ECLI:NL:GHAMS:2014:824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
200.131.049/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een verhaalsbijdrage is vastgesteld die hij aan de gemeente Amsterdam moet betalen. De man is op 30 juli 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 1 mei 2013, waarin de gemeente de kosten van bijstand die aan zijn ex-vrouw, de vrouw, zijn verleend, op hem heeft verhaald. De man heeft een onderhoudsverplichting jegens zijn ex-vrouw en hun kinderen, die voortvloeit uit de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2012. De gemeente heeft de verhaalsbijdrage vastgesteld op € 1.444,09 per maand, maar de man betwist dat hij in staat is dit bedrag te betalen.

Tijdens de zitting heeft de man zijn financiële situatie toegelicht, inclusief zijn inkomen en uitgaven. Hij heeft aangegeven dat hij alleenstaand is en dat zijn inkomen in 2014 aanzienlijk lager zal zijn dan in voorgaande jaren. De gemeente heeft echter verzocht om de verhaalsbijdrage te handhaven, omdat de man volgens hen niet voldoet aan zijn onderhoudsverplichting. Het hof heeft de financiële gegevens van de man beoordeeld en vastgesteld dat hij voldoende draagkracht heeft om een lagere verhaalsbijdrage te betalen.

Het hof heeft besloten dat de verhaalsbijdrage moet worden vastgesteld op € 480,- per maand van 1 januari 2013 tot 1 september 2013, en op € 608,- per maand met ingang van 1 september 2013. Deze bedragen zijn fiscaal volledig aftrekbaar voor de man. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe verhaalsbijdrage is vastgesteld in overeenstemming met de financiële situatie van de man en zijn onderhoudsplicht jegens zijn ex-vrouw en kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 11 maart 2014
Zaaknummer: 200.131.049/01
Zaaknummer eerste aanleg: 537246 / FARK 13.1547
Uitspraak van de meervoudige familiekamer in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. H. Dogan te Amsterdam,
tegen
Gemeente Amsterdam,
zetelende te Amsterdam,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de gemeente genoemd.
1.2.
De man is op 30 juli 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 1 mei 2013 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 537246 / FARK 13.1547.
1.3.
De gemeente heeft op 10 oktober 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De zaak is op 11 december 2013 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mr. H.H.J. ten Hoope namens de gemeente.
1.5.
Zoals afgesproken bij de behandeling ter zitting heeft de man nog zijn salarisspecificatie uit december 2013 aan het hof toegezonden, met afschrift aan de gemeente.

2.De feiten

2.1.
De man en [y] (hierna: de vrouw) zijn [in] 2000 gehuwd. Hun huwelijk is op 10 april 2012 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2012 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [kind 1] [in] 2001 en [kind 2] [in] 2005 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
2.2.
Aan de vrouw wordt sinds 16 oktober 2009 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand verleend, mede ten behoeve van de kinderen. Zij ontvangt deze thans naar de norm van een eenoudergezin.
2.3.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2012 is bepaald dat de regelingen, zoals tussen partijen overeengekomen in het aan die beschikking gehechte convenant en ouderschapsplan, als daar herhaald en ingelast worden beschouwd en deel uitmaken van die beschikking.
In het ouderschapsplan is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bepaald van € 70,- per kind per maand met ingang van de maand volgende op die waarin de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Bij besluit van 5 december 2012 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente besloten de aan de vrouw verleende kosten van bijstand op de man te verhalen in overeenstemming met de opgelegde onderhoudsverplichting, nu de man volgens de gemeente die verplichting niet nakwam. Krachtens dit verhaalsbesluit is de man met ingang van 1 mei 2012 € 140,- per maand verschuldigd aan de gemeente.
2.5.
Bij brief van 5 december 2012 heeft de gemeente de man verzocht financiële gegevens over te leggen teneinde te kunnen bepalen of hij in staat is een (aanvullende) bijdrage te betalen. Blijkens een brief van 11 januari 2013 heeft de gemeente de verhaalsbijdrage vervolgens ambtshalve vastgesteld op € 1.444,09 per maand. Volgens de gemeente wordt de ambtshalve bijdrage € 1.301,71 per maand, indien rekening wordt gehouden met de onderhoudsbijdrage van (geïndexeerd) € 142,38 per maand die hij krachtens de echtscheidingsbeschikking dient te betalen. De man is de bijdrage met ingang van 1 januari 2013 verschuldigd aan de gemeente.
Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.6.
Ten aanzien van
de manis het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1981. Hij is alleenstaand.
Hij is werkzaam in loondienst. Blijkens de cumulatieven op zijn salarisspecificatie die betrekking heeft op de periode van 2 december 2013 tot en met 29 december 2013, bedroeg zijn fiscaal loon in dat jaar tot het einde van die periode in totaal € 42.821,-.
