ECLI:NL:GHAMS:2014:9

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
200.126.408-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en verjaring van vernietigingsbevoegdheid ingevolge artikel 1:88-89 BW

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de leaseovereenkomsten van geïntimeerden zijn vernietigd. De zaak betreft de effectenleaseproducten WinstVerdubbelaar en WinstVerDriedubbelaar, die door [geïntimeerde sub 1] zijn afgesloten. De rechtbank had geoordeeld dat de vernietiging van de leaseovereenkomsten rechtsgeldig was, omdat [geïntimeerde sub 2] geen schriftelijke toestemming had gegeven voor de overeenkomsten. Dexia stelde dat het vernietigingsrecht was verjaard, maar de kantonrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat [geïntimeerde sub 2] tijdig had vernietigd. In hoger beroep heeft Dexia betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het bewijsvermoeden ten gunste van [geïntimeerde sub 2] was ontzenuwd. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en vastgesteld dat er geen voldoende bewijs was dat [geïntimeerde sub 2] eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomsten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Dexia werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan [geïntimeerde sub 1] en de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de rol van bewijs in zaken van vernietiging van overeenkomsten en de verjaring van rechten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.126.408/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 952388 DX EXPL 08-2166
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 januari 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
tegen:

1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1] en

2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],
beiden wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat:
mr. B.J. Blindenbachte Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Dexia genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk aangeduid als [appellanten]. en afzonderlijk als [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2].
Dexia is bij dagvaarding van 8 mei 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 28 maart 2012, onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellanten]. als eisers in conventie/verweerders in reconventie en Dexia als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie.
Dexia heeft daarna het volgende stuk ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende eisvermindering.
Parijen hebben de zaak ter zitting van 11 november 2013 doen bepleiten. [appellanten]. door mr. Blindenbach voornoemd en Dexia door mr. J.M.K.P. Cornegoor, advocaat te Amsterdam, mr. Blindenbach aan de hand van een pleitnotitie die is overgelegd aan het hof.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Dexia heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden [Y] zal vernietigen en alsnog de vorderingen in conventie van [appellanten]. alsnog zal afwijzen en - uitvoerbaar bij voorraad - de vordering van Dexia in reconventie zal toewijzen, [appellanten]. zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Dexia ter uitvoering van het bestreden [Y] aan hen heeft voldaan, te vermeerderen met rente, alsmede [appellanten]. zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties, met rente en nakosten. [appellanten]. hebben geconcludeerd dat het hof het [Y] zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
Dexia heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het niet bestreden tussenvonnis van 13 april 2011 onder 2, 2.1. tot en met 2.5, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
[geïntimeerde sub 1] is in mei 1997 een leaseovereenkomst met de naam WinstVerdubbelaar aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna ook: Dexia) met een looptijd van 60 maanden. Na 60 maanden is de looptijd met 60 maanden verlengd. In juni 1999 is [geïntimeerde sub 1] een leaseovereenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar met Dexia aangegaan, met een looptijd van 36 maanden. Na 36 maanden is de looptijd met 36 maanden verlengd. De twee leaseovereenkomsten worden gezamenlijk aangeduid als de leaseovereenkomsten.
2.3
Op grond van de leaseovereenkomsten heeft [geïntimeerde sub 1] bedragen van Dexia geleend. Met die bedragen zijn aandelen aangekocht die [geïntimeerde sub 1] van Dexia heeft geleast. Over de geleende bedragen was [geïntimeerde sub 1] rente verschuldigd. De leaseovereenkomsten zijn zogenoemde restschuldproducten.
2.4
De leaseovereenkomst WinstVerdubbelaar is in mei 2005 beëindigd. Na verkoop van de aandelen diende Dexia € 2.360,92 aan [geïntimeerde sub 1] te betalen. De leaseovereenkomst WinstVerDriedubbelaar is in juni 2005 geëindigd. Na verkoop van de aandelen diende [geïntimeerde sub 1] blijkens de eindafrekening € 13.825,81 aan Dexia te betalen. Van dat bedrag heeft [geïntimeerde sub 1] € 7.006,36 aan Dexia voldaan.
