Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 2betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de bestemming van de bedrijfsruimten door de aanwezigheid van de studenten is gewijzigd en dat die omstandigheid tot toewijzing van de ontruimingsvordering moet leiden. Ter toelichting op de grief voert [appellant] aan dat de studenten als kraakwacht in het gehuurde verbleven op grond van een overeenkomst van bruikleen die op een termijn van twee weken kon worden beëindigd. [appellant] acht onbegrijpelijk dat de spoedeisendheid van dien aard was dat De Key die termijn niet kon afwachten. Voorts wijst hij erop dat de studenten kort na de betekening van het bestreden vonnis het gehuurde hebben verlaten. Ten slotte meent hij dat De Key niet aannemelijk heeft gemaakt dat daadwerkelijk het gevaar bestond dat zij door de gemeente zou worden aangesproken op het met de bestemming strijdige gebruik.