Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1],
[geïntimeerde sub 2],
,
3. [geïntimeerde sub 3],
4. [geïntimeerde sub 4],
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 17 december 2013, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.C. Ramdihal, heeft een regresvordering ingesteld tegen meerdere geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. E.V. Brunings, in verband met een betaling van 245.000 gulden aan een derde partij in 1999. De kern van het geschil betreft de vraag of de vordering is verjaard en of de appellant kan bewijzen dat hij de geïntimeerden tijdig heeft geïnformeerd over de vordering. Het hof heeft vastgesteld dat bewijs van de ontvangst van stuitingsbrieven door de geïntimeerden moet worden geleverd, en dat stuiting jegens één van de broers of zusters niet automatisch geldt voor de anderen. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant in zijn bewijs is geslaagd, behalve ten aanzien van één geïntimeerde, en dat de vordering ten aanzien van deze geïntimeerde is verjaard. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol om de appellant in de gelegenheid te stellen bewijsstukken in te dienen die de vordering ondersteunen.