ECLI:NL:GHAMS:2014:900

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
200.096.343-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar echtheid handtekeningen in kredietovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2014 een arrest gewezen in hoger beroep inzake een deskundigenonderzoek naar de echtheid van handtekeningen van de appellante onder een kredietovereenkomst en een reactie aan de incassogemachtigde van de Nationale-Nederlanden Bank N.V. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Zwiers, heeft in hoger beroep een deskundigenonderzoek verzocht naar de handtekeningen die zij zou hebben geplaatst onder documenten uit 1996 en 2005. Het hof had eerder op 1 oktober 2013 een tussenarrest uitgesproken en verwees naar dat arrest voor het verloop van het geding tot die datum. Beide partijen hebben ingestemd met de benoeming van mevrouw R. ter Kuile-Haller als deskundige en hebben aangegeven bereid te zijn om aan het onderzoek mee te werken. Het hof heeft de deskundige verzocht om de handtekeningen te onderzoeken en heeft Nationale-Nederlanden opgedragen om de relevante documenten aan de deskundige ter beschikking te stellen.

Het hof heeft ook een voorschot van € 1.800,- voor de deskundige vastgesteld, dat door de appellante moet worden betaald. De appellante heeft verzocht om dit voorschot niet ten laste van haar te brengen, maar het hof heeft deze verzoek afgewezen, omdat er geen bewijs was dat zij over onvoldoende middelen beschikte. Het hof heeft de zaak naar de rol van 1 juli 2014 verwezen voor het deskundigenbericht en heeft verdere beslissingen aangehouden. De deskundige moet haar rapport vóór 24 juni 2014 indienen, waarna partijen de gelegenheid krijgen om op het rapport te reageren. Het hof heeft benadrukt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten en dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om opmerkingen te maken en verzoeken te doen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.096.343/01
zaaknummer rechtbank Haarlem: 463219/CV EXPL 10-5135
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 maart 2014
inzake
[APPELLANTE],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. R. Zwiers te Almere,
tegen
de naamloze vennootschap NATIONALE-NEDERLANDEN BANK N.V., rechtsopvolger van Nationale-Nederlanden Financiële Diensten B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en Nationale-Nederlanden genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 1 oktober 2013 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Partijen hebben zich ieder bij akte, Nationale-Nederlanden onder overlegging van een productie, uitgelaten over het te gelasten deskundigenbericht. Arrest is bepaald op heden.

