ECLI:NL:GHAMS:2015:163

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
200.145.353-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen notaris wegens slordig en onprofessioneel handelen bij opstellen van verklaring van erfrecht en akte van levering

In deze tuchtprocedure heeft klager de notaris verweten dat hij slordig en onprofessioneel heeft gehandeld bij het opstellen van de verklaring van erfrecht en de akte van levering. Klager beschrijft de notaris als een 'blundernotaris' en stelt dat de notaris een rookgordijn heeft opgeworpen door conservatoir beslag te leggen onder de dekmantel van andere erfgenamen. Klager eist dat de notaris verantwoordelijk wordt gehouden voor de gemaakte onkosten en de geleden (im)materiële schade. De kamer heeft klager in zijn klacht op één onderdeel niet-ontvankelijk verklaard en op drie onderdelen gegrond verklaard, met als gevolg een schorsing van de notaris voor de duur van een week. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de notaris inderdaad fouten heeft gemaakt in de verklaring van erfrecht, maar dat de kwalificatie 'blundernotaris' niet terecht is. Het hof oordeelt dat de notaris zich heeft ingespannen om de verkoopopbrengst van het appartement terug te krijgen en dat zijn verzoek tot beslaglegging niet onredelijk was. Uiteindelijk legt het hof de maatregel van waarschuwing op aan de notaris, maar verklaart de overige klachten ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.145.353/01 NOT
nummer eerste aanleg : 13-22
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 januari 2015
inzake
[appellant],
notaris te [plaats],
appellant,
gemachtigden: mr. L.H. Rammeloo en F. van der Brugge, advocaten te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats], gemeente [naam],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. W.J.G. Schröder, advocaat te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 16 april 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 26 maart 2014 (ECLI:NL:TNORDHA:2014:9). De kamer heeft in de bestreden beslissing geïntimeerde (hierna: klager) in zijn klacht op één onderdeel niet-ontvankelijk verklaard en die klacht op drie onderdelen gegrond verklaard, en daarbij aan de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van een week opgelegd.
1.2.
De notaris heeft een aanvullend beroepschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klager heeft een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De notaris en klager hebben nadere stukken bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 oktober 2014. De notaris en klager zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. De notaris heeft ter zitting een e-mail van 29 mei 2009 van[naam] aan hem en een kopie van de hierna nader te noemen verklaring van erfrecht van 9 juli 2009 overgelegd, welke stukken door het hof (met instemming van klager) bij de processtukken zijn gevoegd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 29 december 2008 is [naam] (hierna: erflaatster) te [plaats] overleden. De enige nog in leven zijnde broer van erflaatster is [X] (hierna: [X]), de vader van [Y] (hierna: [Y]). Klager is de levenspartner van [Y]
3.2.2.
Erflaatster had de Amerikaanse nationaliteit. Tot de nalatenschap van erflaatster hoorden onder meer een appartementsrecht te [plaats] en een rekening bij de Rabobank. [X], woonachtig in de Verenigde Staten (VS), heeft aan [Y] een boedelvolmacht verleend om de nalatenschap van erflaatster in Nederland af te wikkelen. De boedelvolmacht is door de notaris opgesteld.
3.2.3.
Bij beslissing van 4 mei 2009 heeft the Superior Court of California, County of San Diego, [X] benoemd tot Administrator van de nalatenschap van erflaatster. De functie van Administrator is min of meer vergelijkbaar met de functie van executeur naar Nederlands recht. [X] heeft aan het advocatenkantoor Trent Thompson and Associates in Hermet (VS) de opdracht verstrekt de nalatenschap van erflaatster af te wikkelen. Dit advocatenkantoor heeft [X] in eerste instantie per abuis beschouwd als enig erfgenaam van erflaatster.
3.2.4.
Op 9 juli 2009 heeft de notaris op verzoek van [X] een verklaring van erfrecht afgegeven. In die verklaring is opgenomen dat erflaatster ten tijde van haar overlijden de Nederlandse nationaliteit had, zij nimmer gehuwd noch geregistreerd als partner is geweest en dat blijkens voormelde beslissing van the Superior Court [X] enig en algeheel erfgenaam van erflaatster is.
3.2.5.
