ECLI:NL:GHAMS:2014:897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/00081
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde aanslag op basis van de Verordening Huisrioleringen Amsterdam 2005

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag die aan belanghebbende is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De aanslag, ter hoogte van € 221,70, was gebaseerd op de Verordening Huisrioleringen Amsterdam 2005, naar aanleiding van werkzaamheden aan de huisaansluitleiding. Belanghebbende, aangeduid als eiser, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de heffingsambtenaar handhaafde deze na bezwaar. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.

Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en voegde hieraan enkele aanvullende feiten toe. Belanghebbende had een aanvraagformulier ingevuld en ondertekend voor het ontstoppen van de huisaansluitleiding, maar stelde dat hij niet als aanvrager kon worden aangemerkt omdat het Stadsdeel Oost Waternet de werkzaamheden had verzocht. Het Hof oordeelde dat belanghebbende terecht als aanvrager was aangemerkt, omdat hij het formulier zelf had ingevuld en ondertekend.

Belanghebbende voerde aan dat de aanslag ten onrechte aan hem was opgelegd, omdat de verstopping zich in het horizontale deel van de afvoer onder de stoep bevond, waarvoor de gemeente verantwoordelijk zou zijn. Het Hof verwierp deze stelling, omdat de Verordening en de bijbehorende tabel duidelijk maken dat voor het ontstoppen van de huisaansluitleiding rechten in rekening worden gebracht. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij door de gemeente verkeerd was geïnformeerd.

Het Hof concludeerde dat de aanslag conform de Verordening was opgelegd en dat er geen sprake was van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 13/00081
13 maart 2014
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 11/5690 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 mei 2011 aan belanghebbende een aanslag op grond van de Verordening Huisrioleringen Amsterdam 2005 (hierna: de Verordening) opgelegd ten bedrage van € 221,70 (hierna: de aanslag).
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 14 september 2011, de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 20 december 2012, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 januari 2013, aangevuld bij brief van 15 maart 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1., 2.3. en 2.4. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de later in de uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“2.1. Tot de stukken van het geding behoort een zogenaamde ‘Aanvraag werkzaamheden aansluitleiding(en)’ [
Hof: hierna ook: het aanvraagformulier]. Op dit formulier staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Gegevens aanvrager
Naam en voorletters [X]
Adres [a-straat 1](…)
Bevoegdheid (…)
X Opdrachtgever Beheerder
Gegevens voor factuur/aanslag
Naam en voorletters [X]
Adres[b-straat 1]
Postcode en plaats [postcode] [Z] (…)
Werkzaamheden (…)
X ontstoppen”
Het formulier is door eiser ondertekend.
[…]
2.3.
Tot de gedingstukken behoort een brief van 5 april 2011 van Waternet, afdeling Afvalwater Onderhoud Riolering, gericht aan eiser. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“De kosten voor de eigenaar/opdrachtgever voor het inspecteren/ontstoppen in openbare weg zijn afhankelijk van de oorzaak van de verstopping. Men krijgt geen rekening als het probleem in de openbare weg wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld boomwortels of een verzakte of gebroken huisaansluitleiding. Deze oorzaak moet wel door Waternet geconstateerd zijn.
Uw veronderstelling dat Waternet de kosten draagt voor het verhelpen van een verstopping in de huisaansluitleiding in de openbare weg is niet correct. Verhelpen van verstoppingen in het gemeentelijk hoofdrioolstelsel zijn wel voor rekening van Waternet.
De werkzaamheden uitgevoerd op 15 maart 2011 in de [a-straat] bij perceel [1] hebben geen gebreken aangetoond. De kosten van € 221,70 voor het ontstoppen van de hemelwateraansluitleiding worden binnenkort bij u in rekening gebracht volgens Verordening Huisriolering Amsterdam 2005 (tabel 2011).”
2.4.
Aan eiser is ter zake van het ontstoppen van de aansluitleiding de onderhavige aanslag gezonden voor het hiervoor genoemde bedrag van in totaal € 221,70.”
2.2.1.
Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die, niet betwiste, feiten uit.
2.2.2.
Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.
2.3.
In het aanvraagformulier staat – voor zover hier van belang en voor zover hiervoor nog niet geciteerd – het volgende:
“Formulieren die niet correct zijn ingevuld, kunnen niet in behandeling worden genomen.