2.Verdere behandeling van het hoger beroep

2.1
In het tussenarrest heeft het hof een deskundigenonderzoek door een schriftkundige nodig geoordeeld in verband met de vraag naar de echtheid van de beweerdelijk door [appellante] geplaatste handtekeningen onder de kredietovereenkomst van 10 juni 1996 en onder een reactie van 23 november 2005 aan Fiditon, de incassogemachtigde van Nationale-Nederlanden. Het hof heeft in dit verband partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voornemen R. ter Kuile-Haller als deskundige te benoemen en over hun bereidheid tot medewerking aan het onderzoek. Verder zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aan de deskundige voor te leggen vraag of vragen.
2.2
Beide partijen hebben bericht dat zij kunnen instemmen met de door het hof voorgestelde persoon van de te benoemen deskundige en dat zij volledig bereid zijn hun medewerking aan het onderzoek te verlenen. Zij hebben zich niet uitgelaten over de aan de deskundige te stellen vraag of vragen. Nationale-Nederlanden heeft meegedeeld dat zij niet meer beschikt over het origineel van de voornoemde reactie van [appellante] van 23 november 2005. Die omstandigheid staat op zichzelf niet in de weg aan het voorgenomen deskundigenonderzoek. Het hof neemt aan dat uit de bevindingen van de deskundige zal blijken welke invloed aan deze omstandigheid moet worden toegekend.
2.3
Het hof zal er thans toe overgaan een deskundigenonderzoek te bevelen aangaande de vraag of de handtekening onder de kredietovereenkomst van 10 juni 1996 en de handtekening onder de reactie van 23 november 2005 afkomstig zijn van [appellante].
Daartoe zal Nationale-Nederlanden het origineel van de kredietovereenkomst van 10 juni 1996 en (de kopie van) de meergenoemde reactie van [appellante] van 23 november 2005 aan de deskundige ter beschikking moeten stellen. [appellante] zal aan de deskundige vergelijkingsmateriaal moeten verschaffen op de door de deskundige te bepalen wijze.
2.4
De deskundige heeft verzocht om het voorschot op haar loon te bepalen op € 1.800,-. [appellante] heeft daartegen geen bezwaar kenbaar gemaakt. Nationale Nederlanden heeft te kennen gegeven dat aan de hoge kant te vinden voor de bestudering van twee handtekeningen. Het hof acht het gevraagde voorschot weliswaar hoog maar niet op voorhand onredelijk. Bovendien beperken de werkzaamheden van de deskundige zich niet slechts tot het bestuderen van twee handtekeningen. Het hof zal het voorschot op de gevraagde omvang bepalen.
Het hof heeft in het tussenarrest onder 3.11 reeds overwogen dat het hof het vast te stellen voorschot op het aan de deskundige toekomende loon op de voet van het bepaalde in artikel 195 Rv vooralsnog voor rekening van [appellante] zal brengen.
[appellante] heeft in haar akte na tussenarrest verzocht het voorschot niet ten laste van haar maar van Nationale Nederlanden te brengen omdat zij vreest dat de te betalen kosten voor de deskundige een onoverkomelijke drempel voor haar zullen blijken te zijn. In dat verband heeft zij gesteld enkel van een AOW-uitkering te moeten rondkomen en evenmin over vermogen te beschikken. Deze omstandigheid is ontoereikend om Nationale Nederlanden, zoals door [appellante] gevraagd, met het voorschot te belasten. Uit de stukken blijkt niet dat aan [appellante] een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand is verleend zodat vooralsnog niet aangenomen kan worden dat zij over onvoldoende draagkracht beschikt voor de kosten van het deskundigenonderzoek. Het hof handhaaft zijn beslissing dat het voorschot aan [appellante] zal worden opgelegd.
2.6
Zodra de deskundige haar rapport bij het hof heeft ingediend, zal het hof partijen - eerst [appellante] en daarna Nationale-Nederlanden - in de gelegenheid stellen bij memorie op het deskundigenrapport te reageren.
2.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vraag:
- zijn de handtekeningen “[appellante]” onder respectievelijk de kredietovereenkomst van 10 juni 1996 en (de kopie van) de reactie aan Fiditon van 23 november 2005 afkomstig van [appellante]?
- wilt u ook overigens vermelden hetgeen van uw onderzoeksbevindingen voor het oordeel van het hof dienstig kan zijn?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
mevrouw R. ter Kuile-Haller,
Theresiastraat 109 B, 2593 AD ’s-Gravenhage,
tel. 070 – 347 61 43;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat Nationale-Nederlanden de onder 2.2 genoemde stukken vóór 22 april 2014 aan de deskundige ter beschikking zal stellen, alsmede dat partijen (kopieën van) andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken – voor zover mogelijk - aan de deskundige zullen doen toekomen dan wel anderszins ter beschikking zullen stellen;
bepaalt dat de deskundige een voorschot toekomt van € 1.800,-;
bepaalt dat [appellante] vóór 22 april 2014 als voorschot op de kosten van de deskundige voornoemd bedrag ter griffie van het hof zal deponeren door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.505 van de Royal Bank of Scotland, ten name van Ministerie van Justitie MvJ ontvangsten gerechtshof, onder vermelding van ‘code 8051 H, voorschot deskundige, zaak [appellante]/Nationale Nederlanden zaaknummer 200.096.343/01;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundige in het schriftelijk bericht zal doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig – dat wil zeggen niet onder leiding van het hof – zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen tijd en plaats;
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het hof vóór 24 juni 2014, onder indiening van een (gespecificeerde) declaratie onder vermelding van zaaknummer 200.096.343/01;
verwijst de zaak naar de rol van 1 juli 2014 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, D.J. van der Kwaak en J.E. Molenaar en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 maart 2014.