In verband met de hypothecaire lening gevestigd op de door de man bewoonde woning betaalt hij € 568,- per maand aan rente en € 98,- per maand aan spaarpremie. Hij heeft servicekosten van € 272,- per maand. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 124.000,-.
Aan premie voor een zorgverzekering betaalt hij € 119,- per maand. Het eigen risico dat aan deze verzekering is verbonden bedraagt € 29,- per maand.
Hij heeft kosten in verband met de omgang met de kinderen.
Hij heeft een schuld aan PrimeLine in verband met een creditcard, van thans circa € 3.000,-. Hij betaalt hierop € 78,- per maand.
Hij heeft een schuld aan ANWB / VISA in verband met een creditcard, van thans € 560,-. Hij betaalt hierop € 36,- per maand.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is op het daartoe strekkende verzoek van de gemeente een door de man in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens de vrouw en de kinderen aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage bepaald van € 1.444,09 per maand met ingang van 1 januari 2013.
3.2.
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage van € 70,- per kind per maand toe te wijzen conform de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2012, dan wel de verhaalsbijdrage te bepalen op een zodanig bedrag als het hof juist zal achten.
3.3.
De gemeente verzoekt het verzoek in hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans de verhaalsbijdrage niet lager te bepalen dan op € 480,- per maand met ingang van 1 januari 2013 en op € 655,- per maand met ingang van 1 september 2013, althans deze te bepalen op een zodanig bedrag als het hof juist zal achten.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Partijen twisten over het bedrag van de verhaalsbijdrage die de man met ingang van 1 januari 2013 aan de gemeente dient te betalen in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens de vrouw en de kinderen. De man stelt in hoger beroep dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de bij de bestreden beschikking bepaalde verhaalsbijdrage te voldoen. Dat de behoefte van de vrouw en de kinderen (ten minste) het bedrag van de door de rechtbank bepaalde verhaalsbijdrage beloopt, is door de man in hoger beroep niet bestreden.
De gemeente heeft verzocht om vaststelling van een verhaalsbijdrage in afwijking van de bij de hierboven onder 2.3 vermelde echtscheidingsbeschikking opgelegde, door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Daarbij baseert de gemeente zich op artikel 62e lid 2 van de Wet werk en bijstand (Wwb), dat de gemeente de mogelijkheid geeft de rechter te verzoeken het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud vast te stellen, indien de rechter bij die uitspraak geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen. Dat laatste is hier het geval, nu de eerdere beschikking slechts een vastlegging was van hetgeen de man en de vrouw eerder waren overeengekomen. Daar komt bij dat onderlinge afspraken van partijen over levensonderhoud niet in de weg staan aan de vaststelling van een verhaalsbedrag op basis van artikel 62 Wwb (vgl. artikel 1:159a Burgerlijk Wetboek). Het hof zal derhalve het bedrag bepalen dat de man in totaal in staat is aan de gemeente te voldoen uit hoofde van zijn onderhoudsplicht jegens de vrouw en de kinderen.
4.2.
Het hof zal het inkomen van de man bepalen aan de hand van het fiscaal loon zoals dat blijkt uit de cumulatieven op zijn hierboven onder 2.6 genoemde salarisspecificatie en zijn fiscaal jaarloon van € 42.821,- als uitgangspunt nemen. Weliswaar zijn daarin 30 en 31 december 2013 niet opgenomen, maar dit fiscaal loon biedt het meest recente beeld van zijn jaarinkomen uit arbeid. Voor zover de man in 2013 een lager fiscaal loon heeft verworven dan in 2012, is dit veroorzaakt, zo is namens hem ter zitting in hoger beroep verklaard, door een vermindering van zijn onregelmatigheidstoeslagen. Daarnaast heeft de man verklaard dat zijn inkomen uit arbeid in 2014 veel lager zal zijn dan in de voorgaande jaren, omdat hij in 2014 niet meer zal kunnen overwerken. Het hof volgt de man hierin niet, nu deze omstandigheid een toekomstige onzekere gebeurtenis betreft waarop het hof thans niet vooruit loopt. Wel is namens de gemeente ter zitting verklaard dat indien mocht blijken dat zich in 2014 vanwege het wegvallen van overwerk of door een andere oorzaak aan de kant van de werkgever een inkomensdaling zal voordoen, de gemeente bereid is daarmee rekening te houden.
Evenals de gemeente zal het hof rekening houden met € 10,- per maand aan verwervingskosten. De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er aanleiding bestaat om met een hoger bedrag aan verwervingskosten rekening te houden.
