In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, aangeduid als [appellante]. De zaak betreft twee hoger beroepen, waarbij [appellante] in de eerste zaak in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de kinderrechter van 9 januari 2015, en in de tweede zaak verzoekt om een voorlopige voorziening. De kinderrechter had eerder een machtiging verleend voor gesloten jeugdzorg, die op verzoek van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZNH) werd verlengd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de jeugdige, die sinds 2013 in een gesloten instelling verblijft, zorgvuldig gewogen. [appellante] heeft in de afgelopen jaren meerdere keren hulpverlening ontvangen, maar heeft zich vaak onttrokken aan de geboden hulp. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, die de noodzaak voor gesloten jeugdhulp onderstrepen. Ondanks de bezwaren van [appellante] en haar familieleden, heeft het hof geoordeeld dat de verlenging van de machtiging gerechtvaardigd is, gezien de risico's voor haar veiligheid en de onveilige situaties waarin zij zich heeft bevonden. De verzoeken van [appellante] om haar onmiddellijke invrijheidstelling zijn afgewezen, en de bestreden beschikking is bekrachtigd. In de tweede zaak, betreffende de voorlopige voorziening, heeft het hof geoordeeld dat er geen belang meer is bij een beslissing, nu de hoofdzaak is afgedaan.