2.5
Voor de totstandkoming van de leaseovereenkomsten heeft [geïntimeerde sub 2], de echtgenoot van [geïntimeerde sub 1], geen schriftelijke toestemming verleend.
2.6
Bij brief van 16 juni 2005 heeft [geïntimeerde sub 2] met een beroep op artikel 1:89 BW de leaseovereenkomst WinstVerDriedubbelaar vernietigd en terugbetaling gevorderd van alle door [geïntimeerde sub 1] betaalde termijnen binnen een termijn van zeven dagen.
2.7
Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033; NJ 2007, 427) heeft het hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard die strekt tot (gedeeltelijke) vergoeding van schade zoals onder andere in dit geding aan de orde. [appellanten]. hebben door een schriftelijke mededeling zoals bedoeld in artikel 7:908, tweede lid, BW (tijdig) laten weten dat zij niet aan de verbindend verklaarde overeenkomst − de zogeheten “Duisenberg”-regeling – gebonden willen zijn.

3.Beoordeling

3.1
[appellanten]. hebben Dexia gedagvaard en in conventie - onder meer - gevorderd voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten bij brief van 16 juni 2005 dan wel bij inleidende dagvaarding buitengerechtelijk zijn vernietigd en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen [geïntimeerde sub 1] uit hoofde van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling alsmede Dexia te veroordelen in de proceskosten. Dexia heeft in reconventie gevorderd [appellanten]. te veroordelen tot betaling van € 6.819,45, het nog openstaande bedrag.
3.2
[appellanten]. hebben aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde sub 2] de leaseovereenkomsten rechtsgeldig heeft vernietigd. Dexia heeft het verweer gevoerd dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia (onder meer) aangevoerd dat betalingen van de op grond van de leaseovereenkomsten verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [geïntimeerde sub 2] op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, met ingang van de oudste ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. [appellanten]. hebben hier tegenover gesteld dat [geïntimeerde sub 1] degene was die de en/of-rekening beheerde.
3.3.
In het tussenvonnis van 13 april 2011 heeft de kantonrechter overwogen dat hij voorshands bewezen acht dat [geïntimeerde sub 2] door kennisneming van één of meer bankafschriften kennis heeft gekregen van het bestaan van de leaseovereenkomsten en [appellanten]. toegelaten tot tegenbewijs. [appellanten]. hebben op 5 december 2011 zichzelf en [X] alsmede hun dochter T.T.C.C.[Y] als getuigen doen horen.
3.4
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [geïntimeerde sub 1], zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik was degene die een pasje van de en/of rekening had. Mijn man heeft ongeveer 10 jaar een pasje gehad. Hij had geen pincode, althans hij wist die niet. Of er geld voor dat pasje van mijn man in rekening werd gebracht door de bank dat weet ik niet. Ik smeerde boterhammen voor mijn man om mee te nemen naar het werk. Mijn man had wel geld bij zich ik neem aan dat hij dat uit mijn portemonnee pakte. Ik doe thuis de financiën. Dat deed ik vroeger thuis ook al. Vraag ons Bets maar, was een uitdrukking bij ons in de familie. Ik ben Bets. Vanaf ons trouwen in 1972 doe ik de financiën. Mijn man en ik gingen allebei van huis uit trouwen. Grote aanschaffen die we met elkaar bespraken waren nieuw bankstel, eerste kleurentelevisie, slaapkamermeubel. Een grote reis bespreek ik met [X], onze bevriende belastingadviseur. Zijn vrouw geeft niets om vakantie en mijn man ook niet, [X] en ik bespreken het samen en onze partners gaan dan mee. Mijn man controleerde nooit de rekening. Hij zou niet weten hoe internetbankieren werkt. Ik pakte meestal de post. Ik opende alle bankafschriften en borg ze op boven in de mappen. De grote map van Dexia lag in het nachtkastje bij mijn nachthemden. Het Legiolease product heb ik afgesloten nadat ik een groenwitte folder had ingevuld. Dat was de winstverdubbelaar in 1997. Ik heb in 1999 de winstverdriedubbelaar afgesloten omdat het goed voelde. Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik spaarde. Ik heb even getwijfeld maar heb het toch gedaan. De belastingaangifte werd door onze vriend [X] gedaan. Hij deed iets met computers en deed dit voor ons als vriendendienst. Hem gaf ik de jaaropgave van Legiolease. We brachten de belastingformulieren en gingen dan bij hem op de koffie. Als er nog vragen waren belde hij nog later hiermee. Hij belde dan naar mij. Over het afsluiten van de eerste Legiolease overeenkomst heb ik mijn man niets verteld, ook niet over de afschrijvingen. Ook over het afsluiten van de tweede Legiolease overeenkomst heb ik niet met hem gesproken. Ik denk dat ik mijn man verteld heb over de Legiolease overeenkomsten toen het telkens in het nieuws was, bij Radar of Kassa. We zijn toen naar een advocaat gegaan die na drie jaar failliet is gegaan. U houdt mij voor dat ik in de periode 2002/2003 met grote regelmaat naar Dexia belde. U houdt mij voor dat ik op 15 maart 2003 een telefoongesprek heb gevoerd over de waarde van de aandelen en dat ik daarin gezegd zou hebben "nou dan heb ik het met mijn man daar over". Ik kan mij dit niet herinneren. U houdt mij voor dat in die periode van eind 2002 tot 2003 waarin ik telkens naar Dexia belde onze schuld nooit minder dan € 16.000,- was en of ik dat niet met mijn man heb besproken. Ik weet echt niet of ik daar toen al met mijn man over heb gesproken, dat weet ik echt niet. Dexia verzekerde mij dat er een stijgende lijn moest komen. Ik spreek in de telefoongesprekken over onze aandelen en dat wij de eerste zijn bij wie het slecht gaat omdat wij al zo lang bij elkaar zijn, al bijna 40 jaar, het is al zo lang wij, ik praat daarom over wij. Ik heb mijn man niet over de betalingen aan Dexia verteld hoewel het zijn loon was omdat het geld voor ons samen was. Hij werkte, ik zorgde ervoor dat alles geregeld werd, geldzaken, alles. Salarisstroken opende ik maar mijn man bekeek die wel of het klopte. Mijn man bekeek bankafschriften niet want dat interesseerde hem niet. Welk jaar ik mijn man over de Dexia overeenkomsten heb verteld weet ik niet. Het was in ieder geval voor we naar de eerste advocaat gingen.
3.5
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [X] zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik doe al jaren de belastingaangiften voor het echtpaar [geïntimeerde sub 2] als vriendendienst. Ik krijg er geen geld voor. Bets [geïntimeerde sub 2] verzamelde dan alle papieren, bankafschriftjes. Ik kan mij niet herinneren dat ik meneer [geïntimeerde sub 2] over de Dexia producten heb gesproken. Ik besprak meestal alles met Betsie. Ik kan mij niet herinneren dat ik weleens financiële dingen met meneer [geïntimeerde sub 2] besprak. Altijd met mevrouw [geïntimeerde sub 2].
3.6
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft[Y], zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Mijn moeder is altijd degene die thuis de financiële zaken regelde. Boodschappen deed ons mam, de vakantie betaalde ons mam. Ik ben in 2001 uit huis gegaan. Ik kan mij niet herinneren daarvoor post van Dexia, Labouchere of Legiolease te hebben gezien. Over Dexia hoorde ik voor het eerst een paar jaar geleden. Ons mam vertelde toen over naar een advocaat gaan. Toen is het verhaal naar voren gekomen. Ik heb het nooit mijn vader over Dexia gehad.
3.7
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [geïntimeerde sub 2], zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Vanaf ons trouwen in 1972 regelde mijn vrouw financieel alles. Ik heb op de lagere school de eerste en de tweede klas overgedaan en door het overlijden van mijn vader heb ik maar kort op school gezeten. Vanaf mijn 14de heb ik gewerkt. Bijna heel mijn werkend leven bij Heijmans wegenbouw als wegmarkeerder. Ik denk wel dat we vanaf het begin een en/of rekening bij de Rabobank hebben gehad. Ik heb een tijdje een bankpasje gehad. Ik weet niet of ik cheques heb gehad. Ik weet ook niet precies wat dat zijn. Ik ging met mijn auto naar het werk. Ik had dan altijd wel geld bij me van mijn vrouw of uit haar portemonnee, zo'n 25 gulden of euro. Over spaarrekeningen voor de kinderen moet u bij mijn vrouw zijn. Nu u begint over de kinderbijslag zeg ik dat ze dat opzij legde voor de studie van de kinderen denk ik. Bets mijn vrouw deed de post. Het kan zijn dat ik weleens een bankafschrift inkeek. Dat gebeurde weinig. Salarisstroken kreeg ik vroeger in de hand. Later bekeek ik ze heel af en toe als ze op tafel lagen. Over het Legiolease product hoorde ik voor het eerst toen wij voor de eerste keer naar de advocaat gingen. Mijn vrouw heeft mij dat thuis al verteld, iets voor we naar de advocaat gingen. Ik weet niet hoe lang van te voren dat was.
