ECLI:NL:GHAMS:2015:1225
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kamer voor gerechtsdeurwaarders over klacht tegen gerechtsdeurwaarder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door klagers is ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had op 16 september 2014 het verzet van klagers tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de kamer van 11 maart 2014 ongegrond verklaard. In deze beschikking was de klacht van klagers tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers hebben hun hoger beroep ingediend op 10 november 2014, maar de gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd en gesteld dat klagers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun hoger beroep.
De zaak is behandeld op een openbare zitting van het hof op 5 maart 2015, maar zowel klagers als de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen. Het hof heeft de stukken van het geding bestudeerd en vastgesteld dat klagers op 26 september 2013 een klacht hebben ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De voorzitter van de kamer heeft deze klacht op 11 maart 2014 als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers hebben vervolgens verzet ingesteld, maar de kamer heeft dit verzet op 16 september 2014 ongegrond verklaard.
Het hof heeft vastgesteld dat volgens artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Aangezien er geen schending van fundamentele beginselen van procesorde is gebleken, is er geen reden om van dit rechtsmiddelenverbod af te wijken. Het hof heeft daarom klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep.