ECLI:NL:GHAMS:2015:1192

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
200.084.866
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens onregelmatigheden bij kassahandelingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen HMSHost, waarbij [appellante] op staande voet is ontslagen vanwege vermeende onregelmatigheden bij het bedienen van de kassa. De arbeidsovereenkomst van [appellante] bij HMSHost, waar zij als countermanager werkte, werd op 10 september 2009 beëindigd. HMSHost had een extern onderzoeksbureau, Interseco, ingeschakeld om de kassahandelingen van [appellante] te onderzoeken, na signalen van fraude. Het onderzoek, dat video-opnamen en kassabestanden analyseerde, leidde tot de conclusie dat [appellante] meerdere keren verkopen buiten de kassa om had verricht en foutbonnen had opgemaakt. Tijdens een gesprek met Interseco ontkende [appellante] aanvankelijk de beschuldigingen, maar gaf later toe dat zij fouten had gemaakt. Het hof oordeelde dat HMSHost voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden voor ontslag en dat het ontslag onverwijld was gegeven. De grieven van [appellante] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.084.866/01
zaaknummer rechtbank : 471569 / CV EXPL 10-8172
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 maart 2015
inzake
[APPELLANTE],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. P. Hanenberg te Rotterdam,
tegen:
HORECA EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ SCHIPHOL B.V.,
handelend onder de naam HMSHost Schiphol Airport,
gevestigd te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F. Kersch te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en HMSHost genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 28 maart 2011 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton (hierna: de kantonrechter) van 29 december 2010, gewezen tussen haar als eiseres en HMSHost als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord;
- akte van de zijde van [appellante], met producties;
- antwoordakte van de zijde van HMSHost.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog haar vordering zal toewijzen, met veroordeling van HMSHost in de proceskosten van beide instanties.
HMSHost heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellante] in de proceskosten (naar het hof begrijpt:) in hoger beroep.
Beide partijen hebben een bewijsaanbod gedaan.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten” onder a. tot en met o. een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) HMSHost exploiteert een aantal van de in de terminals van de Luchthaven Schiphol gevestigde horecagelegenheden.
(ii) [appellante], geboren op 19 december 1952, is op 2 maart 2009 voor de duur van zes maanden in de functie van countermanager bij HMSHost in dienst getreden. De overeenkomst is op 1 september 2009 voortgezet voor een periode van zes maanden, eindigend op 1 maart 2010. [appellante] was werkzaam op het verkooppunt Café Chocolat, tegen een salaris van laatstelijk € 1.483,54 bruto per maand op basis van een 38-urige werkweek.
(iii) Artikel 15, eerste lid, van de arbeidsovereenkomst luidt:
“Gelet op de fraudegevoeligheid van de werkzaamheden van de werknemer behoudt werkgever zich het recht voor om verborgen camera’s te plaatsen teneinde de werkplek van de werknemer te controleren. Mocht de werknemer de voorschriften uit de arbeidsovereenkomst dan wel uit enig ander reglement van de werkgever schenden, zal dit gevolgen kunnen hebben voor de arbeidsrechtelijke positie van de werknemer, waaronder uitdrukkelijk wordt begrepen een ontslag op staande voet.”
(iv) Voorts maakt een zogeheten “Kassiersovereenkomst” onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. Hierin zijn de binnen HMSHost geldende regels voor registratie en afdracht van kassagelden neergelegd. Artikel 5.1 van de kassiersovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Wanneer geconstateerd wordt dat er niet gewerkt wordt conform de kassiersovereenkomst leidt dit in alle gevallen tot het nemen van passende maatregelen. Ontslag op staande voet kan één van deze maatregelen zijn (…)”
( v) [appellante] heeft de kassiersovereenkomst voor ontvangst ondertekend.
(vi) HMSHost heeft vanwege verschillende indicaties van frauduleus handelen Interseco Investigations B.V. (hierna: Interseco) opgedragen een uitgebreid onderzoek te doen op het verkooppunt Café Chocolat.
(vii) Interseco heeft vanaf 9 juni 2009 technisch observatieonderzoek gedaan, waarbij door middel van onopvallend geplaatste apparatuur video-opnamen zijn gemaakt. Voorts heeft Interseco kassahandelingen geanalyseerd en vergeleken met de kassabestanden.