3.8
Gelet op hetgeen de getuigen hebben verklaard en hetgeen partijen hierover in hun conclusies na enquête hebben opgemerkt zijn naar het oordeel van de kantonrechter [appellanten]. erin geslaagd tegenbewijs te leveren en dus het bewijsvermoeden te ontzenuwen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat de getuigen op hoofdlijnen gelijkluidend en consistent hebben verklaard. Dat geldt in het bijzonder voor wat betreft de rolverdeling binnen het gezin. In de door de getuigen geschetste omstandigheden is aannemelijk geworden dat [geïntimeerde sub 2] geen inzicht had in de financiën van het gezin, nu blijkens de getuigenverklaringen [geïntimeerde sub 2] de financiën aan zijn echtgenote overliet. De kantonrechter heeft het beroep op verjaring verworpen en vastgesteld dat [geïntimeerde sub 2] de leaseovereenkomsten en aldus tevens de verlengingsovereenkomsten tijdig heeft vernietigd. Op grond daarvan heeft de kantonrechter in conventie voor recht verklaard dat de leaseovereenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd, Dexia veroordeeld tot betaling van € 25.090,17 met rente en kosten en in reconventie de vordering van Dexia afgewezen, met veroordeling van Dexia in de proceskosten. Tegen deze beslissing is het hoger beroep gericht.
3.9
Het hof stelt het volgende voorop. Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat het bewijsvermoeden waarvan voorshands wordt uitgegaan ten gunste van de partij op wie de bewijslast rust, in het onderhavige geval Dexia, erdoor wordt ontzenuwd. De bewijslast en het bewijsrisico blijven derhalve op Dexia rusten. Voorts komt aan de verklaringen van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1], nu het gaat om tegenbewijs, niet de beperkte bewijskracht toe als bedoeld in artikel 164 Rv.
3.1
Grief I strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellanten]. er in zijn geslaagd het bewijsvermoeden te ontzenuwen. Dexia is van mening dat [geïntimeerde sub 2] reeds eerder dan drie jaar voorafgaand aan de vernietigingsbrief van 16 juni 2005 dan wel bij inleidende dagvaarding van 17 april 2008 van de leaseovereenkomsten op de hoogte was. Dexia stelt dat de afgelegde verklaringen dusdanige tegenstrijdigheden en inconsistenties bevatten dat deze verklaringen als ongeloofwaardig aangemerkt dienen te worden en niet als tegenbewijs kunnen dienen. Dexia voert daartoe aan dat de zogenaamde ‘aandelenleaseproblematiek’ al in 2001/2002 uitgebreid in de media aan bod kwam en niet pas in 2005, zoals [appellanten]. bij inleidende dagvaarding hebben gesteld. Ook uit het telefoongesprek dat [geïntimeerde sub 1] op 11 juni 2002 met Dexia heeft gevoerd, blijkt dat [geïntimeerde sub 1] toen al wist van de aandelenleaseproblematiek. Uit de administratie van Dexia blijkt verder dat [geïntimeerde sub 1] vanaf 2002 tot eind 2003 maandelijks telefonisch contact op heeft genomen met het call center van Dexia om te informeren naar het verlies van € 21.000,- dat op de leaseovereenkomsten was ontstaan. Een telefoongesprek van 15 mei 2003 onderstreept de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van [appellanten]. over ‘het moment van wetenschap’ van de leaseovereenkomsten. [geïntimeerde sub 1] zegt tijdens het telefoongesprek immers: “Nou uh dan heb het er met mijn man over en dan uh als ik wil stoppen dan kan dat ieder moment die winstverdriedubbelaar heh? “ Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
3.11
