ECLI:NL:GHAMS:2014:977

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
200.132.287-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag op staande voet en geschil over salaris tussen werknemer en Endian Solutions B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, aangeduid als [appellant], tegen zijn voormalige werkgever, Endian Solutions B.V. Het geschil betreft een ontslag op staande voet dat op 5 juni 2013 door Endian is gegeven, en de hoogte van het salaris dat [appellant] zou hebben moeten ontvangen. De kantonrechter te Zaandam had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen. Het hof heeft op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in deze zaak.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] en [X], de directeur-grootaandeelhouder van Endian, hebben in 2012 besloten samen een onderneming op te zetten. [appellant] is in dienst getreden bij Endian op basis van een proefplaatsing, maar heeft later een ontslag op staande voet gekregen. Het hof heeft vastgesteld dat het ontslag is gegeven omdat [appellant] weigerde inloggegevens te verstrekken van domeinen die aan Endian toebehoorden. Het hof oordeelt dat de bodemrechter waarschijnlijk niet zal oordelen dat het ontslag nietig is, gezien de omstandigheden waaronder het ontslag is gegeven.

Daarnaast heeft [appellant] gesteld dat hij recht had op een salaris van € 6.500,- bruto per maand, maar het hof oordeelt dat niet aannemelijk is dat deze claim zal worden gehonoreerd. De arbeidsovereenkomst waarop [appellant] zich beroept, is niet door Endian ondertekend en er zijn aanwijzingen dat de afspraken over het salaris anders waren dan [appellant] stelt. Het hof concludeert dat de grieven van [appellant] falen en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer hof: 200.132.287/01 SKG
kenmerk rechtbank: 2107147 (rechtbank Noord-Holland, sector kanton, locatie Zaandam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 maart 2014
inzake
[appellant],
wonende te[woonplaats],
appellant,
advocaat:
mr. A.E. Doornbos te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENDIAN SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Hilversum
geïntimeerde,
advocaat:
mr. M.H. Horst te Landsmeer.
Partijen zullen hierna [appellant] respectievelijk Endian worden genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 14 augustus 2013 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter te Zaandam van 18 juli 2013, onder voornoemd kenmerk gewezen tussen [appellant] als eiser als en Endian als gedaagde.
Partijen hebben vervolgens de volgende stukken gewisseld:
- memorie van grieven conform de dagvaarding waarmee het appel is ingeleid, met
producties;
- memorie van antwoord, met producties.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep (hierna: het vonnis) zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, Endian zal veroordelen tot betaling van de in het petitum van de appeldagvaarding genoemde bedragen alsook tot vestrekking van de in bedoeld petitum nader omschreven specificaties, met tevens veroordeling van Endian in de kosten van beide instanties (met nakosten).
Endian heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met - naar het hof begrijpt - veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De feiten

De kantonrechter heeft onder de (sub)kop “Feitelijke vaststellingen” een aantal feiten opgesomd waarvan hij is uitgegaan. In de
grief 1klaagt [appellant] over het volgende uitgangspunt van de kantonrechter:

Zij ([appellant] en [X], directeur-grootaandeelhouder van Endian; hof
) hebben in 2012 besloten samen een nieuwe onderneming op te zetten in webhosting en het faciliteren van andere webdiensten voor cliënten.
Zij hebben vanaf 2012 samengewerkt op een zodanige wijze dat zij zo lang mogelijk konden profiteren van hun WW-uitkeringen.”
Grief 2richt zich tegen de volgende overweging van de kantonrechter:
“[appellant] ging daarna in dienst van Endian Solutions werken met behoud van WW-uitkering op basis van een proefplaatsing. Hij werd voor 24 uur per week gedetacheerd bij een bedrijf Mercurius h.o.d.n. Floramedia en daarvoor kreeg hij € 2.500,- per maand doorbetaald.”Het hof stelt vast dat de toelichting op de grief zich enkel richt op de tweede volzin van de geciteerde overweging en daartoe beperkt leest het hof deze grief dan ook.
Het hof zal in het navolgende rekening houden met vorenbedoelde klachten. Nu hetgeen de kantonrechter voor het overige onder voornoemde (sub)kop heeft overwogen niet in geschil is, zal het hof eveneens van de bewuste (overige) feiten uitgaan, met dien verstande dat het eerste door de kantonrechter gereleveerde feit moet worden geacht aan te vangen met “[appellant]”- in plaats van “Endian Solutions”- en aldus verbeterd zal worden gelezen.

