ECLI:NL:GHAMS:2014:909

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
200.122.674-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en vernietiging leaseovereenkomsten door echtgenote

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de echtgenote van de geïntimeerde een vernietigingsverklaring heeft afgegeven voor verschillende leaseovereenkomsten. De kantonrechter oordeelde dat de echtgenote tijdig en rechtsgeldig de leaseovereenkomsten had vernietigd, omdat zij geen schriftelijke toestemming had verleend. Dexia stelde dat de vernietiging was verjaard, maar de kantonrechter oordeelde dat het bewijs dat de echtgenote meer dan drie jaar voor de vernietigingsverklaring op de hoogte was van de leaseovereenkomsten niet was geleverd. In hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de echtgenote en haar man als consistent en geloofwaardig beoordeeld. Het hof bevestigde dat de echtgenote pas in het voorjaar van 2004 op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, naar aanleiding van een uitzending van TROS Radar. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Dexia werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan de geïntimeerde en het Bureau Krediet Registratie moest informeren dat er geen verplichtingen meer waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.122.674/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 1276947DX EXPL 11-364
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 maart 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde]
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat:
mr. J.B. Maliepaardte Bleiswijk.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en [geïntimeerde] genoemd.
Dexia is bij dagvaarding van 7 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 7 november 2012, onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie/verweerder in reconventie en Dexia als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende eisvermindering, met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens voorwaardelijke memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- akte;
- antwoordakte.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Dexia heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van Dexia zal toewijzen, de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Dexia ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hem heeft voldaan, te vermeerderen met rente, alsmede [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties, met rente en nakosten. [geïntimeerde] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof de grieven zal verwerpen, met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure en in voorwaardelijk incidenteel appel als omschreven op de laatste bladzijde van de memorie van antwoord in principaal appel, tevens voorwaardelijke memorie van grieven in incidenteel appel.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het niet bestreden vonnis van 13 juni 2012 onder 2, 2.1 tot en met 2.5, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof als uitgangspunt.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2
[geïntimeerde] is in april 2000 een leaseovereenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna ook: Dexia) met een looptijd van 36 maanden. Na 36 maanden is de looptijd met 36 maanden verlengd. In juni 2000 is [geïntimeerde] een leaseovereenkomst met de naam Legio Bespaarplan met Dexia aangegaan, met een looptijd van 60 maanden. Na 60 maanden is de looptijd met 60 maanden verlengd. In juli 2001 is [geïntimeerde] een leaseovereenkomst met de naam Troefplan met Dexia aangegaan, met een looptijd van 60 maanden en een leaseovereenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar, met een looptijd van 36 maanden. Na 36 maanden is de looptijd met 36 maanden verlengd. De vier leaseovereenkomsten worden gezamenlijk aangeduid als de leaseovereenkomsten.
2.3
Op grond van de leaseovereenkomsten heeft [geïntimeerde] bedragen van Dexia geleend. Met die bedragen zijn aandelen aangekocht die [geïntimeerde] van Dexia heeft geleast. Over de geleende bedragen was [geïntimeerde] rente verschuldigd.
2.4
De leaseovereenkomsten zijn inmiddels beëindigd. Na verkoop van de aandelen diende [geïntimeerde] blijkens de eindafrekeningen in totaal € 12.908,11 aan Dexia te betalen. Genoemde bedragen heeft hij onbetaald gelaten.
2.5
Voor de totstandkoming van de leaseovereenkomsten heeft[echtgenote], de echtgenote van [geïntimeerde] (hierna: [echtgenote]), geen schriftelijke toestemming verleend.
2.6
Bij brief van 27 augustus 2004 heeft [echtgenote] met een beroep op artikel 1:89 BW een vernietigingsverklaring met betrekking tot de leaseovereenkomsten uitgebracht.