(viii) Op 1 september 2009 is de arbeidsovereenkomst met [appellante] verlengd voor de duur van zes maanden, derhalve tot 1 maart 2010.
(ix) Op 7 september 2009 hebben twee medewerkers van Interseco een gesprek met [appellante] gevoerd en vervolgens HMSHost op de hoogte gesteld van de uitkomst van het onderzoek
.Verslag luidt onder meer als volgt:erseco een afzonderlijk verslag opgemaakt. e mevrouw [appellante] uiteindelijk verkopen niet (direcgtan het gesprek met [appellante] is door Interseco een afzonderlijk verslag opgemaakt. Dit verslag luidt onder meer als volgt:
“Op (…) 7 september 2009 (…) werd door (…) [X] en [Y] van Interseco Investigations B.V. (…) gesproken met (…) [appellante] (…). Het gesprek vond plaats in een kantoorruimte van HMSHost te Schiphol. Mevrouw [appellante] was bereid om (…) medewerking aan het onderzoek te verlenen, waarna zij als volgt verklaarde:
(…) Ik ben bekend met de kassiersinstructie en ik heb destijds ook getekend voor de ontvangst van deze kassiersinstructie. Ik ben dus bekend met de voor mij geldende kassaprocedures. (…)
U vraagt mij of ik iedere gast altijd een kassabon meegeef. Ja, ik stel in ieder geval iedere gast in de gelegenheid om de kassabon mee te nemen. Bij iedere aangeslagen verkoop print de kassaprinter automatisch een kassabon uit. (…) Indien de gast de kassabon niet wenst te ontvangen / niet meeneemt, wordt deze eigenlijk altijd direct weggegooid. Dit in de prullenbak onder de kassa. Een niet meegenomen / meegegeven kassabon wordt nooit door mij apart gehouden. Misschien dat ik in het geval van drukte een kassabon wel eens op een later moment weggooi. (…)
U vraagt mij of ik wel eens consumpties / artikelen heb verkocht, zonder dat ik deze als verkocht op de kassa heb aangeslagen.
Nee. Dit is mij niet toegestaan. Iedere verkoop moet altijd op de kassa worden aangeslagen en ik doe dit dus ook. Iedere verkoop sla ik altijd direct aan anders kan ik de ontvangen betaling ook niet in de kassalade stoppen. Als ik niet direct de verkoop aansla, zou ik ook in de war raken.
U vraagt mij of de kassalade na iedere afgehandelde verkoop altijd direct door mij wordt gesloten. Ja. Indien ik dit niet zou doen laat de kassa het niet toe om een volgende aanslag / verkoop op de kassa te registreren. (…)
U vraagt mij of ik wel eens een daadwerkelijk uitgevoerde verkoop als “niet uitgevoerd” heb laten annuleren/vervallen. Dit door de niet door de gast meegenomen kassabon als “foutbon” af te tekenen en uiteindelijk (…) aan de leidinggevende ter beschikking te stellen.
Nee, nooit. Dit is ook niet toegestaan. Indien ik dit wel zou doen zou ik namelijk opzettelijk een kasoverschot creëren. (…)
U vraagt mij of mij tijdens de werkzaamheden op “Café Chocolat” ook daadwerkelijk altijd aan de voor mij geldende kassiersinstructie heb gehouden. Ja, hier gelden geen andere regels. Er is geen reden aanwezig om op dit verkooppunt anders te werken dan als in de kassiersinstructie omschreven. (…)
Confrontatie video-opnamen:
U deelt mij (…) mede dat u voor de uitvoering van uw onderzoek gebruik heeft gemaakt van twee onopvallende videocamera’s met hier aan gekoppeld video-opnameapparatuur. U voegt toe mij een aantal relevante video-opnamen te willen tonen. (…)
F7: Verkoop van twee koffier buiten de kassa om d.d. 14 juni 2009 om 12.12 uur
U toont mij video-opnamen d.d. 14 juni 2009. Het verkooppunt herken ik als Café Chocolat. De dienstdoende kassier herken ik als mijzelf.