Eind 2010 is het tot de nalatenschap behorende appartementsrecht verkocht. Op 15 maart 2011 heeft de notaris de akte van levering met betrekking tot dit appartementsrecht gepasseerd. Hierbij is de notaris ervan uitgegaan dat [X] bevoegd was om met uitsluiting van ieder ander zelfstandig te beschikken over de bestanddelen van de nalatenschap van erflaatster. De verkoopopbrengst is door de notaris op een gezamenlijke bankrekening van [Y] en klager gestort.
3.2.6.
Eind 2011 heeft de notaris contact gehad met[naam] (hierna: [naam]) die ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap in California met de in Nederland wonende erfgenamen contact heeft gezocht en hun in die procedure verder heeft bijgestaan. [naam] heeft de notaris erop gewezen dat er naast [X] nog meer personen tot de nalatenschap van erflaatster gerechtigd waren, namelijk de kinderen van de vooroverleden broers en zusters van erflaatster.
3.2.7.
Daarop heeft in januari 2012 een gesprek tussen de notaris, klager en [Y] plaatsgevonden over deze kwestie, onder meer over het belang van de restitutie van de verkoopopbrengst van het appartement op een rekening van de notaris. Aan dit laatste heeft de notaris [Y] verschillende keren per brief en per e-mail herinnerd. Restitutie heeft niet plaatsgevonden.
3.2.8.
De notaris en de maatschap waartoe hij behoort hebben vervolgens conservatoir beslag doen leggen op een aan [Y] en klager in gezamenlijk eigendom toebehorende registergoed en hun gezamenlijke bankrekening.

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft slordig en onprofessioneel gehandeld bij het opstellen van de verklaring van erfrecht en de akte van levering. De notaris is in de ogen van klager een “blundernotaris”.
ii. De notaris heeft een rookgordijn opgeworpen door onder de dekmantel van de andere erfgenamen conservatoir beslag te doen leggen en daarmee zijn eigen handelwijze te verbloemen. Dit is nadelig voor alle betrokkenen. Een notaris dient de belangen van alle partijen te behartigen en behoort geen partij te kiezen voor een deel van de erfgenamen.
Verder wenst klager de notaris verantwoordelijk stellen voor de gemaakte onkosten en de geleden (im)materiële schade.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Formeel
Partij bij deze procedure
6.1.
Ter zitting in hoger beroep heeft klager aangevoerd in deze procedure ook namens [X] en [Y] op te treden en dat klager beschikt over notariële volmachten waaruit die bevoegdheid blijkt. Het hof overweegt dat klager de klacht op eigen titel bij de kamer heeft ingediend. Dit betekent dat [X] en [Y] niet als (mede)klagers in deze tuchtprocedure kunnen worden aangemerkt.
Ontvankelijkheid
6.2.
Voor zover klager verzoekt om de notaris aansprakelijk te houden voor de gemaakte onkosten en de geleden (im)materiële schade, dient hij in dat verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard. De tuchtprocedure voorziet niet in die mogelijkheid.
6.3.
In hoger beroep heeft klager een nieuwe klacht geformuleerd met betrekking tot een door de notaris op 12 maart 2012 opgestelde verklaring van erfrecht. Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) dient het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klager zal daarom in zijn nieuwe klacht
niet-ontvankelijk worden verklaard. Het hof zal zich dus beperken tot het beoordelen van de klachten zoals die in eerste aanleg zijn geformuleerd en hiervoor onder 4. zijn weergegeven.
6.4.
De notaris heeft aangevoerd dat klager geen enig redelijk - eigen - belang heeft bij zijn klacht en daarom in zijn klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6.4.1.
Het hof overweegt dat gelet op het tijdstip van indiening van de klacht, op 5 maart 2013, de ontvankelijkheid van klager moet worden beoordeeld naar de per 1 januari 2013 gewijzigde tekst van artikel 99 lid 1 Wna, die - voor zover van belang - luidt als volgt:
“Klachten (…) kunnen (…) door een ieder met enig redelijk belang worden ingediend (…).”
In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27) van het gewijzigde artikel 99 lid 1 Wna zoals dit in 2013 in werking is getreden, is tot uitgangspunt genomen dat er een ruim belanghebbendenbegrip geldt. Een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is, aldus de wetsgeschiedenis, een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep.
6.4.2.
Het hof stelt vast dat klager geen partij is bij de door de notaris opgestelde verklaring van erfrecht en/of de akte van levering van het appartementsrecht en dat klager daaraan ook anderszins geen rechten kan ontlenen. Klager is evenmin de opdrachtgever van de notaris. [X] is als erfgenaam van erflaatster rechtstreeks belanghebbende bij de door de notaris verrichte werkzaamheden ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster.
