [kind a] zich klem voelt zitten. Het hof heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd moet worden, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind a] klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof heeft bepaald dat het eenhoofdig gezag toekomt aan de vrouw, die de primaire verzorgster van [kind a] is geweest. Daarnaast heeft het hof de benoeming van de bijzondere curator over [kind a] verlengd, omdat er nog steeds geen inzicht is verschaft in het verloop van de spaarrekening van de minderjarige. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.