Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren M.C. Smulders en M. de Joode (dossierpagina 100009 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 4 mei 2011 omstreeks 17:38 uur kregen wij, verbalisanten, opdracht om te gaan naar [adres] alwaar een schietpartij gaande zou zijn. Wij arriveerden daar om 17:44 uur. Wij hebben de AD5301 gevraagd naar de achterzijde van het pand te rijden om het pand van twee kanten te kunnen betreden. Wij hoorden dat de AD5301 een man met een buikwond had aangetroffen. Kort hierop zagen wij een man het pand gelegen aan de [adres] uit komen. De man bleek te zijn genaamd: [H.G.], geboren op [datum] te [plaats]. Hij verklaarde - kort samengevat -: “Hij is al weg. Hij is die kant op gelopen (wij zagen dat [H.G.] bedoelde: in de richting van Kurk). Er is niemand meer binnen. Er is iemand gewond.” Wij zagen dat [H.G.] naar een pand op de hoek van [adres] wees, naar het bedrijf X. Wij hoorden hem zeggen: “Het is daar boven gebeurd”. Wij zagen dat [H.G.] wees naar de eerste verdieping van het bedrijf X. Wij hoorden dat de collega’s van de AD5508 het pand inmiddels hadden betreden en dat zij op de eerste verdieping drie slachtoffers hadden aangetroffen. Wij zijn daarop het pand binnen gegaan via de garagedeur. Aan de rechterzijde bevond zich een deur naar de trap die naar de eerste verdieping leidt. Bovenaan de trap zagen wij een man, levenloos, in elkaar gezakt tegen de muur aan zitten. Dit bleek later te zijn: [I.A.], geboren op [datum] te [plaats]. Wij zagen dat de man onder het bloed zat. Wij zijn vervolgens de kantoorruimte ingelopen. Ik, verbalisant De Joode, zag ter hoogte van het keukentje twee personen naast elkaar op de grond liggen. Ik zag dat beide mannen onder het bloed zaten en ik zag bij beide mannen diverse verwondingen. Ik heb het slachtoffer dat nog aanspreekbaar was samen met de AD4701 naar het midden van de kantoorruimte verplaatst om ruimte voor de hulpverlening te creëren. Ik, verbalisant Smulders, had inmiddels een AED gehaald. Wij zijn vervolgens naar het andere slachtoffer gelopen. Wij zagen dat de man geen ademhaling had en dat hij levenloos op de grond lag. Wij zagen dat de man met zijn hoofd in een grote plas dik rood bloed lag. Ik, verbalisant De Joode, heb dit slachtoffer vervolgens verplaatst met de AD5508 om levensreddende handelingen te kunnen verrichten. Wij zijn de reanimatie gestart en hebben de AED aangesloten. Wij hebben het slachtoffer vervolgens overgedragen aan het inmiddels ter plaatse gekomen ambulancepersoneel.
2. Een deskundigenrapport van het NFI, opgemaakt door arts-patholoog dr. B. Kubat op 16 mei 2011, sectienummer 2011143/K027 (dossierpagina 100300 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Overledene:
[I.A.].
De overledene is dood aangetroffen op het [adres] op 4 mei 2011.
Bij de sectie waren er tekenen van één maal inwerken van uitwendig, mechanisch, perforerend geweld, een vrijwel volledig doorschot door de romp (1 t/m 3) met een projectiel in de spieren van de romp (2). In het kader van het schotletsel waren meerdere inwendige organen en structuren beschadigd, waaronder het hart (3). Het geweld was bij leven toegepast en heeft geleid tot zeer ernstig inwendig bloedverlies (4) en tot verbloeding. De bevindingen (5) passen bij verbloeding.
Er waren (op grond van de bij de sectie tot dusver verkregen informatie) geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
Het overlijden van [I.A.] wordt volledig verklaard door verbloeding en weefselschade ontstaan ten gevolge van een (bijna) doorschot door de romp.
3. Een deskundigenrapport van het NFI, opgemaakt door arts-patholoog dr. B. Kubat op 29 juni 2011, sectienummer 2011144/K028 (dossierpagina 100755 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Overledene:
[So.A.].
