ECLI:NL:GHAMS:2014:987

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
23-004401-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor bloedonderzoek naar alcoholgehalte en invloed van drugs bij verkeersdelict

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het besturen van een voertuig onder invloed van GHB en/of cocaïne op 8 augustus 2012 te Haarlem. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdachte stelde in hoger beroep dat hij geen toestemming had gegeven voor een bloedafname, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van het verzoek en de afname. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte onder invloed van GHB had gereden, wat de verkeersveiligheid in gevaar bracht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van één week op, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor acht maanden. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-004401-13
datum uitspraak: 13 maart 2014
TEGENSPRAAK (Gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 september 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-710667-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 augustus 2012 te Haarlem als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne en/of GHB (gamma-hydroxyboterzuur), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bespreking van ter terechtzitting gevoerde verweren

Door de raadsman van de verdachte is aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat gelet op het gedrag van de verdachte niet gezegd kan worden dat hij de toestemming voor een bloedafname ‘knowingly and willingly’ heeft gegeven.
Het hof gaat ervan uit dat de verdachte toestemming heeft gegeven voor een bloedafname, nu dit zo is verwoord in het ambtsedige proces-verbaal. Dat de verdachte zich in het geheel niet bewust is geweest van het verzoek om toestemming en zijn daarop gegeven positieve reactie, acht het hof niet aannemelijk. Uit het dossier blijkt immers dat de verdachte direct na de bloedafname om 10.50 uur in staat was een verklaring af te leggen. Dat maakt dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van het geven van toestemming en het daaropvolgende onderzoek. Het hof verwerpt het verweer.
Voorts is door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet vaststaat dat hij op het moment dat hij de auto bestuurde onder invloed was van GHB.
Uit het dossier blijkt dat de politie op 8 augustus 2012 omstreeks 09:30 uur een melding ontvangt dat er op de Adlerstraat te Haarlem een personenauto midden op de rijbaan zou staan. De bestuurder van deze auto was vermoedelijk buiten bewustzijn. Verbalisanten zijn omstreeks 09:31 uur ter plaatse en treffen midden op de rijbaan een auto met draaiende motor aan, waarvan de bestuurder, die door één van de verbalisanten werd herkend als de verdachte, voorovergebogen in het voertuig zat. Pas na een pijnprikkel schoot verdachte wakker. Gelet op het feit dat de auto zich met draaiende motor midden op het wegdek bevond, acht het hof het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte eerst de auto midden op de rijbaan heeft stilgezet alvorens hij de GHB is gaan gebruiken. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 08 augustus 2012 te Haarlem als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten GHB, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van twintig uren subsidiair tien dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een week gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg als bestuurder in een auto gereden onder invloed van GHB. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 februari 2014 is de verdachte eerder ter zake van artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. P. Greve en mr. J.G.W. Willems-Morsink, in tegenwoordigheid van M.C. Lieberwirth, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 maart 2014.
Mr. J.G.W. Willlems-Morsink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]