Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin werd bepaald dat hij als onderhoudsplichtige een bijdrage moest betalen aan de gemeente Amsterdam in verband met de bijstandsverlening aan zijn ex-vrouw en hun kind. De man is op 15 juli 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 mei 2013. De gemeente heeft op 5 september 2013 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 20 november 2013 ter terechtzitting behandeld, waarbij de man werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.E. Vande Voort, en de gemeente werd vertegenwoordigd door de heer H.H.J. ten Hoope.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de man en zijn ex-vrouw zijn in 1986 gehuwd en hun huwelijk is op 1 juli 2010 ontbonden. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren. De man is niet gehouden om een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw te voldoen, maar de gemeente heeft hem verzocht om zijn financiële omstandigheden op te geven om de onderhoudsplicht te bepalen. De verhaalsbijdrage is vastgesteld op € 273,91 per maand, maar de man is het niet eens met deze hoogte en heeft een gerechtelijke procedure aangekondigd.
Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld aan de hand van zijn netto besteedbaar inkomen en de lasten die hij heeft. Het hof concludeert dat de man een negatieve draagkracht heeft van € 30,-, wat betekent dat hij niet in staat is om een bijdrage te betalen zonder in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan te komen. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de gemeente afgewezen. De beslissing is gegeven op 25 maart 2014.