ECLI:NL:GHAMS:2015:1707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
4 mei 2015
Zaaknummer
23-005592-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling na voetbalwedstrijd met ernstige verwondingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling van het slachtoffer, die op 2 december 2012 tijdens een voetbalwedstrijd tussen VVV Westzaan en VV Assendelft een klap op zijn kaak heeft gekregen van de verdachte, wat resulteerde in drie gebroken kaakfracturen. Het hof heeft vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer, dat leidde tot een ziekenhuisopname en een operatie, aan het handelen van de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte heeft in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verweren van de raadsman verworpen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een werkstraf van 200 uur. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straffen geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een werkstraf van 150 uur opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade heeft geleden door de mishandeling. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.442,02, bestaande uit € 942,02 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-005592-13
datum uitspraak: 30 april 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-710296-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 6 juni 2014, 16 januari 2015 en 16 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 02 december 2012 te Westzaan, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere, althans een, kaakfractu(u)r(en), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht op/tegen de kaak, althans in/tegen het gelaat, te stompen/slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 02 december 2012 te Westzaan, gemeente Zaanstad, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht op/tegen de kaak, althans in/tegen het gelaat, heeft gestompt/geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere, althans een, kaakfractu(u)(ren)), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde.

Gevoerde verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota primair integrale vrijspraak bepleit en daartoe – kort samengevat en voor zover hier van belang – aangevoerd dat de door de verschillende getuigen afgelegde verklaringen onbetrouwbaar en inconsistent zijn en daarom niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Hij heeft erop gewezen dat er veel tijd is verstreken tussen het voorliggende incident en het moment waarop de verklaringen zijn afgelegd, hetgeen al gerede twijfel met betrekking tot de betrouwbaarheid van die verklaringen oproept. Daarnaast kunnen de getuigen zijn beïnvloed door hetgeen zich heeft voorgedaan in de aanloop naar en op de zitting bij de KNVB en bestaat de mogelijkheid dat meerdere getuigen er belang bij hebben de verdachte als schuldige aan te wijzen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet het opzet heeft gehad om slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen; als de verdachte [slachtoffer] heeft geraakt, is evident dat dit per ongeluk is gebeurd. Het is bovendien niet uitgesloten dat het letsel is ontstaan door een klap die [slachtoffer] even daarvoor van een ander heeft gekregen. [slachtoffer] was bovendien na een betrekkelijk korte periode weer volledig hersteld. Daarom kan, mede gelet op de aard van het letsel, niet gesproken worden van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
De primair door de raadsman ingenomen stellingen berusten vooral op aannames en suggesties, terwijl de inhoud van het procesdossier voor de juistheid van een en ander geen tastbare aanknopingspunten biedt. Daar komt bij dat de voor de verdachte belastende verklaring van de getuige [getuige 1] relatief kort na het voorliggende incident is afgelegd. [1] Deze getuige kan niet zijn beïnvloed door de gebeurtenissen rondom de KNVB-zitting van 20 december 2012. De lezing van [getuige 1] vindt op essentiële onderdelen weerklank in de tot het bewijs gebezigde verklaringen van andere getuigen, zoals die van [getuige 2] [2] , die niet alleen de verdachte, maar ook zichzelf heeft belast. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte [slachtoffer] in de gang naar de kleedkamers met de vuist hard tegen de kaak heeft geslagen.
