ECLI:NL:GHAMS:2015:134

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
106.007.596/1 OK en 106.007.646/1 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen vanwege een minnellijke regeling tussen partijen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2015 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Carmeuse North America B.V. (CNA). Dit onderzoek was bevolen op 14 maart 2003, en er waren verschillende onmiddellijke voorzieningen getroffen. Gedurende de jaren die volgden, zijn er meerdere beschikkingen geweest die betrekking hadden op de benoeming van een bestuurder en de beëindiging van deze voorzieningen. Op 22 december 2004 hebben de betrokken partijen een minnelijke regeling bereikt, wat leidde tot het verzoek om het onderzoek te beëindigen. De Ondernemingskamer heeft, na het ontvangen van bevestigingen van de betrokken partijen dat er geen bezwaren waren tegen de beëindiging, besloten het onderzoek en de getroffen voorzieningen per heden te beëindigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: voorheen 1122/2002, 1193/2002, 626/2003 en 776/2004, thans 106.007.596/1 OK en 106.007.646/1 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 19 januari 2015
inzake
1. de vennootschap naar Belgisch recht
CARFIN S.A.,
gevestigd te Louvain-la-Neuve, België,
2. de naamloze vennootschap
LVI HOLDING N.V.,
gevestigd te Gouda,
3. de vennootschap naar het recht van Gibraltar
ALANTIC INVESTMENTS LTD,
gevestigd te Queensway, Gibraltar,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mrs. J. Fleming en M.J.J. de Bontridder,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARMEUSE NORTH AMERICA B.V.,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de vennootschap naar Frans recht
FINARGE 27,
gevestigd te Issy-les-Moulineaux, Frankrijk,
2. de vennootschap naar Frans recht
FINARGE 30,
gevestigd te Issy-les-Moulineaux, Frankrijk,
3. de vennootschap naar Engels recht
REDLAND INTERNATIONAL LTD,
gevestigd te Dorking, Surrey, Engeland,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar eerdere beschikkingen in deze zaak van 14 maart 2003, 25 juni 2003, 14 april 2004 en 18 augustus 2004.
1.2
Bij beschikking van 14 maart 2003 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Carmeuse North America B.V. (hierna: CNA), mr. J.A. Nagtegaal (hierna: Nagtegaal) benoemd teneinde voormeld onderzoek te verrichten en bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding mr. E. Heiden (hierna: Heiden) benoemd tot bestuurder van CNA.
1.3
Bij beschikking van 25 juni 2003 heeft de Ondernemingskamer met onmiddellijke ingang de benoeming van Heiden tot bestuurder van CNA en de daarmee samenhangende onmiddellijke voorzieningen beëindigd en Heiden benoemd tot adviseur van het bestuur van CNA en aan hem een aantal bijzondere taken toegekend.
1.4
Bij beschikking van 18 augustus 2004 heeft de Ondernemingskamer met onmiddellijke ingang de bij haar beschikking in deze zaak van 25 juni 2003 getroffen onmiddellijke voorzieningen beëindigd en bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding Heiden benoemd tot bestuurder van CNA.
1.5
Bij brief van 7 januari 2005 heeft mr. Van den Muijsenbergh namens Finarge 27, Finarge 30 en Redland International Limited en op verzoek van mr. Fleming, optredende voor Carfin S.A., LVI Holding N.V. en Atlantic Investments Limited verzocht om – zakelijk weergegeven – het onderzoek te beëindigen, omdat partijen op 22 december 2004 een minnelijke regeling hebben bereikt.
1.6
Bij brief van 17 juli 2006 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer (verder: de secretaris) aan Nagtegaal onder andere bericht:
“Het is alweer enige tijd geleden dat wij telefonisch contact hadden over bovengenoemde zaak. U liet mij toen weten dat u nog met partijen in overleg was teneinde volledige betaling van uw salaris en kosten te verkrijgen.
Ik hoop dat dit overleg inmiddels tot het gewenste resultaat heeft geleid en ik verzoek u vriendelijk mij te berichten of tot beëindiging van de zaak kan worden overgegaan.
1.7
Op 25 juli 2007 heeft Nagtegaal aan de secretaris laten weten dat zijn salaris en kosten nog niet volledig betaald zijn en dat hij nog in overleg is met partijen.
1.8
Op 1 november 2007 heeft Nagtegaal aan de secretaris laten weten dat hij in gesprek is met CNA en dat er nog discussie is tussen partijen wie Nagtegaal’s slotdeclaratie zal betalen en dat hij de Ondernemingskamer hierover nader zal informeren.
1.9
Op 23 mei 2012 heeft Nagtegaal aan de secretaris medegedeeld dat hij de secretaris nader zal informeren over de hoogte van het nog onbetaalde bedrag aan salaris en kosten.
1.1
Op 16 oktober 2012 heeft Nagtegaal aan de secretaris laten weten dat hij zal inventariseren welk bedrag aan salaris en kosten hij nog te vorderen heeft en dat hij de Ondernemingskamer op korte termijn daarover zal berichten opdat de Ondernemingskamer een vergoeding kan vaststellen.
1.11
Eind november 2014 heeft Nagtegaal aan de secretaris laten weten dat het voor hem niet meer mogelijk is om de hoogte van het nog onbetaalde bedrag aan salaris en kosten te achterhalen.
1.12
Bij brief van 18 november 2014 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer aan partijen, met kopie aan Nagtegaal en Heiden, onder ander bericht:
“Het is de Ondernemingskamer gebleken dat ondanks voormeld verzoek tot beëindiging van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening in deze zaak tot op heden niet heeft plaatsgevonden. Verder heeft de Ondernemingskamer al gedurende lange tijd niets meer van (advocaten van) partijen vernomen.
In dit verband verneem ik daarom graag van u of partijen instemmen met beëindiging van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening in deze zaak.
Mochten hiertegen bezwaren bestaan, dan verzoek ik u dit schriftelijk (per brief, fax of e-mail) en gemotiveerd uiterlijk maandag 12 januari 2015 kenbaar te maken aan de Ondernemingskamer.”
1.13
Heiden heeft op 18 december 2014 aan het secretariaat van de Ondernemingskamer medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen beëindiging van het onderzoek en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen.
1.14
Mr. Van den Muijsenbergh heeft bij e-mailbericht van 23 december 2014 aan de Ondernemingskamer onder andere medegedeeld:
“Hierbij bericht ik u dat de betreffende zaak, alweer geruime tijd geleden, in der minne tot een regeling is gekomen.
Zowel het onderzoek als de in de zaak getroffen onmiddellijke voorzieningen kunnen derhalve beëindigd worden, voorzover die al niet beëindigd zouden zijn.”
1.15
Nagtegaal heeft op 13 januari 2015 aan de secretaris van de Ondernemingskamer medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen beëindiging van het onderzoek en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen.

2.De gronden van de beslissing

Nu partijen een minnelijke regeling hebben getroffen, er geen bezwaren zijn ontvangen tegen beëindiging van het onderzoek en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen en de Ondernemingskamer ook voorts – mede gelet op het tijdsverloop sinds het bevel tot onderzoek – niet is gebleken van enig belang dat zich daartegen verzet, zal de Ondernemingskamer het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen beëindigen en wel per heden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 14 maart 2003 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Carmeuse North America B.V.;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 18 april 2004 getroffen
onmiddellijke voorzieningen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en E.R. Bunt en drs. P.B. Baart, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 19 januari 2015.