De overledene is dood aangetroffen op het [adres] op 4 mei 2011.
Bij de sectie op het lichaam van [So.A.] is het volgende gebleken:
In totaal 10 huidperforaties ontstaan door minimaal 3 keer beschieten
Bij de sectie waren er tekenen van minimaal drie maal inwerken van uitwendig, mechanisch, perforerend geweld met in totaal 10 huidperforaties. Er was onder meer een bijna doorschot door de romp met zeer ernstige en snel tot overlijden leidende beschadigingen aan de inwendige organen (met name het hart) en structuren en in het kader van dit schotletsel was zeer ernstig inwendig bloedverlies opgetreden. Gezien de bevindingen waren alle letsels bij leven ontstaan en hebben alle bijgedragen aan het bloedverlies. De beschadiging van het hart heeft bovendien geleid tot verlies van de hartfunctie. Het overlijden wordt verklaard door verlies van de hartfunctie in combinatie met verbloeding. De bevindingen passen bij verbloeding.
Er waren (op grond van de bij de sectie tot dusver verkregen informatie) geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
Het overlijden van [So.A.] wordt volledig verklaard door verlies van de hartfunctie in combinatie met verbloeding opgetreden ten gevolge van schotletsels.
4. Een deskundigenrapport van het NFI, opgemaakt door forensisch arts KNMG dr. B.F.L. Oude Grotebevelsborg op 24 november 2011, registratienummer 2011112634 (dossierpagina 100974 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Klinische gegevens van [Se.A.]
Volgens informatie uit het door het VU Medisch Centrum (VU-MC) toegestuurde dossier is [Se.A.] van 4 mei 2011 t/m 17 mei 2011 in het VU-MC opgenomen geweest met schotwonden.
In de gegevens van de intensive care zijn de volgende schotwonden vermeld:
Schotverwonding li (*)hemithorax(borstkashelft), abdomen(*), li (*)hand, li bil (*).
In het operatieverslag het volgende vermeld: “Patiënt die in linker thorax (*) en linker bovenbuik was geschoten en schotverwonding linkerpols.”
5. Een proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren 14779, 23590, 16263, 34332 en 17613 (dossierpagina 100451 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 4 mei 2011 stelden wij een onderzoek in op de openbare weg […]. Aan de rand van de groenstrook op de kruising […] zagen wij twee vuurwapens, die wij hebben gemarkeerd met fotobordjes 8 en 9.
Het vuurwapen bij fotobordje 8 was van het merk Zastava, model M70. De slede van het vuurwapen stond naar achteren en er bevond zich geen patroon in de kamer. Wij hebben de ontlaadprocedure uitgevoerd om het vuurwapen veilig te maken voor transport. Wij hebben het patroonmagazijn verwijderd. Wij zagen dat er geen patronen meer in het patroonmagazijn aanwezig waren. Dit vuurwapen hebben wij veiliggesteld, verpakt en inbeslaggenomen.
Itemnummer
SIN-nummer
Omschrijving
4057917
AADM2256NL
Vuurwapen ‘Zastava M70’ bij bordje 8
4057942
AADM22S7NL
Vuurwapen Bernadelli 60 bij bordje 9
6. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T-142 (dossierpagina 100077 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Vuurwapen bij bord 8 (AADM2256NL)
Voorwerp: pistool
Merk: Zastava
Model: M70
Kaliber: 7.65 millimeter browning
Mij is gebleken dat het hier een vuurwapen betrof. Het bleek te gaan om een pistool. Het pistool werd aangetroffen met de slede in de achterste stand. Als het patroonmagazijn is leeggeschoten zal de slede in de achterste stand blijven openstaan. Dit pistool is geschikt om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. In het patroonmagazijn zaten geen patronen.
