Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd bepaald dat hij een maandelijkse bijdrage van € 972,- aan de vrouw moest betalen. De man verzocht om deze alimentatie te verlagen naar nihil, onder verwijzing naar zijn gewijzigde financiële situatie na het ontvangen van een ontslagvergoeding van € 54.830,- bruto en zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en een hogere alimentatie vast te stellen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw op de datum van wijziging van omstandigheden, namelijk de datum waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, recht had op een alimentatie van € 890,- per maand, met een verlaging naar € 877,- per maand vanaf 1 januari 2013. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de behoefte van de vrouw lager zou zijn dan vastgesteld. De man heeft ook verzocht om terugbetaling van teveel betaalde alimentatie, maar dit verzoek is afgewezen omdat de vrouw niet over voldoende middelen beschikt om terug te betalen.
In de tweede zaak heeft de man verzocht om schorsing van de werking van de eerdere beschikking, maar dit verzoek is ingetrokken. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de alimentatie opnieuw vastgesteld, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de gewijzigde omstandigheden en de financiële situatie van beide partijen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 februari 2014.