ECLI:NL:GHAMS:2015:1225

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
200.159.245-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kamer voor gerechtsdeurwaarders over klacht tegen gerechtsdeurwaarder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door klagers is ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had op 16 september 2014 het verzet van klagers tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de kamer van 11 maart 2014 ongegrond verklaard. In deze beschikking was de klacht van klagers tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers hebben hun hoger beroep ingediend op 10 november 2014, maar de gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd en gesteld dat klagers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun hoger beroep.

De zaak is behandeld op een openbare zitting van het hof op 5 maart 2015, maar zowel klagers als de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen. Het hof heeft de stukken van het geding bestudeerd en vastgesteld dat klagers op 26 september 2013 een klacht hebben ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De voorzitter van de kamer heeft deze klacht op 11 maart 2014 als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers hebben vervolgens verzet ingesteld, maar de kamer heeft dit verzet op 16 september 2014 ongegrond verklaard.

Het hof heeft vastgesteld dat volgens artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Aangezien er geen schending van fundamentele beginselen van procesorde is gebleken, is er geen reden om van dit rechtsmiddelenverbod af te wijken. Het hof heeft daarom klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.159.245/01 GDW
nummer eerste aanleg : 223.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 31 maart 2015
inzake
1. [klager],
2. [klager],
beiden wonend te [plaatsnaam],
appellanten,
tegen
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten, verder te noemen klagers, zijn bij een op 10 november 2014 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 16 september 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:175).
1.2.
Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klagers tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 11 maart 2014, waarbij de voorzitter de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft een verweerschrift ingediend, ter griffie van het hof ontvangen op 24 november 2014. De gerechtsdeurwaarder heeft zich op het standpunt gesteld dat klagers niet-ontvankelijk in hun hoger beroep dienen te worden verklaard.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2015. Klagers en de gerechtsdeurwaarder hebben te kennen gegeven niet te zullen verschijnen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klagers in hun hoger beroep

3.1.
Klagers hebben bij brief van 26 september 2013 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd, bij de kamer ingekomen op 2 januari 2014. De voorzitter heeft bij beschikking van 11 maart 2014 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen die beschikking hebben klagers bij verzetschrift van 26 maart 2014 verzet ingesteld bij de kamer. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 22 juli 2014. Vervolgens heeft de kamer bij beslissing van 16 september 2014 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing, waarvan beroep.
3.3.
Nu niet is gebleken van schending van fundamentele beginselen van procesorde dan wel van andere gronden die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen, is er geen reden om van het in artikel 39 lid 4 Gdw opgenomen rechtsmiddelenverbod af te wijken. Hetgeen klagers in hun beroepschrift hebben betoogd, geeft geen aanleiding anders te oordelen. Daarom kunnen klagers niet in het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer worden ontvangen. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2015 door de rolraadsheer.