2.7
Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033; NJ 2007, 427) heeft het hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard die strekt tot (gedeeltelijke) vergoeding van schade zoals onder andere in dit geding aan de orde. [geïntimeerde] heeft door een schriftelijke mededeling zoals bedoeld in artikel 7:908, tweede lid, BW (tijdig) laten weten dat hij niet aan de verbindend verklaarde overeenkomst − de zogeheten “Duisenberg”-regeling – gebonden wil zijn.

3.Beoordeling

3.1
[geïntimeerde] heeft Dexia gedagvaard en in conventie gevorderd dat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de leaseovereenkomsten door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans deze te vernietigen en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen [geïntimeerde] uit hoofde van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald en tot het ongedaan laten maken van een eventuele registratie bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met rente en kosten. Dexia heeft in reconventie gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 12.309,30 uit hoofde van restschulden.
3.2
[geïntimeerde] heeft aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat [echtgenote] de leaseovereenkomsten rechtsgeldig heeft vernietigd. Dexia heeft het verweer gevoerd dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. Zij heeft daartoe gesteld dat op 27 augustus 2004, toen de vernietigingsverklaring werd uitgebracht, reeds meer dan drie jaren waren verstreken sinds de dag waarop [echtgenote] bekend raakte met de leaseovereenkomsten. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat betalingen van de op grond van de leaseovereenkomsten verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [geïntimeerde] en [echtgenote] stond. Daaruit volgt dat [echtgenote] op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld, aldus Dexia. [geïntimeerde] heeft betwist dat [echtgenote] meer dan drie jaar vóór de dag waarop de vernietigingsverklaring werd uitgebracht, bekend is geraakt met de leaseovereenkomsten. [geïntimeerde] beheerde de en/of-rekening alleen.
3.3
De kantonrechter heeft in het niet bestreden tussenvonnis van 13 juni 2012 overwogen dat hij voorshands bewezen acht dat [echtgenote] door kennisneming van één of meer bankafschriften kennis heeft gekregen van het bestaan van de leaseovereenkomsten, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. [geïntimeerde] heeft zichzelf en [echtgenote] op 9 oktober 2012 als getuigen doen horen.
3.4
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [geïntimeerde] voor zover van belang, het volgende verklaard:
Ik ben de contracten telefonisch aangegaan. Ik weet nog wel dat mijn vrouw er niet bij aanwezig was. Ik weet wel nog dat ik ze niet met mijn vrouw heb besproken. Ik deed de financiële zaken en mijn vrouw het huishouden. Als wij een groot ding aanschaffen, doen we dat in onderling overleg. De contracten werden van de en/of betaald. De eerste twee contracten gaven een winst. Ik weet niet precies hoeveel, ik meen € 10.000,-. Ik heb dat niet met mijn vrouw besproken, omdat ik direct nieuwe contracten heb afgesloten. Ik heb het geld dus meteen weer uitgegeven. Volgens mij zijn die verlengingen ook telefonisch gegaan. Het doel van de contracten was iets extra 's voor de oude dag en voor de kleinkinderen. Dat ik iets extra 's ging doen, heb ik wel met mijn vrouw besproken, maar niet wat ik ging doen. In het voorjaar van 2004 zat ik te kijken naar een programma van TROS Radar over Dexia. Mijn vrouw luisterde met een half oor mee. Zij vroeg mij: heb jij ook niet iets van Dexia, maar de precieze bewoordingen weet ik niet meer. Zij had waarschijnlijk wel eens een enveloppe gezien. Tot dat moment hadden wij niet over Dexia gesproken. Als de post binnenkomt, leggen wij die om en om op tafel. Mijn vrouw neemt haar deel en de afschriften van de en/of rekening gingen naar mij. Mijn vrouw maakt ze niet open. Mijn vrouw keek er dan ook niet in. Als er een belastingaangifte getekend moest worden, tekende zij die. Zij keek er niet in. Wij bespraken de inhoud niet. Van de en/of rekening hebben wij allebei een pasje, maar zij kijkt nooit op de afschriften. Ik heb noch de vooruitbetalingen, noch de termijnbetalingen of welke betaling aan Dexia dan ook met mijn vrouw besproken. Mijn vrouw heeft mij nooit naar de enveloppen van Dexia gevraagd. We zitten bij de Rabo. Ik heb geen Postbankrekening. U vraagt mij naar rekeningnummer 450907, maar dat nummer herken ik niet. Mijn vrouw heeft een eigen girorekening gehad. Na mijn pensioen is zij halve dagen gaan werken. Haar loon kreeg ze daarop gestort. Ik keek niet op haar afschriften. Inmiddels is de rekening er niet meer. Ik heb het positief resultaat van de eerdere contracten niet met mijn vrouw besproken. Het was niet nodig, zij was niet geïnteresseerd in financiële zaken en wij hadden het weliswaar niet heel goed, maar goed genoeg. Zij had geen reden om aan mij te twijfelen. Mijn vrouw betaalt de slager en de bakker en zo. Ik doe de overboekingen. Ik weet zeker dat wij naar aanleiding van de uitzending van TROS Radar het hebben besproken. Ik herinner mij dat omdat ik dat op schrift heb gezet.