Aan deze werkzaamheden zijn kosten verbonden. De kosten zullen worden berekend op grond van de tarieven vermeld in de tabel behorende bij de Verordening huisrioleringen Amsterdam 2005. De ambtenaar belast met de heffing van huisrioleringsrechten legt aan de aanvrager […] ter zake een belastingaanslag op.”
2.4.
Bij “aanvrager” is door belanghebbende zijn naam ingevuld waarna hij het formulier heeft ondertekend. Abusievelijk is op het formulier als datum 15 januari 2011 ingevuld. De aanvraag is echter op 15 maart 2011 is ondertekend.
2.5.
In de uitspraak op bezwaar staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“In het geval een aansluitleiding, welke goed ligt in de openbare weg, verstopt raakt , ontvangt de eigenaar/opdrachtgever voor het ontstoppen te allen tijde een rekening in de vorm van een aanslag.”

3.Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de heffingsambtenaar de onderhavige aanslag terecht heeft opgelegd aan belanghebbende.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.1.
De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt geoordeeld:
4.1.1.
De onderhavige aanslag vindt zijn grond in de Gemeentewet en de Verordening Huisrioleringen Amsterdam 2005 (hierna: de Verordening) van de gemeente Amsterdam.
De Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
(…) c. huisriolering: leiding voor afvoer van het afvalwater vanuit een perceel naar de gemeentelijke riolering.
Artikel 2 Belastbare feit
Voor het genot van door of vanwege Waternet verleende diensten worden rechten geheven zoals omschreven in de bij deze Verordening behorende tabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is degene door wie of namens wie een dienst is aangevraagd dan wel ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Artikel 4 Tarief en maatstaf
De rechten worden berekend naar de tarieven en maatstaven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel, met inachtneming van de daarin opgenomen bijzondere bepalingen. (...)
Artikel 6 Wijze van heffen
De rechten worden geheven bij wege van aanslag.”
4.1.2.
De Tabel 2011, behorende bij de Verordening (hierna: de Tabel) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“3. Ontstoppen, inspecteren en onderzoeken van huisriolering.
3.1.Het tarief bedraagt voor het ontstoppen van huisriolering:
3.1.1.zonder het opbreken van de maaiveldbedekking € 135,20
(…)
4.1.Voor de berekening van het bedrag van de aanslag:
4.1.4.wordt per werk (…) een aanvangstarief in rekening gebracht € 86,50”
4.2.
Eiser stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat niet hij maar Stadsdeel Oost Waternet heeft verzocht om de leiding te ontstoppen. Voor zover eiser hiermee heeft bedoeld te stellen dat hij ten onrechte als aanvrager van de dienst is aangemerkt, kan de rechtbank eiser daarin niet volgen. Op het ingevulde aanvraagformulier werkzaamheden aansluitleiding(en) zoals opgenomen onder 2.1, staat eiser vermeld als opdrachtgever/aanvrager. Eiser heeft niet betwist dit formulier zelf te hebben ingevuld en ondertekend. Eiser is daarom terecht aangemerkt als de aanvrager van de dienst.
4.3.
Eiser stelt dat de aanslag ten onrechte aan hem is opgelegd omdat de verstopping zat in het horizontale deel van de afvoer onder de stoep, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Uit de Verordening en de Tabel volgt dat voor de dienst bestaande uit het ontstoppen van huisriolering rechten in rekening worden gebracht. In artikel 1 onderdeel c van de Verordening wordt de huisriolering omschreven als de leiding voor afvoer van het afvalwater vanuit een perceel naar de gemeentelijke riolering. Hieruit volgt dat voor het ontstoppen van de waterleiding tussen het perceel en de gemeentelijke riolering rechten in rekening worden gebracht. Dat dit enkel zou gelden voor het verticale deel van de leiding blijkt niet uit de Verordening, en is ook betwist door verweerder. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond.
4.4.
Eiser stelt dat hij van de opzichter van Stadsdeel Oost had vernomen dat de gemeente verantwoordelijk is voor het verhelpen van verstoppingen in het horizontale deel van de regenwaterafvoer. Volgens eiser zou de opzichter van Stadsdeel Oost tegen hem hebben gezegd dat het stadsdeel niets mocht doen aan de horizontale afvoer onder de stoep, omdat dat de verantwoording is van Waternet. Voor zover eiser met deze stelling een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, kan dit niet slagen. Uit de mededeling van de opzichter van Stadsdeel Oost, indien al juist weergegeven, volgt namelijk niet dat verweerder geen rechten in rekening zou mogen brengen voor het ontstoppen van de afvoer onder de stoep. Mogelijk ziet deze mededeling van de opzichter op het gegeven dat enkel de Gemeente Amsterdam (Waternet) en dus niet Stadsdeel Oost (als enige) bevoegd is om de verstopping van de leiding onder de stoep te verhelpen. De stelling van eiser wordt verworpen omdat deze niet aan het opleggen van de aanslag in de weg staat.
4.5.
Eiser stelt zich vervolgens op het standpunt dat de aanslag ten onrechte aan hem is opgelegd omdat de verstopping zou zijn veroorzaakt door woekerende boomwortels die door medewerkers van Stadsdeel Oost zijn verwijderd. Eiser doet hiermee een beroep op het beleid van de gemeente Amsterdam dat geen rechten worden geheven indien door Waternet wordt geconstateerd dat de oorzaak van de verstopping is toe te rekenen aan de gemeente, zoals in het geval waarbij de verstopping is veroorzaakt door boomwortels van bomen die door de gemeente worden onderhouden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers beroep op genoemd beleid faalt omdat in het onderhavige geval geen sprake is geweest van een aan de gemeente toe te rekenen oorzaak van de verstopping. Er heeft een camera-inspectie plaatsgevonden om te proberen de oorzaak van de verstopping te achterhalen. Tijdens de camera-inspectie zijn geen wortels in de leiding aangetroffen, en is er ook geen breuk van de leiding waargenomen, aldus verweerder, hetgeen door eiser niet is weersproken.
De rechtbank overweegt dat eiser zijn stelling dat de onderhavige verstopping is toe te rekenen aan de gemeente niet heeft onderbouwd. Hij heeft een aantal mogelijkheden geopperd, maar dat is onvoldoende tegenover de niet betwiste uitkomsten van de camera-inspectie, op grond waarvan geen aan de gemeente toe te rekenen oorzaak van de verstopping kan worden vastgesteld. Deze beroepsgrond wordt verworpen.
4.6.
Eiser heeft voorts geklaagd over het feit dat hij in de bezwaarfase niet is gehoord door verweerder. Ingevolge artikel 231, eerste lid van de Gemeentewet in samenhang met artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een belanghebbende gehoord op zijn verzoek. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het in het bezwaarschrift opgenomen verzoek van eiser om de zaak op een zitting te behandelen ten onrechte niet heeft aangemerkt als een verzoek om te worden gehoord.
De rechtbank ziet in het slagen van deze beroepsgrond evenwel geen aanleiding om de bestreden uitspraak of de daaraan voorafgaande aanslag te vernietigen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser door het niet-horen niet, althans niet langer in zijn belangen geschaad omdat hij thans in beroep al zijn argumenten naar voren heeft kunnen brengen en deze besproken zijn ter terechtzitting. Eiser heeft weliswaar verklaard dat hij alsnog zou willen worden gehoord door verweerder omdat tijdens een hoorgesprek door ambtenaren van Stadsdeel Oost zou kunnen worden verklaard dat de verstopping niet in het verticale deel van de leiding zat en zij kunnen bevestigen dat de leiding onder de stoep omhoog was gedrukt door boomwortels, maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding de zaak terug te wijzen. Immers beide stellingen, ook indien bewezen, kunnen niet leiden tot het door eiser gewenste resultaat, zoals hiervoor reeds onder 4.3 tot en met 4.5 is overwogen. Wel ziet de rechtbank in de schending van de hoorplicht aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken en om verweerder te gelasten het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
4.7.
Eiser stelt voorts dat hij niet beschikt over een volledige aanslag/factuur, aangezien het afschrift dat hij van verweerder heeft ontvangen geen rechtsmiddelenverwijzing bevat. Het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing vormt een gebrek dat met toepassing van artikel 6:22 Awb niet leidt tot vernietiging van de aanslag of de uitspraak op bezwaar, nu niet is gebleken dat eiser door dit gebrek is benadeeld.
4.8.
Eiser stelt ten slotte dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Ingevolge artikel 7:12 Awb dient een beslissing op bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. De rechtbank ziet in een eventuele schending van het motiveringsbeginsel geen aanleiding om het bestreden besluit of de onderliggende aanslag te vernietigen, omdat motiveringsgebreken in de regel in de beroepsfase kunnen worden geheeld. Ook in dit geval zijn door verweerder in beroep het bestreden besluit en de aanslag nader en voldoende gemotiveerd, waarmee een eventueel motiveringsgebrek is rechtgezet.