Ten aanzien van het subsidiair ingenomen standpunt van de raadsman wordt het volgende overwogen.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat [slachtoffer] kort na het staken van de voetbalwedstrijd ook al een flinke klap had gekregen; [getuige 2] heeft hem vlakbij het oor een klap tegen de rechterkaak gegeven, waardoor het [slachtoffer] twee seconden zwart voor de ogen werd en hij duizelig werd. Dit leverde [slachtoffer] veel pijn op, maar hij heeft het toen niet horen kraken. Over de daarna door de verdachte toegediende vuistslag heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte zijn rechterarm naar achteren haalde (naar het hof begrijpt: met zijn tot vuist gebalde hand), vervolgens weer naar voren kwam en [slachtoffer] op de kin raakte. Meer bepaald heeft hij verklaard: “Deze was echt hard. Ik voelde dat hij mij vol raakte op mijn kin. Ik voelde een heftige pijn in mijn kaak. Die tweede klap was zo dusdanig hard dat mijn kaak aan beide kanten pijn deed. Ik had direct door dat het mis was. Ik dacht toen direct dat mijn kaak was gebroken.” [3]
Het letsel dat [slachtoffer] op 2 december 2012 heeft bekomen bestaat uit drie kaakbreuken: collum mandibulae fracturen aan beide zijden en een paramediaan fractuur aan de linkerzijde. De kaken moesten onder volledige narcose worden ingebonden met spalken en [slachtoffer] is vier dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest. Aansluitend zijn diens onder- en bovenkaak gedurende 6 weken aan elkaar gefixeerd geweest met behulp van elastieken en heeft hij dientengevolge gedurende enige tijd louter vloeibaar voedsel tot zich kunnen nemen. Naar het oordeel van het hof is het letsel onder genoemde omstandigheden naar gewoon spraakgebruik van voldoende gewicht om als zwaar lichamelijk letsel te kunnen worden betiteld.
Gelet op de waarneming van [slachtoffer] dat de door [getuige 2] toegediende klap aan de rechterzijde van de kaak weliswaar veel pijn opleverde, maar hij het toen niet heeft horen kraken en dat de door de verdachte gegeven klap ‘echt hard’ was, [slachtoffer] vol op de kin raakte, waarna zijn kaak aan beide kanten pijn deed en [slachtoffer] toen direct dacht dat zijn kaak was gebroken, staat voor het hof vast dat het de vuistslag van de verdachte is geweest die de breuken in de kaak van [slachtoffer] hebben veroorzaakt.
De stelling dat de verdachte de kaak van [slachtoffer] per ongeluk heeft geraakt wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 2 december 2012 te Westzaan, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere kaakfracturen, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht tegen de kaak te stompen.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit arrest gehechte bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van een jaar en een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met aftrek van voorarrest met een proeftijd van twee jaar en tot een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep in het kader van een strafmaatverweer aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen dienen te worden bij de eventuele oplegging van een straf. De verdachte is nog nooit met politie en justitie in aanraking geweest, werkt hard en heeft kinderen. Door dit incident is ook hem, evenals [slachtoffer], het plezier in voetballen ontnomen. De raadsman heeft voorgesteld de verdachte een werkstraf van 100 uur op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door na een onverkwikkelijk verlopen en vroegtijdig afgebroken voetbalwedstrijd een tegenstander een vuistslag op zijn kaak te geven, waardoor kaakfracturen zijn ontstaan. Hierdoor moest het slachtoffer geopereerd worden aan zijn kaak en heeft hij langdurig pijn en groot ongemak ondervonden. Op de terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het slachtoffer vanwege het handelen van de verdachte zijn liefde voor het actief beoefenen van de voetbalsport geheel is verloren. Door recente gewelddadigheden op en rond het voetbalveld krijgt de sport een slechte naam en worden de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij vergroot. De verdachte heeft door zijn handelen ook hieraan een bijdrage geleverd, voor welke bijdrage hij overigens geen verantwoordelijkheid neemt. Dit rekent het hof hem zeer aan.
Het hof heeft gelet op de straf die ter zake van zware mishandeling pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, ziet het hof echter aanleiding om bij de in onvoorwaardelijke vorm op te leggen straf te kiezen voor een taakstraf. Gelet op de ernst van het bewezene en ter normbevestiging zal het hof tevens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een (voorwaardelijke) gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.242,02, bestaande uit een bedrag van € 2.300,00 ter vergoeding van immateriële schade en een bedrag van € 942,02 ter vergoeding van materiële schade . De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.442,02. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Ten aanzien van de gestelde materiele schade wordt nog overwogen dat die schade door de benadeelde partij is onderbouwd. Met betrekking tot de gederfde inkomsten blijkt daaruit dat hij werkzaam was voor Telegraaf Media Groep op freelance basis en niet, zoals door de verdediging is gesteld, op basis van een arbeidsovereenkomst. Voor het overige heeft de verdediging de opgevoerde derving van inkomsten in het licht van de onderbouwing van de vordering onvoldoende gemotiveerd betwist. De overige materiele schade is ongemotiveerd betwist.
