In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, mevrouw [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland met betrekking tot een aanmaning tot betaling van een belastingaanslag. De ontvanger van de Belastingdienst had op 20 augustus 2013 een aanmaning tot betaling gestuurd voor de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2010, waarbij belanghebbende € 15 aan kosten in rekening werd gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte kosten, maar dit werd afgewezen door de ontvanger. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.
Belanghebbende stelde hoger beroep in, waarbij zij betwistte dat de ontvanger terecht had aangemaand en kosten in rekening had gebracht. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde van belanghebbende bekend moest zijn met het invorderingsbeleid, dat bepaalt dat uitstel van betaling alleen wordt verleend voor het betwiste gedeelte van de aanslag. De gemachtigde had in zijn bezwaarschrift het volledige bedrag van de aanslag als bestreden bedrag vermeld, terwijl slechts een deel daadwerkelijk werd betwist. Het Hof concludeerde dat de kennis van de gemachtigde aan belanghebbende moet worden toegerekend.
Het Hof oordeelde dat de ontvanger terecht had aangemaand, ook al was het onjuist dat de aanmaning betrekking had op het gehele bedrag van de aanslag. De aanmaningskosten zouden ook bij een lager bedrag € 15 hebben belopen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werden geen kostenveroordelingen uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de belastingkamer, en is op 12 maart 2015 in het openbaar uitgesproken.