Vuurwapen bij bord 9 (AADM2257NL)
Voorwerp: pistool
Merk: Bernadelli
Model : 60
Kaliber: 7.65 millimeter Browning
Mij is gebleken dat het hier een vuurwapen betrof. Het bleek te gaan om een pistool. Het pistool werd aangetroffen met de slede deels naar achteren, waarbij te zien was dat het vuurwapen een storing had. De lege (verschoten) huls was namelijk niet uitgeworpen terwijl een nieuwe patroon wel was aangevoerd. De (verschoten) huls zat klem tussen de bovenzijde van de slede en de kamer van de loop en de nieuwe patroon was deels aangevoerd en gestuit op de aanvoerhelling/kamerrand van de loop waardoor de huis van deze patroon een deukje bekwam. Dit pistool is geschikt om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
In het vuurwapen zat een 1 patroon en 1 verschoten huls
Kaliber: 7.65 millimeter Browning
In het patroonmagazijn zat 1 patroon
Kaliber: 7.65 millimeter Browning
7. Een deskundigenrapport van het NFI, opgemaakt door ing. R. Hermsen op 29 juli 2011, aanvraag nummer 005 ‘munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op 4 mei 2011 (dossierpagina 100909 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
AADV1708NL
Kogel tijdens sectie 2011-143 (I. [I.A.])
AADV1709NL
Kogel tijdens sectie 2011-144 (S. Akpinar)
Pistool (AADM2256NL)
Dit pistool heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semiautomatisch pistool van het merk Zastava, model M70, kaliber 7,65mm Browning. Op de rechterzijde van de kast staat het nummer 266921, op de rechterzijde van de slede staat het nummer C-266921. Bij het pistool bevond zich een patroonhouder. Ten behoeve van het onderzoek zijn met het pistool vijf proefschoten gelost. Hierbij is gebruik gemaakt van patronen van de merken Sellier & Bellot en PMC uit het munitiebestand van het NFI. Tijdens het proefschieten traden geen storingen op.
De nikkelkleurige volmantelkogels [AADV1708NL en AADV1709NL] zijn onderzocht. Zij hebben een massa 4,74 en 4,77 gram. Gezien deze massa’s en de uiterlijke kenmerken passen de kogels het best bij het kaliber 7,65 mm Browning. In de omtrek van de kogels bevinden zich zes naar rechts gerichte groeven. De gemeten groefbreedte is ongeveer 1,0 mm. Deze groeven zijn veroorzaakt door de velden van een loop. Dit betekent dat het betreffende vuurwapen is voorzien van een loop met zes naar rechts draaiende trekken en velden en een veldbreedte van ongeveer 1,0 mm. Het pistool [AADM2256NL], Zastava M70, is voorzien van een dergelijke loop. In de groeven van de kogels bevinden zich kraslijnen die tijdens het afvuren zijn ontstaan.
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de kogels [AADV1708NL en AADV1709NL] en het pistool [AADM2256NL] de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogels zijn afgevuurd uit de loop van het pistool [AADM2256NL] Zastava M70.
Hypothese 4: De kogels zijn afgevuurd uit één of meerdere andere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de sporen in de kogels en die in de proefkogels uit het pistool is gebleken dat de kraslijnen in de groeven van de kogels voor een deel aansluitingen vormen. De waarneming dat de kraslijnen in de kogels en de proefkogels uit het pistool deels aansluiten past bij de hypothese dat de kogels zijn afgevuurd uit de loop van dit pistool (hypothese 3). Op basis van de structuur van de kraslijnen zijn deze sporen als kenmerkend voor de loop van het pistool beoordeeld. Er is daarom slechts een kleine kans om deze mate van aansluiting waar te nemen als de kogels zijn afgevuurd uit een andere loop dan de loop van pistool [AADM2256NL], Zastava M70.
Er zijn aanwijzingen dat de kogels [AADV1708NL en AADV1709NL] afkomstig (kunnen) zijn uit pistool [AADM2256NL], Zastava M70.
In Bijlage 1 wordt de sterkte van de aanwijzingen weergegeven. Daarin is vermeld dat de bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek
waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 3 juist is, dan wanneer hypothese 4 juist is.
De conclusie komt uit de volgende reeks:
De bevindingen van het onderzoek zijn:
- Ongeveer even waarschijnlijk
- Waarschijnlijker
- Zeer veel waarschijnlijker
Wanneer hypothese A juist is, dan wanneer hypothese B juist is.