Naast de hypotheeklasten van de man en het eigenwoningforfait, zal het hof de servicekosten van € 272,- per maand in aanmerking nemen. De gemeente heeft zich daartegen niet verzet. Het hof ziet geen aanleiding daarnaast nog rekening te houden met de door de man opgevoerde forfaitaire eigenaarslasten, nu de servicekosten dit bedrag reeds overtreffen. Volgens vaste rechtspraak wordt slechts met hogere kosten dan het forfait rekening gehouden, voor zover de alimentatieplichtige die kosten daadwerkelijk aannemelijk maakt, hetgeen betekent dat naast de aangetoonde hogere kosten niet ook nog met het forfait rekening wordt gehouden. De gemeente heeft nog betoogd dat ervan moet worden uitgegaan dat de man zijn woonlasten kan delen met de heer [x], die op het adres van de man staat ingeschreven. Het hof volgt dit betoog niet, nu de man ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat [x] feitelijk niet bij hem inwoont, hetgeen door de gemeente niet is bestreden. De enkele omstandigheid dat [x], met goedvinden van de man, is ingeschreven op het adres van de man teneinde een BSN-nummer voor [x] te kunnen verkrijgen – zoals namens de man is verklaard –, vormt onvoldoende grond slechts de helft van de woonlasten van de man in aanmerking te nemen.
Nu de man alleenstaande is, zal ten aanzien van hem de daarbij behorende bijstandsnorm worden gehanteerd.
Het eigen risico dat aan de zorgverzekering van de man is verbonden, zal in aanmerking worden genomen, nu beide partijen dit ook hebben gedaan.
Nu het hof het door de gemeente opgevoerde bedrag aan omgangskosten van € 100,- per maand niet onredelijk voorkomt, gelet op de wijze waarop deze zijn berekend door de gemeente, zal het hof met deze kosten rekening houden.
De gemeente heeft ermee ingestemd dat de betalingen op de schulden aan PrimeLine en ANWB / VISA ten laste komen van de draagkracht van de man.
De gemeente heeft de door de man ter zitting in hoger beroep opgevoerde schuld van € 3.000,-, die verband houdt met een lening vanwege een verbouwing, bestreden. Nu de man over deze schuld niets heeft laten zien, zal hiermee geen rekening worden gehouden. Evenmin zullen de door de man opgevoerde, door de gemeente betwiste herinrichtingskosten in aanmerking worden genomen. Deze kosten hebben betrekking op 2012, zo heeft de man ter zitting in hoger beroep verklaard. Gesteld noch gebleken is dat hij deze kosten heeft moeten maken omdat hij vanwege het eindigen van zijn huwelijk met de vrouw de inboedel aan haar heeft gelaten en dat deze kosten niet uit spaargeld hadden kunnen worden voldaan. Evenmin heeft hij anderszins aannemelijk gemaakt dat deze kosten voor hem een noodzakelijke last vormen die in verband met zijn onderhoudsplicht jegens de vrouw en de kinderen als een redelijke uitgave kunnen worden beschouwd. Bovendien heeft de man niet laten zien dat hij in verband met de opgevoerde herinrichtingskosten een schuld is aangegaan.
Van de aanwezige draagkracht acht het hof 60% beschikbaar voor een verhaalsbijdrage ter zake van de bijstand die door de gemeente aan de vrouw mede ten behoeve van de kinderen wordt verleend.
4.3.
Het hof vat het verzoek van de gemeente aldus op, gelet op de conclusie die zij op basis van haar verweer heeft getrokken en de draagkrachtberekeningen die daaraan ten grondslag zijn gelegd, dat (primair) verzocht wordt de verhaalsbijdrage te bepalen op € 480,- per maand met ingang van 1 januari 2013 tot 1 september 2013 en op € 608,- per maand met ingang van 1 september 2013. De berekende beschikbare draagkracht van de man is voldoende om deze bedragen in de genoemde periodes te kunnen betalen. Daarbij is er rekening mee gehouden dat de bijdrage voor hem fiscaal volledig aftrekbaar is, nu het hier gezinsbijstandsverhaal betreft. De bestreden beschikking kan derhalve niet in stand blijven en zal worden vernietigd. De door de man te betalen verhaalsbijdrage zal worden bepaald op de door de gemeente verzochte bedragen, op de wijze zoals hierboven opgevat, waarin is begrepen de bij de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2012 opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt, in afwijking van de bij de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2012 opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, de door de man in zijn hoedanigheid van onderhoudsplichtige jegens de vrouw en de kinderen aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage met ingang van 1 januari 2013 tot 1 september 2013 op € 480,- (VIERHONDERD TACHTIG EURO) per maand en met ingang van 1 september 2013 op € 608,- (ZESHONDERD ACHT EURO) per maand, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw mede ten behoeve van de kinderen voortduurt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst en mr. M. Wigleven in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.