ECLI:NL:GHAMS:2015:1069

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
200.148.402-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagvrije voet en onzorgvuldig handelen van de gerechtsdeurwaarder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder. Klager had op 6 mei 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 8 april 2014 de klacht van klager gegrond had verklaard en de gerechtsdeurwaarder had berispt. Klager beklaagde zich erover dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat had gereageerd op zijn verzoeken om aanpassing van de beslagvrije voet en om een specificatie van zijn schulden. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet binnen een redelijke termijn op de verzoeken van klager te reageren. Dit onzorgvuldig handelen noopte het hof tot het opleggen van een maatregel, maar het hof oordeelde dat een berisping, zoals eerder opgelegd door de kamer, voldoende was. De gerechtsdeurwaarder had inmiddels maatregelen genomen om verzoeken adequater af te handelen. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en sprak de uitspraak openbaar uit.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.148.402/01 GDW
nummer eerste aanleg : 699.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 maart 2015
inzake
[klager],
wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[vestigingsplaats]
geïntimeerde,
gemachtigde: [gemachtigde].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 6 mei 2014 een beroepschrift (met bijlagen) bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 8 april 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:62). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, ontvangen ter griffie van het hof op 10 juni 2014.
1.3.
Op 12 juni 2014 is van klager een brief met producties ter griffie ontvangen. Op 15 oktober 2014 is nog een tweede brief van klager ontvangen, eveneens met producties.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 januari 2015. Klager en de gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een op 9 augustus 2006 tegen klager gewezen vonnis. De gerechtsdeurwaarder heeft ter executie van dat vonnis beslag gelegd op het inkomen van klager. Daarbij is een beslagvrije voet van toepassing.
De gerechtsdeurwaarder treedt op als verdelend gerechtsdeurwaarder voor verschillende beslagleggers.

4.Het standpunt van klager

Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat heeft gereageerd op zijn verzoeken om aanpassing van de beslagvrije voet en toezending van een specificatie van het restant van zijn schulden.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat klager geen grieven tegen de beschikking van de kamer heeft geuit. Dit betoog faalt, omdat het grievenstelsel, gelet op het bepaalde in artikel 45, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, niet van toepassing is op gerechtsdeurwaarderszaken. Ook aan de stelling van de gerechtsdeurwaarder dat klager in hoger beroep een nieuwe klacht aanvoert gaat het hof voorbij, nu de in het beroepschrift aangevoerde feiten en omstandigheden zien op de oorspronkelijke klacht.
6.2.
Klager heeft bij brief van 16 januari 2013 de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet te verhogen. Klager heeft vervolgens, wegens uitblijven van een reactie, bij brieven van
25 februari 2013 en 21 maart 2013 de gerechtsdeurwaarder een rappel gestuurd.
De gerechtsdeurwaarder heeft eerst bij brief van 4 april 2013 gereageerd. Het hof is met de kamer van oordeel dat het niet behoorlijk is om gedurende zo lange tijd een brief onbeantwoord te laten, zeker waar het ging om een verzoek tot herberekening van de beslagvrije voet. Mede gelet op de financieel benarde situatie waarin klager verkeerde doordat hij al geruime tijd moest zien rond te komen van de beslagvrije voet, had van de gerechtsdeurwaarder mogen worden verwacht dat hij binnen bekwame tijd op die verzoeken zou reageren.
6.3.
Het hiervoor omschreven onzorgvuldig handelen van de gerechtsdeurwaarder noopt tot het opleggen van een maatregel. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks herhaalde en nadrukkelijke verzoeken daartoe, klager eerst na ontvangst van diens beroepschrift een specificatie van (de stand van) al zijn schulden heeft doen toekomen. Een zwaardere maatregel dan de door de kamer opgelegde berisping acht het hof echter niet geboden, omdat de gerechtsdeurwaarder het hof ervan heeft kunnen overtuigen dat hij thans, zoals door hem ter zitting in hoger beroep is verklaard, de nodige maatregelen binnen zijn kantoororganisatie heeft genomen om verzoeken betreffende de herberekening van de beslagvrije voet op adequate wijze af te handelen.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015 door de rolraadsheer.