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld omtrent de aard en de gevolgen van het door de benadeelde partij bekomen letsel is genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Het hof zal deze schade naar maatstaven van en billijkheid waarderen op € 1.500,00 en zal het aan immateriële schade meer gevorderde afwijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.442,02 (tweeduizend vierhonderdtweeënveertig euro en twee cent) bestaande uit € 942,02 (negenhonderdtweeënveertig euro en twee cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.442,02 (tweeduizend vierhonderdtweeënveertig euro en twee cent) bestaande uit € 942,02 (negenhonderdtweeënveertig euro en twee cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. H.W.J. de Groot en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. A.M.R. Karsemeijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 april 2015.
[pv]
.

Bijlage

1. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-1 van 14 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] met als bijlagen medische verklaringen (doorgenummerde pagina’s 29 en 30).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 december 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
aangever [slachtoffer]:
In deze aangifte verwijs ik naar bijgevoegd stuk. Hierin staat in eigen woorden beschreven wat er op 2 december 2012 bij VVV Westzaan te Westzaan, gemeente Zaanstad heeft plaatsgevonden.
2. Een geschrift, te weten een bij het onder 1 genoemde proces-verbaal als bijlage gevoegde verklaring (doorgenummerde pagina’s 31 en 32), voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Tijdens de wedstrijd verliep niet alles sportief. Op een gegeven moment werd de wedstrijd gestaakt. We liepen naar de kleedkamers toe. Daarna werd er weer geprovoceerd. Ik probeerde ze rustig te krijgen en bij hun eigen kleedkamer te houden. Een moment later komt er vanaf rechts een vuist om twee spelers heen vliegen, rechtstreeks op mijn kin.
3. Een geschrift, te weten een medische verklaring van M.H.T. de Ruiter, arts-assistent MKA-chirurgie, en R.C. Apperloo, MKA-chirurg, beiden verbonden aan het AMC te Amsterdam, van 24 december 2012, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Van 2 tot en met 6 december 2012 was [slachtoffer] opgenomen op onze afdeling als patiënt. De diagnose is een paradefractuur: een paramediaan fractuur links en beiderzijds een collum mandibulae fractuur. In algehele anesthesie werden spalken ingebonden. Vervolgens is middels open repositie en interne fixatie (2x4-gats 1.0 mm platen) de fractuur gefixeerd. De patient zal gedurende 6 weken intermaxillair gefixeerd blijven op de elastieken.
4. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-9 van 3 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 36 en verder).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 januari 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
aangever [slachtoffer]:
Op 2 december 2012 stond ik in de gang van de kleedkamer. Ik hield twee spelers van Assendelft tegen. Ik zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) naar de twee spelers die ik tegenhield kwam rennen. Ik zag dat hij stilstond achter de speler rechts voor mij. Ik zag dat hij zijn beide handen tot een vuist balde en een gevechtshouding aannam. Ik zag dat hij zijn rechterarm naar achteren haalde en vervolgens weer naar voren kwam. Hij raakte mij hard op mijn kin. Deze was echt hard. Ik voelde dat hij mij vol raakte op mijn kin. Ik voelde een heftige pijn in mijn kaak. Die tweede klap (het hof begrijpt: de klap van de verdachte in tegenstelling tot de eerder door [getuige 2] gegeven klap) was zo dusdanig hard dat mijn kaak aan beide kanten pijn deed. Ik had direct door dat het mis was. Ik dacht toen direct dat mijn kaak was gebroken. Door die klap zit er ook een tand los. Toen ik terugdraaide zag ik dat hij nog steeds in de gevechtshouding stond.
Ik heb 1,5 week elastiekjes in mijn mond gehad, waardoor ik niet kon praten of mijn mond kon openen. Ik kon dus ook niet eten, alles moest vloeibaar. Daarom ben ik 7 kilo afgevallen. Daarna kreeg ik andere elastiekjes en kon ik weer iets normaler eten. De laatste week was het alleen het ijzerwerk dat in mijn mond zat. Op 2 januari 2013 is de rest van de beugel eruit gehaald. Ik kan nog geen kracht zetten met mijn mond. De eerste weken heb ik continu pijn gehad.
5. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-2 van 7 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 46 en verder).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 december 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
Op 2 december 2012 moesten wij een voetbalwedstrijd spelen tegen VVV Westzaan in Westzaan. Ik ben zelf speler van VV Assendelft 5. Na de wedstrijd ontstond er tumult. Ik zag dat het groepje uit elkaar werd gehaald. Vervolgens ging ongeveer de helft van elk team naar binnen. Ik hoorde buiten dat er binnen weer tumult was. Nadat het weer rustig was, ben ik naar binnen gegaan. In de kleedkamer zag ik dat [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) met zijn hand schudde. Dit was schudden van pijn in je hand. Ik vroeg aan [verdachte] wat er aan de hand was. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij iemand een klap had gegeven.
6. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-28 van 4 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 61 en verder).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 februari 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 3]:
Op 2 december 2012 begon de voetbalwedstrijd tussen VV (het hof begrijpt: VVV) Westzaan 4 en VV Assendelft 5 wat rommelig. Ik zag dat een jongen van Westzaan, die buiten had gezegd dat hij een klap had gekregen (het hof begrijpt: [slachtoffer]) en [verdachte] tegenover elkaar stonden. Ik zag dat die jongen van Westzaan achterover viel op z’n kont. Ik zag [verdachte], voordat of gelijktijdig dat die jongen viel, een beweging maken. Het was duidelijk dat die jongen viel door de beweging van [verdachte]. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij hem vol op zijn gezicht had geslagen.
7. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-17 van 30 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 223 en verder).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 januari 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
verdachte [getuige 2]:
Ik was grensrechter bij de wedstrijd VV (het hof begrijpt: VVV) Westzaan 4 – VV Assendelft 5. Na de wedstrijd gingen we het veld af. Toen [verdachte] de kleedkamer binnen kwam zag ik dat hij zijn rechterhand, denk ik, schudde. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij hem vol geraakt had.
8. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-32 van 13 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 69 en verder).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 februari 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 2]:
Na de voetbalwedstrijd op 2 december 2012 tussen VVV Westzaan 4 en VV Assendelft 5 was er een opstootje. Ik liep met [verdachte] op de jongens af en we riepen dat ze moesten kappen met schelden. De jongen die voor mij stond duwde een beetje naar [verdachte] en mij. Op een gegeven moment werd er weer gescholden met het woord ‘kanker’. Ik zag dat [verdachte] meteen uithaalde. Ik zag dat hij die jongen die een beetje duwde, een klap gaf. Het was een goede tik met zijn vuist. De jongen werd in zijn gezicht geraakt. Ik zag dat die jongen achteruit viel en op zijn kont terecht kwam.
9. Een proces-verbaal met nummer PL11SU 2012079198-26 van 2 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 51 en verder).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 februari 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 4]:
Ik ben getuige geweest van een incident bij een voetbalwedstrijd tussen VV Assendelft 5 en VV (het hof begrijpt: VVV) Westzaan 4 op 2 december 2012. De wedstrijd werd voortijdig beëindigd. Bij het teruglopen waren meerdere spelers van beide teams met elkaar in discussie. Ik liep achter de laatste spelers van Westzaan aan naar de kleedkamer. Ik hoorde het woord ‘kanker’ vallen. We werden kwaad en ondertussen liepen wij richting de spelers van Westzaan. Voor mij liep [verdachte]. Wij werden tegengehouden door een jongen. Toen zag ik opeens dat [verdachte] - hij stond voorop schuin links voor mij - die jongen een klap gaf. Dat was een rechtse. We hebben stilgestaan en op dat moment zag ik dat [verdachte] met zijn rechterarm hard uithaalde naar deze jongen. Hij heeft de jongen op zijn kaak geraakt. Ik zag dat de jongen wegviel.
Bewijsoverweging
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreffende, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van een ander bewijsmiddel.

Voetnoten

1.Dossierpagina 46.
2.Dossierpagina 226.
3.Dossierpagina 39.