[Y] is gevolmachtigd om namens [X] de nalatenschap van erflaatster in Nederland af te wikkelen. Naar het oordeel van het hof heeft [Y] als vertegenwoordiger van zijn vader een redelijk belang bij toetsing van het handelen van de notaris in dezen. De notaris is immers bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster in Nederland betrokken. Klager is de levenspartner van [Y] Gelet op deze verbondenheid heeft klager daarom naar het oordeel van het hof een indirect of afgeleid belang. Hierbij is van belang dat vast is komen te staan dat [Y] de klacht ondersteunt. Bovendien hebben de door de notaris verrichte werkzaamheden ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster rechtstreeks gevolgen voor klager gehad. De verkoopopbrengst van het appartement is op de gezamenlijke rekening van [Y] en klager gestort. Op die rekening en op de aan [Y] en klager gezamenlijk in eigendom toebehorende woning heeft de notaris conservatoir beslag doen leggen. Daarnaast is klager bij alle gesprekken van [Y] en [X] met de notaris aanwezig geweest.
Dit betekent dat klager gerechtigd is te klagen over de door de notaris opgestelde verklaring van erfrecht en de akte van levering van het appartementsrecht en over het handelen van de notaris ter zake van de beslaglegging.
Klager kan daarom in zijn klacht worden ontvangen.
Anders dan de kamer beschouwt het hof de kwalificatie van klager dat de notaris ‘een blundernotaris’ is niet als een afzonderlijk klachtonderdeel. Het hof begrijpt dat deze kwalificatie ziet op de handelwijze van de notaris bij het opmaken en passeren van voormelde akten, zoals klager ook ter zitting heeft bevestigd.
Inhoudelijk
Klachtonderdeel i.
6.5.
De kamer heeft overwogen dat vast is komen te staan dat in de verklaring van erfrecht van
9 juli 2009 een aantal onjuistheden staat, zoals de vermelding dat erflaatster ten tijde van haar overlijden de Nederlandse nationaliteit had (terwijl zij blijkens het door de notaris geraadpleegde uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) Amerikaans staatsburger was), de vermelding dat [X] bij beslissing van het Superior Court tot enig en algeheel erfgenaam was benoemd (terwijl hij bij die beslissing tot executeur was benoemd) en de vermelding dat erflaatster nooit gehuwd is geweest (terwijl in de door de notaris opgestelde boedelvolmacht stond dat erflaatster weduwe is van [naam]). Vervolgens is de notaris bij het opstellen van de akte van levering van het appartementsrecht uitgegaan van de inhoud van de door hem afgegeven verklaring van erfrecht, waarin een aantal onjuistheden voorkwamen. Anders dan hij tot uitgangspunt nam, was [X] niet enig erfgenaam en dus niet alleen bevoegd tot leveren van het appartementsrecht. Gelet op het voorgaande is sprake van een opeenstapeling van fouten van de notaris en moet de conclusie luiden dat de notaris zeer onzorgvuldig heeft gehandeld. Daaraan doet niet af dat [X] en [Y] (wellicht) al eerder dan eind 2011 wisten dat in de verklaring van erfrecht en de akte van levering fouten stonden en dat zij de notaris daarvan op de hoogte hadden kunnen stellen. Het maken van zoveel fouten is tuchtrechtelijk laakbaar, zoals de kamer ook heeft overwogen.
Het hof verenigt zich met dat oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. De kamer heeft klachtonderdeel i. in zoverre terecht gegrond verklaard.
6.6.
Weliswaar staat vast dat de notaris bij het opmaken en passeren van de verklaring van erfrecht en de akte van levering fouten heeft gemaakt, maar dat rechtvaardigt niet de algemene kwalificatie ‘blundernotaris’. De notaris heeft op de door hem opgestelde verklaring van erfrecht - met enkele onjuistheden - voortgeborduurd door bij de akte van levering ervan uit te gaan dat [X] bevoegd was om zelfstandig te beschikken over de bestanddelen van de nalatenschap van erflaatster en door vervolgens de verkoopopbrengst van het appartementsrecht op een gezamenlijke bankrekening van [Y] en klager te storten. Klachtonderdeel i. zal daarom op dit punt ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.7.