3.5
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [echtgenote], voor zover van belang, het volgende verklaard.
Ik heb nog nooit de overeenkomsten gezien. Ik was er niet bij toen ze werden afgesloten. De eerste keer dat ik ervan hoorde, met mijn man over sprak, was na een programma van TROS Radar. Ik hoorde het en ik dacht: hé, hebben wij daar ook niet iets van. Ik vroeg dat toen aan mijn man en die zei dat dat klopte. Dexia zei me iets, waarschijnlijk had ik een enveloppe op de mat gezien of op tafel en dacht dus: zoiets hebben wij ook. Ik wist dat mijn man iets wilde doen voor onszelf en de kleinkinderen. Maar hij had me niet gezegd wat. Voor dat programma hadden wij nooit over Dexia gesproken en ook niet over een Winstverdriedubbelaar of hoe die contracten heten. Als de post kwam legde ik die bij mijn man. Dat was waar hij op dat moment zat, aan tafel of in zijn stoel. Wat voor mij was, haalde ik eruit. U vraagt mij hoe ik betaal. Nu pin ik, maar vroeger was dat cash. Dan haalde ik geld op bij de bank. Wij hebben een Raborekening. Het is een en/of rekening. De overboekingen deed mijn man altijd. Als hij weg was, deed ik het. Dingen als gas en licht, en huur. Maar dat waren veelal automatische betalingen. Mijn loon kwam op de giro en de afschriften maakte mijn man open. Die afschriften legde ik ook bij hem neer en meestal zag ik ze niet. Van de en/of rekening zie ik ook niét de afschriften. Ook vroeger maakte mijn man ze open en ik zou niet weten waar die werden bewaard. Ik heb nooit geweten hoe wij er financieel voor stonden. Ik heb nooit met mijn man besproken of er contracten met winst waren afgesloten. Over grotere uitgaven hadden we gewoon overleg. Ik heb nooit met mijn man besproken of er geld apart werd gezet. Ik ben niet financieel geïnteresseerd.
U vraagt mij wanneer de uitzending van TROS Radar was. Terugrekenend naar aanleiding van de brief is dat voorjaar 2004 geweest. Hij deed de belastingen. Als hij op zee was, deed de accountant de aangifte en als hij thuis was deed hij het zelf. Ik tekende, maar besprak niet de inhoud. Voor een grotere uitgave, als een auto of zo, deed mijn man de betaling. Ik liet mijn man alles opknappen en dat hij zes contracten heeft genomen, vind ik niet gek. De kantonrechter vraagt mij of ik handig ben op de pc. Ik kan wel een mailtje versturen. Ik heb ook wel eens gekeken of ik op de rekening kon kijken. Wanneer dat was weet ik niet meer. Ik kan me niet herinneren dat ik toen ik keek afschrijvingen aan Dexia zag.
