ECLI:NL:GHAMS:2015:171

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
200.137.535/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake onderzoek naar beleid en gang van zaken van Leaderland TTM B.V. en aanverwante vennootschappen

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 14 januari 2015, wordt het verzoek van [verzoeker] om de onderzoekers te dwingen hun onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschappen Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. binnen een bepaalde termijn af te ronden, afgewezen. De Ondernemingskamer had eerder, op 18 maart 2014, een onderzoek bevolen naar het beleid van deze vennootschappen over de periode vanaf 1 oktober 2012. De onderzoekers, mr. F.D. Stibbe en drs. N. van der Noll, hadden aangegeven dat de voortgang van het onderzoek belemmerd werd door het ontbreken van toegang tot belangrijke getuigen, waaronder [Belanghebbende sub 2], die geschorst was als bestuurder. De raadsheer-commissaris oordeelt dat de onderzoekers vrij zijn in de uitvoering van hun taken en dat er geen noodzaak is om hen een termijn op te leggen voor de afronding van het onderzoek. De raadsheer-commissaris wijst het verzoek van [verzoeker] af, omdat er geen relevante feiten zijn die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigen dat onderzoekers hun onderzoek naar eigen inzicht kunnen inrichten. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. Ingelse.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
RAADSHEER-COMMISSARIS ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.137.535/01 OK
beschikking van de raadsheer-commissaris van de Ondernemingskamer van 14 januari 2015
inzake:
[verzoeker],
wonende te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. F.M. Peters en M.D. Hazenberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM II B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM III B.V.,
allen gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS,
advocaten: voorheen:
mrs. E.M. Soerjatinen
M.C. Leijten, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.[Belanghebbende sub 1],

wonend te Poesjkin, Russisiche Federatie,
2.
[Belanghebbende sub 2],
wonende te Sint Petersburg, Russische Federatie,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoff en R.J.T. Kamstra,kantoorhoudende te Amsterdam,

3.[Belanghebbende sub 3],

wonende te Sint Pietersburg, Russische Federatie,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. J.A. Meijer en K. ter Hart, kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [verzoeker];
  • verweersters 1 tot en met 4 gezamenlijk als Leaderland c.s.;
  • belanghebbende 1 als [Belanghebbende sub 1] ;
  • belanghebbende 2 als [Belanghebbende sub 2];
  • belanghebbende 3 als [Belanghebbende sub 3].
1.2
De Ondernemingskamer heeft bij beschikking van 18 maart 2014 onder andere
- een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode vanaf 1 oktober 2012;
- Mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en drs. N. van der Noll te Oosthuizen benoemd tot onderzoekers;
- het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 80.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
- mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar benoemd tot raadsheer-commissaris.
1.3
Bij brief van 15 december 2014 heeft mr. Peters namens [verzoeker] de raadsheer-commissaris verzocht om de onderzoekers ertoe te bewegen, althans aanwijzingen te geven, het onderzoek zo spoedig mogelijk, bij voorkeur voor 31 januari 2015, af te ronden op basis van de informatie zoals die voor de onderzoekers beschikbaar is.
1.4
Bij brief van 23 december 2014 hebben de onderzoekers op het verzoek van [verzoeker] gereageerd.
1.5
Bij brief van 5 januari 2015 heeft mr. Kamstra namens [Belanghebbende sub 1] op het verzoek van [verzoeker] gereageerd en de Ondernemingskamer verzocht om het verzoek af te wijzen.
1.6
Bij emailbericht van 5 januari 2015 heeft mr. Meijer namens [Belanghebbende sub 3] de Ondernemingskamer bericht dat hij de reactie van mr. Kamstra onderschrijft.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [verzoeker] aangevoerd dat:
- het onderzoek in juli is aangevangen, dat er geen merkbare vooruitgang in het onderzoek is;
- dat [verzoeker] heeft begrepen dat er tot nu toe maar drie getuigen zijn gehoord en de administratie van Leaderland c.s. nog niet is opgevraagd en is ingezien;
- het onderzoek zich derhalve nog in fase 1 van de door de onderzoekers opgestelde onderzoeksopzet bevindt en de onderzoekers te kennen hebben gegeven het door [verzoeker] ter beschikking gestelde bedrag van € 80.000 niet voldoende zal zijn;
- een spoedige afronding van het onderzoek van belang is, gegeven de samenhang met de impasse die in het tijdelijk bestuurderschap van Leaderland c.s. is opgetreden;
- er voldoende informatie voorhanden is om binnen het budget een onderzoeksrapport af te scheiden al dan niet van beperkte strekking.
2.2
De onderzoekers hebben in reactie op het verzoek naar voren gebracht dat:
- de (gedeeltelijke) funding van het onderzoek pas in augustus is rondgekomen;
- de voortgang van het onderzoek met name wordt belemmerd omdat het de onderzoekers niet lukt om met [Belanghebbende sub 2], de door de Ondernemingskamer geschorste bestuurder van Leaderland c.s. (verder: [Belanghebbende sub 2], in gesprek te komen en het voor de onderzoekers niet goed mogelijk is om een rapport op te stellen zonder [Belanghebbende sub 2] te horen, aangezien hij bestuurder is geweest in de periode waarop het onderzoek betrekking heeft en voor een belangrijk gedeelte (bestuurlijk) verantwoordelijk is geweest voor de handelingen en besluiten die hebben geleid tot het door [verzoeker] ingediende verzoek;
- de onderzoekers de hoop en verwachting hebben dat een gesprek met [Belanghebbende sub 2] binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden;
- gelet op de beperkte funding en de moeizame omgeving waarin het onderzoek moet plaatsvinden, het rapport slechts onderdelen zal kunnen bevatten van wat onderzocht had moeten worden c.q. kunnen worden in het licht van de beschikking;
- het streven is het rapport binnen een maand nadat de onderzoekers [Belanghebbende sub 2] hebben kunnen horen, te deponeren.
2.3
[Belanghebbende sub 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] geen goede redenen heeft aangevoerd om het verzoek toe te wijzen. Hij heeft in dat verband de stelling van [verzoeker] dat meer dan voldoende informatie voorhanden is om een rapport af te scheiden, betwist. Volgens [Belanghebbende sub 1] is die informatie er niet omdat de onderzoekers nog niet met [Belanghebbende sub 2], hebben gesproken.
2.4
De raadsheer-commissaris oordeelt als volgt.
2.5
Als uitgangpunt geldt dat de onderzoekers vrij zijn in de uitvoering van de hun opgedragen taken en zij het onderzoek naar eigen inzicht inrichten (
zie ook punt 3.2 van de Aandachtspunten, suggesties en aanbevelingen voor onderzoekers in enquêteprocedures). Het is derhalve aan de onderzoekers om te bepalen welke informatie zij voor hun onderzoek nodig hebben, welke personen zij daarbij wensen te horen en hoeveel tijd met het een en ander is gemoeid. De raadsheer-commissaris ziet in het door [verzoeker] gestelde geen relevante feiten of omstandigheden die ertoe nopen van bovenstaand uitgangspunt af te wijken en aan de onderzoekers een aanwijzing op te leggen om het onderzoek binnen bepaalde tijd af te ronden. Voor dat oordeel is van belang dat de onderzoekers een afdoende verklaring hebben gegeven (zie hierboven onder 2.2) over de voortgang van het onderzoek.

3.De beslissing

De raadsheer-commissaris:
wijst het verzoek van [verzoeker] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheer-commissaris, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. P. Ingelse op 14 januari 2015.