8. Een deskundigenrapport van het NFI, opgemaakt door ing. R. Hermsen op 28 september 2011, aanvraagnummer 007 (dossierpagina 100940 e.v.).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Kopie van cd-rom [AACC1152NL] met radiologische gegevens van [Se.A.]
Het openingsscherm (patiënt index) van de viewer toont veertien folders. In vier van deze folders werden in totaal vier röntgenfoto’s met een bruikbaar kogelprofiel aangetroffen. De beste weergave wordt op afbeelding 3 getoond, een zijaanzicht van het lichaam. Volgens het bijgeleverde medische rapport is er “[een] kogel aanwezig in de weke delen van de linkerflank”. Op de overige drie foto’s is het kogelprofiel minder duidelijk afgetekend. Het kogelprofiel op afbeelding 3 is door twee onderzoekers opgemeten. De twee bepaalde L/D-verhoudingen 1,63 en 1,65 zijn voldoende met elkaar in overeenstemming. De minimaal gemeten diameter van het kogelprofiel bedraagt 8,0 à 8,1 mm. Het profiel is een vergroting van de werkelijke afmeting zodat de diameter van de kogel in het lichaam kleiner moet zijn dan 8,1 mm. Daarom zijn alle kalibers met een kogeldiameter boven de 8,1 mm uitgesloten. Op basis van deze beperking en de L/D-verhouding van 1,63 tot 1,65 komen de kalibers .22 Short, .22 Long, 7,65 mm Browning en .32 S&W in aanmerking. De kalibers .22 Short en .22 Long zijn in Nederland niet/minder gangbaar.
Het zichtbare kogelprofiel van de kogel in Akpinar past het best bij kogels van de kalibers 7,65 mm Browning en .32 Smith & Wesson. Andere kalibers zijn echter niet geheel uit te sluiten.
Indien deze conclusie in relatie wordt gebracht met de eerder onderzochte munitiedelen en vuurwapens (gerapporteerd op 29 juli 2011) kan het volgende worden gesteld:
De L/D-verhouding van de kogel in Akpinar past het best bij de nikkelkleurige kogels [AADV1708NL en AADV1709NL] waarvan eerder aanwijzingen zijn gevonden dat ze zijn verschoten met het pistool [AADM2256NL], Zastava M70.
9. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik die dag met twee wapens van huis ben weggegaan; een wapen was klein, het andere wapen was zwart. Dat kleine (zilverkleurige wapen) is het wapen dat ik voorafgaand aan de ontmoeting op 4 mei 2011 aan [Ü.A.] heb gegeven. Ik had zelf een tweede wapen bij me. Dat wapen zat in mijn broeksband op mijn rug.
[H.G.] zei dat [Se.A.] en [So.A.], [I.A.] en [B.O.] boven op me zaten te wachten. Ik keek naar boven en zag ze alle vier staan. Boven in het kantoor ontstond direct een discussie tussen [Se.A.] en mij. Toen [I.A.] me weer bij mijn schouder pakte, heb ik hem met mijn linkerarm van me afgeduwd. Tegelijkertijd pakte ik met mijn rechterhand het wapen en richtte het op [I.A.]. Ik pakte dus als eerste een wapen. Ik zag dat [So.A.] een wapen had. Ik heb mijn wapen toen op hem gericht. Op dat moment kwam [G.O.] tussen ons in staan. Hij duwde onze wapens naar beneden en vroeg wat we aan het doen waren. Hij zei dat we onze wapens weg moesten doen. Ik heb daarop mijn wapen naar beneden gedaan. [So.A.] deed dat ook. Toen ik zag dat zij allemaal - [Se.A.], [So.A.] en [B.O.] - bij de deur gingen staan ben ik naar het keukentje gelopen. Ik heb in een reflex geschoten.
