ECLI:NL:GHAMS:2015:1030
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.F.G.H. Beckers
- M. Wigleven
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot omgang tussen ouder en kind in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, appellant in principaal hoger beroep, had in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen. De vrouw, geïntimeerde in principaal hoger beroep, had incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking. De partijen, aangeduid als de man en de vrouw, hebben een relatie gehad die in november 2010 eindigde. Uit deze relatie is in 2008 een minderjarige geboren, die bij de vrouw verblijft en over wie zij het ouderlijk gezag uitoefent. De man heeft het kind erkend.
De rechtbank had geoordeeld dat het verzoek van de man om een omgangsregeling niet in het belang van het kind kon worden geacht, gezien de onbetrouwbare houding van de man en zijn gebrek aan betrokkenheid bij de hulpverlening. Het hof heeft de argumenten van de man en de vrouw gehoord, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De man had niet voldaan aan eerdere verzoeken om hulp en had geen stappen ondernomen om contact met het kind te herstellen. Het hof concludeert dat omgang met de man in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind, die prevaleren boven het belang van de man om contact te herstellen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat de opstelling van de man niet zodanig laakbaar was dat hij in de kosten moest worden veroordeeld. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.