3.De beoordeling

3.1
[appellant] en voornoemde [X] (hierna: [X]) hebben elkaar leren kennen toen zij werkten bij dezelfde werkgever. Volgens Endian hebben zij op 11 oktober 2011 (tijdens dat dienstverband) besloten een eigen onderneming te starten in de fabricage en verkoop van ERP-software, welke onderneming - verwijzend naar genoemde datum, zijnde een binaire getallenreeks (11-10-11) - “Endian Solutions” zou heten. [appellant] heeft daartoe, aldus Endian, in oktober 2011 een aantal domeinnamen met het element “Endian” daarin doen registreren en in januari 2012 een aantal domeinnamen met het element “erp” of “ERP” erin. Gelet ook op de door [appellant] in eerste aanleg in het geding gebrachte productie 11 (die vorenbedoelde registraties bevestigt) en de op zich door [appellant] niet weersproken omstandigheid dat partijen hebben gesproken over het opzetten van een nieuwe onderneming (zie inleidende dagvaarding onder 1) komt het hof de hiervoor genoemde gang van zaken aannemelijk voor. Het oogmerk de bewuste onderneming samen op te zetten spoort ook met het feit dat [X] en [appellant] gezamenlijk in maart 2012 de merknaam “ERP4” hebben gedeponeerd (zie productie 3 bij memorie van antwoord). Endian is op 10 september 2012 opgericht door [X]. [appellant] is aanvankelijk voor Endian werkzaam geweest op basis van een zogenaamd proefplaatsing via het UWV en is per 15 april 2013 bij Endian in loondienst gekomen. Endian stelt dat het ook toen nog de bedoeling was dat [appellant] uiteindelijk ook, naast [X], in (het kapitaal van) Endian zou gaan participeren. Ook dat acht het hof aannemelijk gelet op het feit dat [X] en [appellant] allebei werkzaam waren onder de titel “Consultant/Managing partner” (zie onder meer producties 5 en 6 bij inleidende dagvaarding) en de omstandigheid dat het verslag van het door [appellant] opgenomen gesprek tussen hem en [X] op 13 mei 2013 (zie productie 41 [appellant] eerste aanleg) vermeldt dat [appellant] daarin heeft gezegd: “
kijk het is ons gezamenlijk bedrijf [X], dat weet jij dat weet ik”(een opmerking die [appellant] even later in dat gesprek nog eens herhaalt). Het hof wijst in dit verband voorts op een e-mail van 14 juni 2013 van [appellant] aan ene [Y], waarin hij onder meer schrijft “
[X] stelt zich op het standpunt dat er “slechts” een dienstverband is tussen mij en hem vanaf 15 april.” Het hof maakt uit dit laatste op dat [appellant] zichzelf niet als een “gewone werknemer” zag (maar als iemand die in feite ook toen al een veel hechtere betrokkenheid bij Endian had). Daarbij past ook het feit dat [appellant], zoals hij zelf stelt, een lening aan Endian had verschaft (in welk kader [appellant] stelt nog een bedrag van € 7.000,- van Endian/[X] te vorderen te hebben).
3.2
De vorderingen van [appellant] hebben in de kern als grondslag (i) dat het [appellant] op 5 juni 2013 gegeven ontslag op staande voet nietig is en (ii) dat [appellant] tijdens zijn dienstverband bij Endian recht kon doen gelden op een salaris van € 6.500,- bruto per maand. De kantonrechter heeft alle vorderingen afgewezen. De onderscheiden grieven tegen het vonnis kunnen slechts (geheel of gedeeltelijk) tot succes leiden indien het hof tot het oordeel kan komen dat de bodemrechter naar verwachting van het hof zal oordelen dat bedoeld ontslag inderdaad nietig is respectievelijk zal oordelen dat [appellant] inderdaad recht kon doen gelden op het door hem gestelde salaris. Dat is niet het geval. Het hof licht dit toe als volgt.
3.3
Het ontslag op staande voet is [appellant] gegeven omdat hij, ondanks herhaald verzoek dat te doen, heeft geweigerd inloggegevens te verschaffen met betrekking tot het domein Endianhosting.nl alsook de domeinen van een aantal klanten van Endian (die werden “gehost” via Endianhosting.nl). Volgens [appellant] hoefde hij die inloggegevens niet te verstrekken, omdat - kort gezegd - niet Endian of [X] eigenaar van die domeinnamen was, maar hijzelf. Dat de bodemrechter [appellant] zal volgen in deze redenering acht het hof (ook al zou komen vast te staan dat inderdaad [appellant] de eigenaar van de bewuste domeinnamen is, althans destijds was), tegen de onder 3.1 gegeven achtergrond, zodanig ongewis dat de vorderingen gebaseerd op de stelling