Ik zie dat om 12.12.25 uur een gast aan de verkoopbalie aanwezig is. Aansluitend zie ik dat deze gast mij om 12.12.32 uur met een bankbiljet betaalt, waarna ik om 12.12.35 uur de kassalade “open tik”. Dit d.m.v. één handeling en zonder een aanslag van een verkoop te verrichten. Vervolgens zie ik dat ik de gast om 12.12.45 uur het wisselgeld retour geef en dat deze gast vervolgens met de twee koffie vertrekt. Ik zie dat de kassaprinter geen kassabon heeft uitgeprint en ik deze dus ook inderdaad niet aan de gast heb meegegeven.
U toont mij een uitdraai van de kassarol d.d. 14 juni 2009. Met u stel ik vast dat ik deze daadwerkelijke verkoop van twee koffie inderdaad niet op de kassa heb aangeslagen. (…)
F8: Verkoop van een koffie buiten de kassa om d.d. 14 juni 2009 om 12.57 uur
U toont mij video-opnamen d.d. 14 juni 2009. Het verkooppunt herken ik als Cafe Chocolat. De dienstdoende kassier herken ik als mijzelf.
Ik zie dat ik om 12.57.57 uur een daadwerkelijk verkoop van een koffie op de kassa registreer en dat de desbetreffende gast mij om 12.58.05 uur met een bankbiljet betaalt, waarna ik de gast om 12.58.14 uur het wisselgeld retour geef. Vervolgens zie ik de gast om 12.58.30 uur met de gekochte koffie weglopen. Ik geef de kassabon niet aan de gast mee. Dit omdat ook deze verkoop niet (direct) door mij op de kassa is aangeslagen en de kassaprinter dus (nog) geen kassabon heeft aangemaakt en geprint. Vervolgens stel ik met u vast dat ik verder ga met een volgende verkoop, een creditcardbetaling.
Aansluitend zie ik dat ik om 12.58.33 uur alsnog de verkoop van de vanaf 12.57.57 uur verkochte koffie registreer door de kassabon alsnog uit te slaan. Ik zie tevens dat ik deze kassabon van de kassaprinter neem en in plaats van deze direct weg te gooien apart leg.
Later in uw beelden zie ik dat ik deze kassabon van de daadwerkelijk uitgevoerde verkoop van een koffie weer pak en om 13.00.32 uur (aan het einde van mijn dienst) alsnog frauduleus afteken, waardoor deze verkoop later onterecht is geannuleerd. U voegt toe dat hier dus opnieuw opzettelijk een kasoverschot door mij is gecreëerd. U vraagt mij om een reactie. Ik zie dat ik hier inderdaad de door mij achtergehouden kassabon van de eerder verkochte koffie als foutbon laat afhandelen. Het klopt dat ik deze kassabon niet aan de gast heb meegegeven en bewust op de kassa te leggen. (…) Het klopt ook dat ik hier niet direct de verkoop heb aangeslagen. (…)
Ik zou het echt niet weten waarom ik niet iedere gast een kassabon heb meegegeven, waarom ik niet iedere verkoop op de kassa heb aangeslagen of niet direct op de kassa heb aangeslagen. Ik weet ook niet waarom ik zojuist niet de waarheid aan u heb verteld en weet tevens niet waarom ik een daadwerkelijk uitgevoerde verkoop onterecht heb geannuleerd. (…)
U beelden liegen (…) niet. Ik heb fouten gemaakt (…).
Ik begrijp (…) dat door mijn handelen HMSHost een aanzienlijk financieel nadeel geleden/ geld te kort heeft. Tevens geef ik toe dat ik meerdere malen in strijd met de voor mij geldende kassiersinstructie heb gehandeld. Ik heb dit op uw video-opnamen gezien. (…)”
( x) Bij brief van 10 september 2009 heeft HMSHost [appellante] op staande voet ontslagen. Deze brief luidt voor zover van belang als volgt:
“(…) In aansluiting op het gesprek van maandag 07 september 200 berichten wij u hierdoor dat wij het met u bestaande dienstverband met onmiddellijke ingang wegens dringende redenen opzeggen. De redenen die tot deze beslissing hebben geleid zijn de volgende.
Naar aanleiding van het vermoeden van onregelmatigheden met betrekking tot de u bekende kassiersovereenkomst, door u getekend op 25 maart 2009 is door de directie aan een extern onderzoeksbureau opdracht gegeven een onderzoek in te stellen. Uit dit onderzoek is gebleken dat door u tijdens uw diensten in de afgelopen periode meerdere malversaties met de kassa zijn verricht, welke in tegenstrijdigheid zijn met de kassiersovereenkomst. (…)
U heeft geen passende verklaring voor de constateringen willen of kunnen geven. U bent hangende nader onderzoek geschorst.
