ECLI:NL:GHAMS:2015:1133
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- F.J.P.M. Haas
- S.K. Grando
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de wegingsfactor voor kostenvergoeding in belastingzaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een kostenvergoeding door de ontvanger van de Belastingdienst aan belanghebbende. De ontvanger had een aanmaning tot betaling gestuurd met betrekking tot een naheffingsaanslag loonheffing, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. Na een aantal juridische stappen, waaronder een ingebrekestelling en een uitspraak op bezwaar, was de ontvanger van mening dat belanghebbende geen dwangsom toekwam, maar uiteindelijk werd een kostenvergoeding van € 59 toegekend. Belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna volgde het hoger beroep bij het Hof.
Het Hof heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of de ontvanger een juiste wegingsfactor heeft gehanteerd bij de toekenning van de kostenvergoeding. De wetgeving, met name artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht, bepaalt dat kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestuursorgaan onrechtmatig heeft gehandeld. Het Hof concludeert dat de ontvanger, gezien de omstandigheden van de zaak, een wegingsfactor van 0,25 correct heeft toegepast. Dit betekent dat de kostenvergoeding in verhouding staat tot de aard en complexiteit van de zaak. Het Hof oordeelt dat de ontvanger niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door deze wegingsfactor toe te passen, ook al waren er in andere vergelijkbare zaken mogelijk andere factoren gehanteerd.
De slotsom van het Hof is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.