2.De feiten
Voor de in deze zaak vaststaande feiten verwijst het hof naar de - door partijen in hoger beroep niet als onjuist bestreden - vaststellingen onder a) tot en met j) van het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 14 juni 2012 (zaak/rolnummer 507078/CV EXPL 11‑4913) van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, die de zaak naar de sector civiel van de rechtbank heeft verwezen, en de door de rechtbank daarop gegeven aanvulling in het bestreden vonnis onder 2.2. Het gaat om het volgende.
a. [appellante] is in 1988 op grond van een mondelinge arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij de Britse ambassade (hierna: de ambassade). Zij verrichtte iedere werkdag ’s ochtends enkele uren schoonmaakwerkzaamheden in het gebouw van de ambassade in Den Haag.
b. Vanwege een reorganisatie bij de ambassade heeft [appellante] zich op 17 januari 2001 als eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder de naam HI [appellante] Interieurverzorging (hierna HI). [appellante] is vanuit HI schoonmaakwerkzaamheden blijven verrichten voor de ambassade, al dan niet persoonlijk. Zij verstuurde daarvoor aan de ambassade maandelijks facturen, die de ambassade aan haar voldeed. Op deze facturen heeft [appellante] steeds btw in rekening gebracht, die zij afdroeg aan de Belastingdienst. De gefactureerde bedragen zijn overgemaakt naar de zakelijke rekening van HI bij de ING bank. In december van elk jaar stuurde [appellante] een voorstel tot aanpassing van de prijzen voor de werkzaamheden vanaf januari van het volgende jaar, welk voorstel de Britse ambassade steeds heeft aanvaard.
c. De ambassade heeft [appellante] per brief van 30 maart 2009 medegedeeld dat zij haar facilitaire activiteiten, waaronder schoonmaakwerkzaamheden, ging uitbesteden aan Interserve (Facilities Management) Ltd. (d.i. Interserve Ltd, toevoeging hof). Daarin is vermeld dat Interserve Ltd mogelijk contact met [appellante] zou opnemen om de mogelijkheid van dienstverlening door HI aan Interserve te bespreken.
d. [appellante] heeft op 25 januari 2009 een door Interserve Ltd opgesteld document getiteld “Akkoordverklaring aannemer” (hierna: de akkoordverklaring) ondertekend door bij het blokje “de aannemer” haar handtekening te plaatsen. De akkoordverklaring luidt als volgt:
“(...) Hierbij verklaar ik dat ik een exemplaar heb ontvangen van de gids van ‘het Bedrijf’ getiteld KVMG GIDS VOOR ONDERAANNEMERS (...) Ik begrijp en aanvaard dat de voorschriften in de gids deel uitmaken van de voorwaarden van alle contracten die worden gesloten tussen ‘het Bedrijf’ en het bedrijf dat ik vertegenwoordig. (...)”.
e. Op 26 januari 2009 heeft [appellante] in het kader van een door Interserve uitgeschreven “tenderprocedure” een “supplier accreditation pack (sub-contractor)” ingevuld en ondertekend. Dit luidt – voor zover relevant – als volgt:
“(...) Any contract(s) placed will be in accordance with InterserveFM and subsidiary companies Terms & Conditions of Contract. A copy of these terms will be provided with individual orders or a copy is available on request from the Commercial Dept. of the relevant Interserve business. (...)”.
f. Bij brief van 29 januari 2009 heeft Interserve aan [appellante] Interieurverzorging geschreven: “(...) An example of a valid Purchase Order is attached. (...)”
g. Artikel 20 van de “General conditions of contract” van Interserve (hierna: de algemene voorwaarden) luidt als volgt: “This contract shall be subject to English law and the jurisdiction of the English Courts.”
h. Vanaf april 2009 heeft [appellante] tegen betaling door Interserve van door HI aan Interserve maandelijks verstuurde facturen schoonmaakwerkzaamheden verricht bij de ambassade. Op deze facturen heeft HI steeds btw in rekening gebracht, welke zij afdroeg aan de Belastingdienst. De gefactureerde bedragen zijn overgemaakt naar de zakelijke rekening van HI bij de ING bank.
i. Bij brief van 1 december 2010 heeft Interserve [appellante] meegedeeld dat de werkzaamheden per 28 februari 2011 zouden eindigen en heeft zij [appellante] uitgenodigd een offerte in te dienen voor een nieuw contract voor schoonmaakwerkzaamheden bij de ambassade en bij een andere locatie in Amsterdam.
j. [appellante] heeft een offerte ingediend voor HI bij Interserve. Interserve heeft op 10 februari 2011 aan [appellante] laten weten de offerte niet te accepteren.
Bij brief van 4 maart 2011 heeft de gemachtigde van [appellante] namens haar aan Interserve geschreven dat “vanaf april 2009 een arbeidsovereenkomst tussen u en mijn cliënte is ontstaan”, zich beroepen op de ongeldigheid van de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst en Interserve gesommeerd “om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per direct ongedaan te maken” en het loon door te betalen. Bij brief van 8 maart 2011 heeft Interserve daarop geantwoord dat [appellante] als “cleaning contractor” werkzaamheden voor haar heeft verricht en dat [appellante] niet bij Interserve in dienst is geweest.
k. Interserve Ltd heeft aan het UWV alsnog toestemming voor zover vereist gevraagd tot beëindiging van haar overeenkomst met [appellante]. Die toestemming is verleend, waarna Interserve Ltd de overeenkomst voor zover nog vereist heeft opgezegd tegen 1 september 2012.