Ik heb geschoten totdat er geen kogels meer uit mijn wapen kwamen. Ik heb mijn wapen leeg geschoten. Ik zag dat [Se.A.] met zijn wapen bezig was. Ik zag dat hij het wapen weer om mij wilde richten. Toen ben ik met hem in gevecht geraakt. Ik wilde het wapen van hem afpakken, zodat hij niet op mij kon schieten. Toen ik het van hem had afgepakt, ben ik gevlucht. Ik heb het wapen dat ik van [Se.A.] had afgepakt buiten bij de lantaarn gelegd, samen met het wapen dat ik bij me had.
10. Een proces-verbaal van verhoor van 20 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren T-316 en T-314 (dossierpagina 300232 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 mei 2011 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
de verdachte:
Ik zag dat [Se.A.] met het wapen bezig was. Hij heeft het naar mij gericht. Ik dacht hij gaat weer schieten. Hij kon niet schieten. Het wapen was open en je kon twee goudkleurige kogels bovenop elkaar zien. Op dat moment begreep ik dat het wapen weigerde. Op dat moment begreep ik ook dat er geen kogels meer in mijn wapen zaten. Toen hij met zijn wapen bezig was, keek ik ook naar mijn wapen. Mijn wapen was niet open en het was normaal. Ik probeerde het wapen van hem af te pakken. Uiteindelijk heb ik zijn wapen afgepakt en ben ik naar beneden gerend.
11. Een proces-verbaal van verhoor van 6 mei 2011, opgemaakt door mr. P.B. Martens, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam (dossierpagina 300053 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 mei 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
de verdachte [Ü.A.]:
Het is totaal uit de hand gelopen. Ik ben op 4 mei 2011 met mijn oom [de verdachte] naar Amsterdam gegaan. Bij de moskee in Bos en Lommer ontmoette [de verdachte] nog een man. [de verdachte] is bij die man ingestapt en ik ben met de witte Ford Fiësta van [de verdachte] achter ze aan gereden. Bij Sloterdijk belde [de verdachte] mij en zei: “Parkeer mijn auto hier maar ergens, stap maar bij ons in, ze hoeven mijn auto niet te zien”. Ik wist niets van een afspraak met andere mensen bij de garage. Toen we daar aankwamen begroette [H.G.], de neef van [de verdachte], ons en gingen we naar boven. Boven waren vier mensen aanwezig, van wie ik er één ken als [Se.A.]. Er was spanning. Die vier mannen zeiden dat ze geld kwamen halen van [de verdachte] en [de verdachte] zei: “Nee, ik krijg geld van jullie”. Ze gingen op elkaar af alsof ze wilden vechten. Er kwamen mensen tussen, [H.G.] en zijn broer en de man die bij ons in de auto zat. Die haalden ze uit elkaar. Het leek gesust. De eigenaar zei: “Ga weg, geen ruzie in mijn zaak”. Vervolgens zag ik dat [de verdachte] een vuurwapen in zijn handen had en één van die vier ook. Ik ben achteruit gelopen. Ik zag dat [de verdachte] schoot. Ik denk dat hij als eerste schoot. Hij schoot in de richting van de deur. Daarna heb ik mijn hoofd afgewend en hoorde ik nog meer schoten. Bij de deur was iemand neergevallen. Ik zag dat [Se.A.] en [So.A.] op [de verdachte] afgingen. Er werd van twee kanten geschoten. Ik weet niet hoe vaak. [de verdachte] zei: “Ik ben geschoten, bel een ambulance”. Er moet wel veel zijn geschoten want ik zag dat het magazijn van het pistool van [de verdachte] leeg was. Ik zag zijn pistool namelijk op de grond liggen en dat de slede helemaal naar achter zat. [de verdachte] zei toen tegen mij: “Pak dat pistool”. Ik heb dat pistool opgepakt en aan [de verdachte] gegeven. [de verdachte] heeft de twee wapens bij een lantaarnpaal gelegd. Of [de verdachte] degene was die agressief was? Ja. Het ging om geld. Het ging ook om een auto. Ze spraken zonder respect tegen hem. [de verdachte] kan daar slecht tegen en werd erg boos.