3.6
Gelet op hetgeen de getuigen hebben verklaard is [geïntimeerde] er naar het oordeel van de kantonrechter in geslaagd tegenbewijs te leveren en het bewijsvermoeden te ontzenuwen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. De getuigen hebben op hoofdlijnen gelijkluidend en consistent verklaard. Dat geldt zowel voor het moment waarop [echtgenote] op de hoogte raakte van de leaseovereenkomsten en de aanleiding daartoe, als voor de taakverdeling binnen het huishouden. Wat betreft het moment van wetenschap verklaren de getuigen dat [geïntimeerde] zijn echtgenote heeft verteld over de leaseovereenkomsten naar aanleiding van een vraag die [echtgenote] stelde toen zij een programma van TROS Radar hoorde, in het voorjaar van 2004. Die vraag stelde zij volgens de getuigen omdat zij waarschijnlijk wel eens een enveloppe van Dexia gezien had. [echtgenote] was niet aanwezig toen haar man de contracten afsloot en uit de verklaringen van de getuigen volgt dat ze voor noch na dat moment over de leaseovereenkomsten hebben gesproken. Uit de verklaringen volgt dat, hoewel zij wist dat [geïntimeerde] iets extra’s wilde doen, zij niet precies wist wat hij wilde doen, en dat de leaseovereenkomsten in dit kader niet ter sprake zijn gekomen. Ook heeft [geïntimeerde] de winst uit de eerdere leaseovereenkomsten volgens de getuigen niet met [echtgenote] besproken. Wat betreft de taakverdeling volgt uit de verklaringen van de getuigen dat [geïntimeerde] alle financiële zaken en overboekingen deed. [echtgenote] verklaart tevens dat zij niet financieel geïnteresseerd was. Voorts volgt uit de verklaringen dat [geïntimeerde] en [echtgenote] grote uitgaven onderling overlegden, dat alle bankpost door [geïntimeerde] werd opengemaakt en dat [echtgenote] er niet in keek, dat [echtgenote] nooit op bankafschriften van de en/of rekening keek, dat [geïntimeerde] de belastingaangiften deed en dat [echtgenote] deze tekende zonder de inhoud te bekijken of met [geïntimeerde] te bespreken. Voor zover in beide verklaringen tegenstrijdigheden voorkomen, tasten die de algemene geloofwaardigheid van deze verklaringen niet aan, aldus nog steeds de kantonrechter. Het beroep van Dexia op verjaring slaagt niet en er moet daarom van worden uitgegaan dat [echtgenote] de leaseovereenkomsten tijdig heeft vernietigd. Op grond daarvan heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld tot betaling van € 16.810,93 met rente en Dexia bevolen, op straffe van een dwangsom, om het Bureau Krediet Registratie te berichten dat [geïntimeerde] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft. Tegen deze beslissing is het hoger beroep gericht.
3.7
Het hof stelt het volgende voorop. Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat het bewijs dat voorshands is geleverd door de partij op wie de bewijslast rust, in het onderhavige geval Dexia, wordt ontzenuwd. De bewijslast en het bewijsrisico blijven derhalve op Dexia rusten. Voorts komt aan de verklaringen van [geïntimeerde] en [echtgenote], nu het gaat om tegenbewijs, niet de beperkte bewijskracht toe als bedoeld in artikel 164 Rv. Voorts erkent Dexia bij antwoordakte dat de eerste betalingen ten behoeve van de twee in juli 2001 gesloten leaseovereenkomsten niet in juli 2001 van de en/of-rekening zijn afgeschreven, maar in het geheel niet (Troefplan) of pas in juli 2004 (WinstVerDriedubbelaar). Dat betekent dat voor die twee leaseovereenkomsten achteraf gezien het bewijsvermoeden niet geldt.