De gegevens uit het onderzoek op de afdeling zijn geverifieerd aan de hand van de computeruitdraaien en de geldafdrachten. Dit onderzoek werd inmiddels afgerond en rechtvaardigt eerder genoemde conclusies.
Wij zien ons genoodzaakt het met u bestaande dienstverband met onmiddellijke ingang op te zeggen. Door te handelen als omschreven in de (…) verklaring, heeft u HMSHost willens en wetens benadeeld. Daarnaast hebt u het in u gestelde vertrouwen beschaamd en van HMSHost kan in redelijkheid niet worden verwacht het met u bestaande dienstverband voort te zetten.(…)”
(xi) Op 2 oktober 2009 heeft Interseco aan HMSHost het definitieve onderzoeksrapport uitgebracht, dat onder meer als volgt luidt:
“Gedurende het onderzoek werden totaal 18 kassiers in onderzoek genomen. (…) De werkzaamheden van totaal 15 kassiers werden gedurende één gehele dienst geanalyseerd. (…) gedurende het onderzoek werden in totaal 15 vermoedelijk strafbare feiten / onrechtmatigheden waargenomen. Bij deze 15 vermoedelijke strafbare feiten was een en dezelfde kassier betrokken, mevrouw [appellante] (…)
Conclusie/Samenvatting: Gedurende het door Interseco ingestelde [het hof begrijpt: onderzoek] is gebleken dat door de kassier mevrouw [appellante] meerdere diefstallen van geld (betalingen van verkopen) van de werkgever HMSHost werden gepleegd. \ Dit door middel van:
- Het uitvoeren van zogenaamde “verkopen buiten de kassa om”, een frauduleuze handelswijze waarbij daadwerkelijke uitgevoerde verkopen niet als zodanig op de kassa werden geregistreerd en waarbij opzettelijke gecreëerde kasoverschotten op een later moment door de betrokken kassiers werden weggenomen.
- Het onterecht laten annuleren van daadwerkelijk uitgevoerde verkopen. Dit door middel van het frauduleus aftekenen/opmaken van foutbonnen. (…)
(xii) Op 5 oktober 2009 heeft [appellante] schriftelijk tegen het ontslag geprotesteerd. Zij heeft aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon en zich beschikbaar gesteld om haar werkzaamheden te verrichten.
(xiii) Bij vonnis in kort geding van 10 februari 2010 is een door [appellante] verzochte voorlopige voorziening om HMSHost te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon en [appellante] toe te laten om haar werkzaamheden te verrichten, geweigerd.
(xiv) Bij brief van 9 augustus 2010 heeft de officier van justitie [appellante] in kennis gesteld van de beslissing dat zij niet verder zal worden vervolgd ter zake van verduistering omdat er onvoldoende wettig bewijs is.
(xv) HMSHost heeft tegen deze beslissing van de officier van justitie een klaagschrift ingediend. Bij beschikking van 23 mei 2011 heeft het gerechtshof Amsterdam het beklag gegrond verklaard en de strafrechtelijke vervolging van [appellante] bevolen. Deze vervolging heeft aanvankelijk geleid tot een veroordelend vonnis van de politierechter te Haarlem op 18 januari 2012. Nadat [appellante] van dit vonnis in hoger beroep was gekomen heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 13 december 2012 [appellante] vrijgesproken van hetgeen haar ten laste was gelegd.

3.Beoordeling

3.1.
[appellante] heeft gevorderd HMSHost te veroordelen tot betaling van
€ 8.253,26 aan loon over de periode van 10 september 2009 tot 1 maart 2010, vermeerderd met wettelijke rente, wettelijke verhoging en proceskosten. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met vier grieven op.
3.2.
De grieven I en II, in onderlinge samenhang bezien, strekken ten betoge dat voor HMSHost geen dringende reden bestond om [appellante] op staande voet te ontslaan. Voor het geval het hof - evenals de kantonrechter - mocht oordelen dat wel sprake is van een dringende reden, betoogt [appellante] met grief III dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. HMGrief IV, ten slotte, is een algemeen geformuleerde grief.