4.9.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de onderhavige aanslag terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond.
4.1.2.
Het Hof verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en met de gronden waarop het berust. Het overweegt daartoe nader nog als volgt.
4.1.3.
Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat Waternet van mening is dat de desbetreffende leiding niet ontstopt is. Het Hof is van oordeel dat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting geen andere conclusie mogelijk is, dan dat de leiding verstopt is geweest en door Waternet is ontstopt. Dit blijkt onder meer uit hetgeen door belanghebbende zelf gemotiveerd is gesteld.
Is de aanslag conform de Verordening?
4.2.1.
Belanghebbende stelt dat hij geen aanvraag heeft gedaan, maar dat medewerkers van het Stadsdeel Waternet verzocht hebben om de leiding te ontstoppen. Zij deden dat verzoek aan Waternet omdat zij zelf niet bevoegd waren de huisriolering te ontstoppen. Met het invullen van het aanvraagformulier, heeft belanghebbende geen aanvraag in de zin van de Verordening willen doen, maar enkel willen aangeven dat de aard van de verstopping in de risicosfeer van de gemeente ligt.
4.2.2.
De heffingsambtenaar stelt dat voldaan is aan de voorwaarden die gelden voor het belastbaar feit en dat de aanslag terecht is opgelegd aan belanghebbende, aangezien hij de aanvrager is. Belanghebbende heeft immers het aanvraagformulier ingevuld en ondertekend.
4.3.
Aannemelijk is dat de leiding voor de afvoer van afvalwater vanuit het perceel [a-straat 1] naar de gemeentelijke riolering verstopt was. Voorts is aannemelijk dat belanghebbende het aanvraagformulier op 15 maart 2011 heeft ingevuld en ondertekend. Voor zover belanghebbende heeft willen stellen dat deze verklaring/aanvraag geen rechtskracht heeft, omdat hij door ambtenaren van het Stadsdeel of Waternet onder druk is gezet of dat hij op basis van onjuiste informatie het formulier ondertekend heeft, is het Hof van oordeel dat hij een en ander – tegenover de betwisting door de heffingsambtenaar – niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat belanghebbende bij de ondertekening van het aanvraagformulier – zoal hij stelt – in de – foute – veronderstelling verkeerde dat de ontstopping zou geschieden zonder doorbelasting van kosten, kan hem niet baten, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door handelen of uitlatingen van de heffingsambtenaar
– of iemand onder diens verantwoordelijkheid – tot die foute veronderstelling is gekomen. Daar komt bij dat uitdrukkelijk op het aanvraagformulier staat afgedrukt dat de aangevraagde dienst op basis van de Verordening zal worden doorberekend. Ook anderszins zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die tot het oordeel nopen dat aan de aanvraag geen rechtsgevolg kan worden gegeven.
4.4.
Belanghebbende heeft de stelling ingenomen dat niet
hijde aanvrager in de zin van de Verordening is geweest, maar het Stadsdeel, omdat een van de medewerker van het Stadsdeel degene is geweest die telefonisch contact heeft opgenomen met Waternet. Deze stelling dient te worden verworpen. Voor de vraag wie de aanvrager in de zin van de Verordening is, is niet van belang wie feitelijk de opdracht tot de ontstopping heeft gegeven. Het gaat erom wie de dienst heeft aangevraagd. Ook al zou belanghebbende het formulier ondertekend hebben eerst nadat de desbetreffende leiding ontstopt was, acht het Hof gelet op alle omstandigheden rondom het onderzoek naar en het verhelpen van de ontstopping evenwel aannemelijk dat, voordat de medewerkers van Waternet zijn begonnen met het ontstoppen, belanghebbende de aanvraag mondeling heeft gedaan en dat het aanvraagformulier een formalisering van de mondelinge aanvraag is. Omdat de Verordening niet voorschrijft dat de dienst schriftelijk wordt aangevraagd, is ook in die situatie sprake van een aangevraagde dienst als bedoeld in de Verordening.
4.5.