dat het hem gegeven ontslag nietig is moeten stranden. Uit die achtergrond kan immers worden opgemaakt dat de bewuste domeinnamen ten behoeve van Endian en de door haar te drijven onderneming geregistreerd waren. Het feit dat [appellant] uit hoofde van bedoelde registraties mogelijk nog bedragen van Endian of [X] te vorderen had, betekent - naar voorlopig oordeel van het hof - niet dat het hem vrijstond te weigeren bedoelde gegevens aan Endian te verschaffen, te minder waar het voor hem duidelijk moest zijn dat hij Endian daarmee hoogst waarschijnlijk schade zou berokkenen in haar bedrijfsuitoefening. Dat Endian door de handelwijze van [appellant] inderdaad schade heeft geleden (onder meer als gevolg van het verlies van een aantal klanten) heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt.
3.4
Ook met betrekking tot de stelling van [appellant] dat hij met [X]/Endian een salaris van € 6.500,- bruto per maand is overeengekomen geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter die stelling zal honoreren. Zo is de arbeidsovereenkomst waarop [appellant] zich beroept niet door Endian ondertekend en stelt Endian dat de tekst van die overeenkomst uit de koker van [appellant] komt. Voorts heeft Endian in eerste aanleg tijdens de mondelinge behandeling (zie de pleitnotities van mr. Horst) geciteerd uit tussen [X] en de accountant/boekhouder van Endian gewisselde e-mails en deze citaten ondersteunen de stelling van Endian dat [X] en [appellant] destijds afspraken dat [appellant] een salaris van € 2.500,- bruto per maand zou krijgen ([X] zou, inclusief de WW-uitkering die hij nog genoot, eenzelfde salaris genieten). Het standpunt van [appellant] (dat afgesproken zou zijn dat hij € 6.500,- bruto per maand zou verdienen) lijkt ook op gespannen voet te staan met hetgeen Endian volgens het desbetreffende contract voor de detachering van [appellant] bij Mercurius B.V. ontving, te weten wekelijks 24 uur ad € 50,-, derhalve € 1200,- per week, maandelijks dus een bedrag in de orde van € 5.000,-. In een bodemprocedure zal een en ander eventueel nader uitgezocht kunnen worden. Een kort geding leent zich daartoe niet.
3.5
Tegen de achtergrond van de omstandigheden genoemd onder 3.1 en 3.4 kan ook het beroep op artikel 7:618 BW [appellant] in dit kort geding niet baten.
3.6
Vaststaat dat [appellant] ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg inmiddels over de periode 15 april 2013 tot en met 5 juni 2013 salarisbetalingen (en dienovereenkomstige specificaties) had ontvangen op basis van een salaris van € 2.500,-bruto per maand. Volgens Endian is een deel van die betalingen weliswaar te laat geschied, maar kwam dit omdat [appellant] had verzuimd een zogenaamde loonbelastingverklaring over te leggen. Of dit laatste juist is kan in het midden blijven, omdat hoe dan ook niet valt in te zien dat [appellant] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van enkel de (uiterst geringe) vordering die ziet op vertraagde loonbetaling gedurende een zo korte termijn. Hetzelfde geldt voor de vordering die [appellant] mogelijk nog heeft uit hoofde van in voornoemde periode opgebouwde, maar opgenomen noch in geld uitgekeerde vakantiedagen.
3.7
[appellant] heeft ook nog betaling van “openstaande declaraties” ad € 801,98 gevorderd. Die vordering is evenmin (alsnog) toewijsbaar, reeds omdat in de grieven geen enkele aandacht wordt gegeven aan de afwijzing van die vordering en - dus - geen, laat staan afdoende gronden zijn aangevoerd voor een andere beslissing dan die van de kantonrechter. De bewuste vordering is overigens ook in eerste aanleg in het geheel niet toegelicht, terwijl Endian - zo verstaat het hof het onderdeel van de pleitnotities van mr. Horst sub 7 - die toen heeft betwist.
3.8
De vordering met betrekking tot buitengerechtelijke kosten volgt het lot van de reeds besproken vorderingen.
3.9
De conclusie is dat de grieven falen. Het vonnis zal dan ook worden bekrachtigd en [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Endian tot op heden begroot op € 683,- aan verschoten en € 1.894,- aan salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, W.H.F.M. Cortenraad en D. Kingma en is in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 25 maart 2014.