Dringende reden
3.3.
Op grond van artikel 7:678, eerste lid, BW worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van artikel 7:677 beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in de beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
3.4.
Voorop staat dat op HMSHost de last rust van het bewijs van hetgeen zij als dringende reden voor het ontslag heeft aangemerkt, dus ook van de stelling dat [appellante] meerdere malversaties met de kassa heeft verricht, een en ander als beschreven in de ontslagbrief van 10 september 2009, waaruit HMSHost heeft afgeleid dat [appellante] het in haar gestelde vertrouwen ernstig heeft beschaamd.
3.5.
HMSHost heeft naar aanleiding van een teruglopende omzet van bepaalde productgroepen in samenhang met geconstateerde voorraad- en kasverschillen een uitgebreid onderzoek op het verkooppunt Café Chocolat laten uitvoeren door Interseco. Interseco heeft in de periode vanaf 9 juni 2009 op dit verkooppunt video-opnamen gemaakt. Van iedere kassier die daar werkzaam was zijn de video-opnamen van de gedurende één dienst op de kassa verrichte handelingen geanalyseerd, waarbij de handelingen werden vergeleken met de informatie uit het kassasysteem. Als bij het analyseren van de dienst van die kassier onregelmatigheden werden geconstateerd werden van meerdere diensten van de desbetreffende kassier video-opnamen gemaakt en geanalyseerd. Van [appellante] zijn in totaal zes diensten geobserveerd en geanalyseerd. De video-opnamen zijn gemaakt op 9, 12, 14, 18, 19 en 29 juni 2009 en in de periode van 23 juni tot en met 26 augustus 2009 bekeken door Interseco waarbij de (kassa)handelingen van [appellante] zijn vergeleken met de bijbehorende kassabestanden. Tijdens de zes onderzochte diensten van [appellante] zijn vijftien onregelmatigheden waargenomen. Uit de videobeelden bleek dat [appellante] transacties verrichtte die zij niet op de kassa aansloeg en waarvan zij geen bon printte en aan de klant overhandigde. Op de beelden was - naar het hof begrijpt - tevens te zien dat de opbrengst van die transacties telkens van de klant werd aangenomen en vervolgens in de kassalade werd gedaan. Vergelijking van deze waarnemingen met de kassabestanden heeft aangetoond dat de betrokken transacties niet door de kassa waren geregistreerd. Verder is uit de videobeelden gebleken dat [appellante] ten onrechte foutbonnen opmaakte en aangeslagen transacties storneerde. Ten aanzien van de gestorneerde transacties was op de beelden te zien dat de transacties wel hadden plaatsgevonden in die zin dat de klanten hun consumpties hadden afgerekend, maar zij waren vertrokken zonder dat zij een bon hadden meegekregen of zij hadden de bon laten liggen. De voor deze transacties gemaakte bonnen werden als foutbonnen opgemaakt.
3.6.
De hiervoor onder 3.5 beschreven onregelmatigheden zijn vervolgens op 7 september 2009 door Interseco in een gesprek aan [appellante] voorgelegd. Aanvankelijk heeft [appellante] in het gesprek ontkend transacties buiten de kassa om te hebben verricht en ten onrechte foutbonnen te hebben opgemaakt, maar na confrontatie met de onderzoeksgegeven en de camerabeelden heeft zij - zoals hiervoor onder 2.(ix) is weergegeven - onder meer verklaard
“Ik zou het echt niet weten waarom ik niet iedere gast een kassabon heb meegegeven, waarom ik niet iedere verkoop op de kassa heb aangeslagen of niet direct op de kassa heb aangeslagen. Ik weet ook niet waarom ik zojuist niet de waarheid aan u heb verteld en weet tevens niet waarom ik een daadwerkelijk uitgevoerde verkoop onterecht heb geannuleerd.”
3.7.
