In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, gaat het om een beroepsaansprakelijkheidszaak tegen een notaris. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 29 juli 2014, waarin het hof oordeelde dat de notaris een beroepsfout heeft gemaakt door niet deugdelijke schriftelijke vastlegging van afspraken met de fiscus te maken. Dit leidde tot schade voor de appellanten, die bestaan uit heffingsrente en kosten van juridische en fiscale bijstand. De appellanten, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, vorderden in totaal € 123.404,85 aan schadevergoeding, die in appel werd vermeerderd met € 14.203,83.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kosten van de fiscale procedure als schade kunnen worden aangemerkt, mits deze daadwerkelijk zijn betaald en redelijk zijn. Het hof heeft de hoogte van de gevorderde bedragen beoordeeld en vastgesteld dat de kosten van Loyens & Loeff, die € 104.473,54 bedragen, toewijsbaar zijn. De notaris heeft deze kosten niet betwist, maar voerde aan dat bewijs van betaling ontbrak. Het hof oordeelde dat dit niet relevant was voor de schadebegroting.
Daarnaast heeft het hof de kosten van Commandeur en Schneider & van Dalsum beoordeeld, waarbij het hof bepaalde dat niet alle gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk heeft het hof de notaris veroordeeld tot betaling van € 108.772,54 aan Saladini, vermeerderd met wettelijke rente. De notaris werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. Het arrest werd uitgesproken op 27 januari 2015.