Het hof is genoegzaam gebleken dat de notaris zich, nadat hij eind 2011 door [naam] op het bestaan van de andere erfgenamen dan [X] was gewezen, heeft ingespannen om de verkoopopbrengst van het appartement teruggestort te krijgen. Vast staat dat de notaris onmiddellijk contact heeft opgenomen met [Y] om de kwestie te bespreken en dat hij in januari 2012 met [Y] en klager hierover op zijn kantoor een gesprek heeft gehad. In zijn brief van 23 januari 2012 heeft de notaris [Y] er nogmaals op gewezen dat de verklaring van erfrecht van 9 juli 2009 onjuist is en hem aanbevolen en verzocht om de verkoopopbrengst van het appartement op zijn derdengeldrekening terug te storten. Toen een reactie op deze brief uitbleef, heeft de notaris bij brief van 3 februari 2012 en e-mail van 6 februari 2012 geprobeerd hierover met [Y] in contact te komen. Vervolgens heeft de advocaat van de notaris bij brief van 15 februari 2012 [X] en [Y] nogmaals met klem verzocht om de verkoopopbrengst terug te storten op de derdengeldrekening van de notaris.
Dat de notaris, toen een reactie en ook terugbetaling van de verkoopopbrengst uitbleef, vervolgens - op eigen titel - toestemming voor het leggen van conservatoir beslag op aan [X] en [Y] toebehorende vermogensbestanddelen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank [plaats] heeft verzocht, acht het hof gezien de opstelling van [Y] en klager allerminst onredelijk. Immers, niet valt in te zien waarom [Y] en klager niet op het eerste verzoek van de notaris tot terugstorting van de verkoopopbrengst op de derdengeldrekening van de notaris zijn overgegaan, en bovendien hadden [Y] en klager aan de notaris medegedeeld op korte termijn naar de VS af te reizen om zich daar te vestigen. Dat de notaris hierin een gevaar voor onttrekking van tot de nalatenschap behorende gelden zag, acht het hof niet onbegrijpelijk.
De notaris heeft het beslagrekest op eigen naam bij de voorzieningenrechter van de rechtbank [plaats] ingediend. Van een opdracht van de andere erfgenamen om hiertoe over te gaan, is het hof niet gebleken. Naar het oordeel van het hof heeft een notaris in situaties als de onderhavige een eigen belang om eventuele schade voortvloeiend uit zijn handelwijze zoveel mogelijk te beperken, hetwelk de beslaglegging rechtvaardigt. Het verwijt van klager dat de notaris namens de andere erfgenamen is opgetreden en daarmee partijdig heeft gehandeld, is niet aannemelijk gemaakt. Het hof is verder van oordeel dat in het beslagrekest de zaak volledig uit de doeken is gedaan nu daarin duidelijk naar voren komt dat de door de notaris opgestelde verklaring van erfrecht en de akte van levering onjuistheden bevatten, zodat niet kan worden geoordeeld dat de notaris door het doen leggen van het conservatoir beslag een rookgordijn heeft opgeworpen om zijn handelwijze ter zake van het opstellen van die akten te verbloemen, zoals klager de notaris verwijt. Het voorgaande betekent dat klachtonderdeel ii. ongegrond wordt bevonden.
6.8.
Uit het vooroverwogene volgt dat alleen het onderdeel van klacht i. met betrekking tot de handelwijze van de notaris bij het opmaken en passeren van de verklaring van erfrecht en de akte van levering gegrond is. Nu de notaris niet eerder klachtwaardig heeft gehandeld en zich onmiddellijk nadat hij met de fouten in de akten bekend geworden was heeft ingespannen om zijn fouten te herstellen - hetgeen niet gelukt is omdat klager en [Y] in gebreke zijn gebleven de koopsom van het appartement terug te storten - is het hof van oordeel dat volstaan kan worden met het opleggen van de maatregel van waarschuwing.
6.9.
Het hof komt (deels) tot een andere beslissing dan de kamer. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer in zijn geheel vernietigen en opnieuw beslissen.
6.10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.11.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om te oordelen dat de notaris aansprakelijk is voor de gemaakte onkosten en de geleden schade;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn in hoger beroep nieuw geformuleerde klacht;
- verklaart klachtonderdeel i. gegrond op het punt dat de notaris slordig en onprofessioneel
heeft gehandeld bij het opstellen van de verklaring van erfrecht en de akte van levering;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart klachtonderdeel i. ongegrond op het punt dat de notaris als ‘blundernotaris’ kwalificeert;
- verklaart klachtonderdeel ii. ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015 door de rolraadsheer.