Bovenomschreven handelingen, die zoals gezegd in beeld zijn gebracht door onopvallend geplaatste camera’s, in samenhang met hetgeen is gebleken uit de kassabestanden, wettigen geen andere conclusie dan dat aan het eind van de onderzochte diensten van [appellante] een kasoverschot moet zijn ontstaan. Dat er geen sprake is geweest van kasoverschotten heeft HMSHost voldoende aangetoond door overzichten afkomstig van de Financiële Administratie over te leggen. Op deze overzichten is geen kasoverschot te zien, maar juist een kastekort dat per dienst verschilt. Nu [appellante], met deze onderzoeksbevindingen geconfronteerd, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat er geen kasoverschotten zijn, terwijl zij, na afdracht van het vaste startgeld van € 200,- aan de (assistant) storemanager, bij het afstorten van de dagopbrengst in de geldtelruimte buiten het zicht van anderen en de camera als enige de feitelijke macht heeft gehad over de dagopbrengst, moet het ervoor worden gehouden dat [appellante] zich de opbrengsten van de niet op de kassa aangeslagen artikelen en de met de ten onrechte opgemaakte foutbonnen corresponderende stornogelden heeft toegeëigend. De stelling van [appellante] dat de geconstateerde onregelmatigheden een vergissing betreffen wordt verworpen nu die stelling zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te rijmen valt met het aantal geconstateerde onregelmatigheden terwijl het opmaken van foutbonnen zonder dat daarvoor een geldige reden is bezwaarlijk als een vergissing kan worden beschouwd. Ook de stelling van [appellante] dat kasverschillen zijn toe te schrijven aan kennelijk ondeugdelijke apparatuur, collega’s van [appellante] en dat tal van gelegenheden zijn geweest dat anderen gelden uit de kassa hebben kunnen vervreemden, wordt verworpen nu die stelling geen steun vindt in hetgeen op de videobeelden is waar te nemen. Voor zover [appellante] de onregelmatigheden toeschrijft aan collega’s kan haar dat niet baten nu zij gehouden was de kassiersovereenkomst stipt na te leven, hetgeen zij - naar eigen zeggen - niet altijd deed zodat een en ander voor haar risico moet blijven. Het voorgaande levert een dringende reden op voor ontslag op staande voet omdat van HMSHost in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet gevergd kon worden het dienstverband met [appellante] langer voort te zetten. Persoonlijke omstandigheden aan de kant van [appellante] die tot een ander oordeel leiden zijn gesteld noch gebleken.
3.8.
Ook het verweer dat [appellante] door de strafkamer van dit hof is vrijgesproken van verduistering kan haar niet baten. De omstandigheid dat [appellante] door de strafrechter, die gebonden is aan de bewoordingen van de tenlastelegging, is vrijgesproken van het haar - op dit feitencomplex betrekking hebbende - tenlastegelegde brengt slechts mee dat hetgeen in die strafzaak is ten laste gelegd niet is bewezen, maar staat er niet aan in de weg dat de rechter in de onderhavige civielrechtelijke procedure tot het oordeel komt dat de dringende reden die HMSHost aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd is komen vast te staan.
Onverwijldheid
3.9.
Voor het antwoord op de vraag of een ontslag op staande voet al dan niet onverwijld is geschied, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd is het ontslag te geven. Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden voor ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk een onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad. Wel dient steeds met de nodige voortvarendheid te worden gehandeld.
3.10.
Vast staat dat Interseco, zoals hiervoor overwogen, haar onderzoek heeft verricht in de periode van 9 juni 2009 tot en met 26 augustus 2009 en dat de resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport en met [appellante] zijn besproken op 7 september 2009. Uit de stukken is genoegzaam komen vast te staan dat HMSHost vanwege de strikt vertrouwelijke aard van het onderzoek op 7 september 2009 voor het eerst op de hoogte is gesteld van de geconstateerde onregelmatigheden en dat het daarbij [appellante] betrof. Diezelfde dag is [appellante] hangende nader onderzoek geschorst. Vervolgens heeft HMSHost tussen 7 september en 10 september 2009 de onderzoeksbevindingen en de daaraan gekoppelde verdenking ten aanzien van [appellante] bestudeerd waarna zij daarin reden heeft gezien [appellante] op 10 september 2009 op staande voet te ontslaan. Uit deze gang van zaken volgt dat HMSHost met voldoende voortvarendheid heeft gehandeld, zodat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.
3.11.
[appellante] heeft geen voldoende concrete feiten gesteld die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen. Haar - bovendien ongespecificeerde - bewijsaanbod zal dan ook worden gepasseerd.
3.12.
De slotsom is dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van HMSHost begroot op € 694,= aan verschotten en € 894,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, C.G. Kleene-Eijk en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2015.