12. Een proces-verbaal van verhoor (het hof begrijpt:) van 24 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren T-314 en T-316 (dossierpagina 300281 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 mei 2011 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
[Se.A.]:
Ik kan me alleen herinneren dat ik ben beschoten. Ik kon dat zien, er zat een gat in mijn blouse en de pijn natuurlijk. Er werd er uit het niets geschoten. [I.A.] viel neer. Volgens mij bij het eerste schot. Hij stond naast mij. Hij stond bij me in de buurt. Wij stonden allemaal naar die kant te kijken, want daar stond [de verdachte]. Ik zag [I.A.] vallen. Hij viel op de grond, ik hoorde hem kreunen en toen was ie weg. Hij was de eerste, daarna viel ik en daarna mijn broertje. Mijn broertje was het laatste schot.
13. Een proces-verbaal van verhoor van 31 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren T-316 en T-314 (dossierpagina 300343 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 mei 2011 tegenover verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring van
[H.G.]:
[de verdachte] was de eerste die een pistool trok en ik zag dat [So.A.] een pistool trok als reactie op het zien van een pistool bij [de verdachte]. Ik heb gezegd dat ik geen ruzie in mijn bedrijf wilde. Ik kreeg hen rustig en had de groep van [Se.A.] en [So.A.] al tot de deur meegekregen. [de verdachte] was achtergebleven bij het raam. [Se.A.] zei op een gegeven moment nog wat. Ik weet niet wat het was maar iets van schelden geloof ik. Ik zag dat [de verdachte] weer in de richting van mij en de groep van [Se.A.] en [So.A.] kwam lopen. Hij had het wapen in zijn hand. Ik was bezig om die groep van vier naar de deur te duwen. [de verdachte] kwam op hen aflopen en toen is dat schot gevallen. De oudere man stond ertussen toen het schot klonk. Ik zag uit mijn ooghoeken dat [de verdachte] het wapen doorlaadde. Hij haalde de slede naar achteren. Hij deed dat toen hij achter de oudere man stond. Hij hield zijn arm omhoog en toen klonk het schot. Ik zag dat hij in de richting van de deur schoot. [I.A.] lag vlak bij de trap, bij de deur. Hij lag met zijn rug tegen de muur leunend, boven aan de trap. Ik weet zeker dat [de verdachte]het eerst een schot loste. Ik zag hem doorladen, zijn arm optillen en vrijwel direct daarna klonk een schot.
14. Een proces-verbaal van verhoor van 14 december 2011, opgemaakt door mr. P.B. Martens, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
de getuige [O.G.]:
Ik heb bij de politie verklaringen afgelegd. Dat was de waarheid.
Ik heb een pistool in de handen van [de verdachte] gezien en ik heb een pistool gezien in de handen van [Se.A.] of [So.A.]. Op een gegeven moment trok [de verdachte] zijn pistool en richtte dat op [Se.A.] of [So.A.]. Hij zei: “Jullie moeten oprotten”. Hierop trok [Se.A.] of [So.A.] ook een pistool en richtte dat op [de verdachte]. [H.G.] en ik hebben op dat moment geprobeerd de boel te sussen. Ik heb gezegd: “Dit is onze zaak, jullie moeten je problemen buiten oplossen”. Ik zei dat tegen de vier jongens die er al waren. [H.G.] probeerde intussen om [de verdachte] te kalmeren. Op dat moment werd het wat rustiger. Het leek voorbij, maar daarna heeft [de verdachte] toch zijn wapen weer op [Se.A.] of [So.A.]gericht en geschoten. Ik hoorde een schot.
Nadere overweging van het hof
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, waaronder met name verdachtes eigen verklaring van 20 mei 2011 af, dat de verdachte op 4 mei 2011 heeft geschoten met de Zastava M70, zijnde het wapen waarmee [So.A.] en [I.A.] zijn gedood en waarmee [Se.A.] is verwond. De verdachte heeft immers verklaard dat hij zijn wapen heeft leeggeschoten en dat hij dat wapen kort daarna bij een lantaarnpaal heeft neergelegd. Bij die lantaarnpaal zijn twee wapens aangetroffen, de reeds hiervoor genoemde Bernadelli en de Zastava M70, waarbij de Zastava was leeggeschoten.