Belanghebbende stelt voorts dat hij geen aanvraag heeft gedaan, omdat hij het aanvraagformulier niet goed heeft ingevuld. Blijkens het aanvraagformulier, zo vervolgt belanghebbende, kunnen onjuist ingevulde aanvragen niet in behandeling worden genomen. Deze stelling kan belanghebbende niet baten. Enerzijds omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het formulier op meer dan bijkomstige wijze niet correct is ingevuld, anderzijds omdat de strekking van de desbetreffende mededeling op het aanvraagformulier niet is om onjuiste aanvragen niet meer als een aanvraag in de zin van de Verordening te beschouwen.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de litigieuze aanslag conform het bepaalde in de Verordening is opgelegd.
Is de aanslag in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
4.7.
Het Hof zal vervolgens beoordelen of de aanslag is opgelegd in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het Hof stelt voorop dat het aan belanghebbende is om feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die tot de conclusie nopen dat een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden.
4.8.
Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat de aanslag is opgelegd als gevolg van miscommunicatie tussen twee overheidsdiensten, het Stadsdeel en Waternet, dat hij verkeerd is geïnformeerd door de ambtenaar van het Stadsdeel, dat hij is misleid en dat hij anders (bij een juiste voorstelling van zaken door medewerkers van het Stadsdeel en/of Waternet) het aanvraagformulier niet zou hebben getekend. Reeds omdat belanghebbende een en ander niet aannemelijk gemaakt heeft, slaagt zijn beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet. Het Hof wijst er in dit verband op dat uit de in onderdeel 2.3 geciteerde tekst op het aanvraagformulier onomwonden blijkt dat aan de werkzaamheden kosten zijn verbonden en op grond van welke regeling deze in rekening kunnen en zullen worden gebracht. Dat medewerkers van het Stadsdeel of Waternet in weerwil van de tekst op het aanvraagformulier belanghebbende iets anders hebben medegedeeld is niet gebleken. Voorts is met de enkele (blote) stelling van belanghebbende niet aannemelijk geworden dat verschillende overheidsdiensten langs elkaar heen hebben gewerkt en dat zonder die ‘miscommunicatie’ de aanslag niet zou zijn opgelegd.
4.9.1.
Belanghebbende heeft in zijn hogerberoepschrift een getuigenaanbod gedaan en dit ter zitting nader geconcretiseerd. Belanghebbende wenst de ambtenaar van het Stadsdeel te horen die Waternet zou hebben gebeld en die volgens belanghebbende zou hebben gezegd dat hij de verstopping niet mocht verhelpen, maar dat Waternet dit moest doen. Die persoon zou volgens belanghebbende kunnen verklaren dat hij gezegd heeft dat de verstopping meer dan een meter uit de gevel zit, dat het Stadsdeel niets mocht doen, maar dat zulks een taak is van Waternet.
Belanghebbende wil voorts twee medewerkers van Waternet laten getuigen. Die zouden dan kunnen verklaren dat de verstopping verder dan een meter van de gevel af zat.
4.9.2.
Het Hof gaat voorbij aan dit getuigenaanbod, reeds omdat hetgeen belanghebbende met deze getuigenverklaringen wil bewijzen niet door de heffingsambtenaar wordt betwist. In dat geval staat hetgeen zij kunnen verklaren in rechte vast en behoeft dit niet te worden bewezen (vergelijk Hoge Raad 3 januari 2001, nr. 35.907, onder meer gepubliceerd in BNB 2001/91).
4.10.1.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de kosten voor het ontstoppen niet aan hem in rekening kunnen worden gebracht omdat verstopping is veroorzaakt door de wortelgroei van een nabijgelegen boom.
4.10.2.
Uit de brieven van 5 april 2011 en de uitspraak op bezwaar van 14 september 2011, leidt het Hof af dat het beleid van Waternet is dat als de oorzaak van de verstopping bij de gemeente ligt, de aanvrager voor de ontstopping niet belast wordt. De bewijslast hieromtrent ligt bij belanghebbende. Belanghebbende heeft zijn stelling dat het aan de boomwortels te wijten is dat de leiding verstopt is geweest niet aannemelijk gemaakt. Het Hof wijst erop dat het niet aannemelijk is dat - zoals belanghebbende betoogt - de boomwortels de leiding omhoog hebben gedrukt en dat nadat de wortels waren verwijderd, de leiding weer is teruggezakt zonder dat een en ander bij de nadien verrichte camera-inspectie te zien was. De aanslag is derhalve niet in strijd met het beleid van de heffingsambtenaar opgelegd.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. P.F. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, als griffier. De beslissing is op 13 maart 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.