3.8
Grief I in principaal appel strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] er in is geslaagd het bewijsvermoeden te ontzenuwen en dat aannemelijk is dat [echtgenote] pas in het voorjaar van 2004 kennis kreeg van het bestaan van de leaseovereenkomsten. Dexia voert aan dat uit haar administratie is gebleken dat de betalingen uit hoofde van twee eerdere leaseovereenkomsten tussen juli 1996 en september 1999 van een girorekening van [echtgenote] zijn verricht. Nu die betalingen vanaf de girorekening van [echtgenote] zijn gedaan, is het zeer onwaarschijnlijk dat [echtgenote] niet op de hoogte was van die twee leaseovereenkomsten. Het is, ervan uitgaande dat [echtgenote] bekend was met die twee eerdere leaseovereenkomsten, dan ook aannemelijk dat [echtgenote] ook bekend was met de onderhavige leaseovereenkomsten, aldus Dexia.
3.9
Uit het enkele feit dat [echtgenote] wetenschap zou hebben gehad van de twee eerdere leaseovereenkomsten, wat daar verder van zij, volgt niet dat zij vóór 27 augustus 2001 bekend was met de onderhavige leaseovereenkomsten.
3.1
Grief II in principaal appel strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de getuigen op hoofdlijnen gelijkluidend en consistent hebben verklaard. Hoewel [geïntimeerde] stelt dat [echtgenote] geen enkele bemoeienis had met de financiële zaken, volgt uit de verklaringen van [geïntimeerde] en [echtgenote] dat [echtgenote] op de hoogte was van de financiële gang van zaken. Gezien de mate van betrokkenheid van [echtgenote] bij de financiën, is het zeer ongeloofwaardig dat [geïntimeerde] niet met haar overlegd zou hebben alvorens de leaseovereenkomsten aan te gaan, aldus Dexia. Voorts wijst Dexia erop dat, anders dan [geïntimeerde] heeft verklaard, slechts een deel van de winsten op de twee eerdere leaseovereenkomsten is gebruikt voor de onderhavige leaseovereenkomsten en het resterende bedrag is uitbetaald. [geïntimeerde] had dan ook alle reden om [echtgenote] op de hoogte te stellen van deze positieve uitkering en de eerdere leaseovereenkomsten. Derhalve is het, mede in het licht van de betrokkenheid van [echtgenote] bij de financiën, aannemelijk dat [geïntimeerde] [echtgenote] over de onderhavige leaseovereenkomsten heeft verteld, aldus nog steeds Dexia.
3.11
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de getuigen op hoofdlijnen gelijkluidend en consistent hebben verklaard. Het hof kan zich vinden in de onder 3.5 weergegeven overwegingen van de kantonrechter en maakt die tot de zijne. De door Dexia genoemde tegenstrijdigheden hebben onvoldoende gewicht om het bijgebrachte tegenbewijs alleen al daarom als ongeloofwaardig te bestempelen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de werking van waarneming en geheugen zo haar beperkingen kent, zeker waar het hier gebeurtenissen van vele jaren geleden betreft. Daarbij past te aanvaarden dat zich tegenstrijdigheden kunnen voordoen.
3.12
Voorts voert Dexia aan dat zij reeds in eerste aanleg bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie (alinea 14 tot en met 40) uitvoerig de feiten en omstandigheden heeft uiteengezet waaruit blijkt dat [echtgenote] reeds vóór 27 augustus 2001 van de leaseovereenkomsten op de hoogte is geweest. In het licht van de conclusie dat de verklaringen van [geïntimeerde] en [echtgenote] die tegenbewijs bevatten niet ongeloofwaardig zijn, zijn genoemde feiten en omstandigheden te weinig specifiek of klemmend om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat [echtgenote] in weerwil van hun verklaringen toch vóór 27 augustus 2001 wist van het bestaan van de leaseovereenkomsten.
3.13
Het algemeen bewijsaanbod van Dexia wordt als onvoldoende specifiek gepasseerd.
3.14
Slotsom van deze overwegingen is dat Dexia geen succes heeft met haar grieven. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Dexia is de in het ongelijk gestelde partij en heeft de proceskosten van het hoger beroep te dragen. Omdat de gestelde voorwaarde niet is vervuld, behoeft het incidenteel appel verder geen bespreking.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [geïntimeerde] gevallen, op € 683,- aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, M.P. van Achterberg, en P.W.A. van Geloven en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 maart 2014 door de rolraadsheer.