Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
WONINGSTICHTING KENNEMER WONEN,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
treedt na realisatie op als koper en verhuurder van het maatschappelijke vastgoed en de sociale huur- en
, of een aan BPO gelieerde onderneming, treedt na realisatie op als koper en verhuurder van de commerciële ruimten, waarbij de ruimten worden aangekocht tegen een waarde zoals weergegeven in de stichtingskostenbegroting;
(zie bijlage) met weglating van de laatste regel.Akkoord De Wonerij en BPO.
samen delen
3.Beoordeling
grief Igericht. Met
grief IIIbetoogt Kennemer Wonen dat de rechtbank ten onrechte ervan lijkt uit te gaan dat Kennemer Wonen zich uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken, terwijl zij juist al het mogelijke heeft gedaan om tot een oplossing voor de gerezen meningsverschillen te komen en aldus te goeder trouw met Biesterbos heeft overlegd. Daarnaast bestrijdt Kennemer Wonen met grief III de veronderstelling van de rechtbank dat uit de SOK II afzonderlijke rechten en verplichtingen tussen Kennemer Wonen en Biesterbos voortvloeien. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grief IIbestrijdt Kennemer Wonen de overweging van de rechtbank dat partijen op 3 april 2009 afspraken hebben gemaakt en overeenstemming hebben bereikt over de extra afname van woningen en parkeerplaatsen en de daarvoor te rekenen prijzen. Volgens Kennemer Wonen is deze overweging onjuist, omdat haar directie slechts na verkregen goedkeuring van de Raad van Commissarissen bevoegd is tot het aangaan van een overeenkomst tot verkrijging van registergoederen en die toestemming ontbreekt.
Grief Vstelt de vraag aan de orde wat de reikwijdte is van deze overweging. Het hof begrijpt die overweging aldus dat het bepaalde artikel 6 niet
a prioriin de weg staat aan de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding wegens het niet doorgaan van het project. In hoeverre aan artikel 6 (dat geen schade maar vergoeding van kosten betreft) betekenis toekomt in het kader van de schadeberekening staat nog te bezien. Aldus opgevat is het oordeel van de rechtbank juist. Derhalve faalt ook deze grief.
grief VI, betreft de afwijzing van de vordering van Kennemer Wonen in oorspronkelijke voorwaardelijke reconventie. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof, net als de rechtbank, moet vaststellen dat aan de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld, namelijk dat niet wordt geoordeeld dat Kennemer Wonen toerekenbaar is tekortgeschoten, niet is voldaan. Ook deze grief heeft dus geen succes.