[geïntimeerde sub 2] heeft verklaard dat hij voor het eerst van [geïntimeerde sub 1] over het Legiolease product hoorde enige tijd voordat zij voor de eerste keer naar de advocaat gingen, hetgeen in overeenstemming is met de verklaring van [geïntimeerde sub 1]. De eerste afspraak met de advocaat vond plaats in oktober 2005. Ook[Y] heeft verklaard dat zij een paar jaar geleden voor het eerst over Dexia hoorde. Haar moeder vertelde toen dat zij naar een advocaat gingen. Ten aanzien van ‘het moment van wetenschap‘ stemmen genoemde verklaringen overeen en is er onvoldoende grond om de verklaringen als ongeloofwaardig te bestempelen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat niet alleen in de jaren na 2001/2002 in programma’s als Radar en Kassa regelmatig aandacht aan de aandelenleaseproblematiek is besteed, maar ook in de jaren daarna. Bovendien eindigde de leaseovereenkomsten in mei/juni 2005, zodat toen voor [geïntimeerde sub 1] duidelijk was dat het niet meer goed kwam. Tot die tijd kon zij nog hopen op herstel van de koersen, te meer daar Dexia haar had verzekerd, zo verklaart zij, “dat er een stijgende lijn moest komen”. Uit het feit dat [geïntimeerde sub 1] in het telefoongesprek van 15 mei 2003 heeft gezegd dat zij het er met haar man over zou hebben, volgt niet dat zij dat toen ook inderdaad heeft gedaan.
3.12
Grief II strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de getuigen consistent en op hoofdlijnen gelijkluidend hebben verklaard. Dexia wijst erop dat [geïntimeerde sub 2] heeft verklaard: “Het kan zijn dat ik weleens een bankafschrift inkeek.” [geïntimeerde sub 1] heeft echter verklaard: “Mijn man bekeek bankafschriften niet want dat interesseerde hem niet.” Nu [geïntimeerde sub 2] heeft verklaard wel eens bankafschriften te hebben ingekeken, kan niet worden uitgesloten dat hij afschrijvingen ten behoeve van de leaseovereenkomsten heeft gezien, aldus Dexia.
3.13
Uit de verklaring van [geïntimeerde sub 2] dat het kan zijn dat hij wel eens een bankafschrift inkeek, volgt niet noodzakelijkerwijs dat hij daardoor met het bestaan van de leaseovereenkomsten bekend is geraakt, omdat niet bekend is of op het enkele bankafschrift dat [geïntimeerde sub 2] heeft ingekeken betalingen aan Dexia voorkwamen. Dat gezien zijn verklaring niet kan worden uitgesloten dat [geïntimeerde sub 2] afschrijvingen ten behoeve van de leaseovereenkomsten heeft gezien, is onvoldoende om aan te nemen dat [geïntimeerde sub 2] daardoor daadwerkelijk met het bestaan van de leaseovereenkomsten bekend is geworden.
3.14
De door Dexia opgeroepen vragen zijn niet van dien aard dat het bijgebrachte tegenbewijs alleen al daarom als ongeloofwaardig moet worden bestempeld. De tegenstrijdigheden en lacunes die Dexia heeft gesignaleerd hebben in dit verband onvoldoende gewicht. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de werking van waarneming en geheugen zo haar beperkingen kent, zeker waar het hier gebeurtenissen van vele jaren geleden betreft. Daarbij past te aanvaarden dat zich tegenstrijdigheden en lacunes in die verklaringen kunnen voor doen.
3.15
Verder heeft Dexia nog aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen al de onderhavige doet. Hetgeen Dexia aanvoert is geen aanwijzing waarop de daadwerkelijke bekendheid van [geïntimeerde sub 2] met de leaseovereenkomsten vóór 16 juni 2002 dan wel vóór 17 april 2005 kan worden gebaseerd.
3.16
Het algemene bewijsaanbod van Dexia zal als onvoldoende specifiek worden gepasseerd.
3.17
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [appellanten]. gevallen, op € 666,- aan verschotten en € 2.316,- aan salaris advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, A.S. Arnold en C. Uriot en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 januari 2014 door de rolraadsheer.