“In 2000 heb ik, op advies van derden, een verzekeringsadviseur uitgenodigd bij mij thuis om te praten over het bundelen van alle privé verzekeringen. Ik weet niet meer hoe deze man heet. Mijn vrouw heeft het gesprek niet bijgewoond. Deze man stelde bij mij als zelfstandige mijn pensioenvoorziening aan de orde. Als zelfstandige had ik niets opgebouwd. Deze adviseur stelde mij de onderhavige contracten bij Labouchere voor. In mijn herinnering zouden die contracten voor 10 jaar lopen, in ieder geval was aan de orde wat als ik zestig zou zijn. Deze adviseur overtuigde mij dat ik beter de voor deze contracten verschuldigde termijnen, in eerste instantie tweemaal NLG 200,- per maand, beter in deze contracten kon steken dan op een andere manier opzij kon leggen. Ik zag geen aanleiding om hierover met mijn vrouw te overleggen omdat het benodigde geld uit de zaak kwam. Daarmee bedoel ik dat ik aan de adviseur heb aangegeven dat de termijnen voor de contracten niet van de girorekening moesten worden betaald maar van een andere rekening die ik nog samen met mijn vrouw had, maar die in die tijd niet meer gebruikt werd. Het betrof een oorspronkelijke VSB-rekening (...) Deze rekening is dus als gevolg van het afsluiten van deze contracten gereactiveerd. Naar aanleiding van het afsluiten van deze contracten ben ik deze rekening, die voorheen dus inactief was, weer gaan voeden door stortingen van de zaak, waarschijnlijk van een rekening bij de Rabo of een rekening bij de ABN. Ik maakte iedere maand het voor deze contracten verschuldigde bedrag over naar de oude VSB-rekening. Ik wist dat mijn vrouw, anders dan bij de girorekening, nooit naar de afschriften keek. Daarom koos ik voor deze VSB-rekening. Ik wilde het afsluiten van deze contracten namelijk voor mijn vrouw verborgen houden, omdat ik zeker wist dat zij het niet eens zou zijn met een aandelenproduct, terwijl ik juist graag te zijner tijd haar wilde verrassen met een gespaard bedrag. Mijn eigen fee als directeur van de B.V. werd maandelijks op de girorekening gestort. Mijn vrouw bekeek de afschriften daarvan wel en zij wist ook wat wij ongeveer maandelijks te besteden hadden. In mijn herinnering werd nominaal ongeveer NLG 5200,- per maand aan fee voor mij op de girorekening gestort en daarnaast kreeg mijn vrouw circa NLG 1000,- per maand contant aan salaris door mij uitbetaald. (…) Financieel hadden wij het goed. Na circa anderhalfjaar kwam eerdere genoemde adviseur bij mij terug met het voorstel de tweede set overeenkomsten aan te gaan. Ook dat gesprek was bij mij thuis en ook hiervan neem ik aan dat mijn vrouw deze man wel gezien heeft, maar niet heeft geweten waar het gesprek precies over ging omdat ze er niet bij was. Als ik dit soort gesprekken voerde dan ging zij vaak iets anders doen. Voor deze nieuwe verplichting van steeds tweemaal circa NLG 200,- per maand koos ik dezelfde route als voor de eerste set contracten en daartoe verdubbelde ik het maandelijks op de rekening te storten bedrag. Omdat dit geld net als voorheen uit de zaak kwam en het privé inkomensplaatje ongeschonden bleef was er geen aanleiding om met mijn vrouw hierover te overleggen. De berichten dat het op de aandelenmarkt vervolgens niet goed ging zijn mij niet ontgaan, maar ik bleef toch redelijk optimistisch en ik ben de termijnen voor deze contracten blijven betalen in de hoop dat het ook weer goed kwam. (...)Voor de tweede set contracten heb ik de volle 10 jaar de termijnen betaald. Bij het afsluiten van de tweede set contracten was mij verteld en ging ik ervan uit dat ik na 4 jaar geen maandtermijnen meer hoefde te betalen. Toen dit anders bleek, heb ik mijn teleurstelling daarover gedeeld met mijn boekhouder, [Z] van administratiekantoor [Z]. Dat was niet direct nadat mij was gebleken dat ik moest doorbetalen, maar pas in 2006 toen ik met [Z] de boekhouding over 2005 aan het afronden was. Hij kwam met de suggestie dat er via Leaseproces misschien iets aan te doen viel. Ik heb mij eerst georiënteerd wat de verdere mogelijkheden waren, maar vervolgens besloten mij toch tot Leaseproces te wenden. Daarin, in het feit dus dat dit waarschijnlijk tot een proces zou gaan leiden, vond ik aanleiding om mijn vrouw te vertellen dat ik deze contracten had afgesloten, met het doel haar te verrassen. Dat is eind 2006 geweest. De vond het te ver gaan processen aan te gaan zonder medeweten van mijn vrouw, maar niet om contracten zonder overleg met haar af te sluiten. Dat was dus de reden om mijn vrouw in te lichten, ook al, zo hoor ik u zeggen, was het ook mogelijk geweest deze stap buiten mijn vrouw om te zetten omdat zij toch nog van niets wist. Ik zette mijn vrouw de situatie uiteen en toen was het oorlog, want zij nam mij kwalijk dat ik deze contracten privé had afgesloten. Mijn vrouw vond het goed dat ik naar Leaseproces ging. Van deze organisatie vernam ik vervolgens dat mijn vrouw voor deze contracten had moeten meetekenen. Ik heb in een volgend gesprek met mijn vrouw verteld dat ik de eerste set contracten ging beëindigen op advies van Leaseproces en bovendien had ik een vernietigingsverklaring meegekregen die mijn vrouw moest tekenen. U vraagt mij of mijn vrouw de enveloppen met afschriften van de oude VSB-rekening, die mede aan haar gericht waren, niet opende. Dat deed zij niet. Dat kwam omdat ik mijn vrouw in 2000, toen deze rekening werd gereactiveerd, heb verteld dat ik deze rekening voor zakelijke doeleinden ging gebruiken. Mijn vrouw liet alle zakelijke rekeningen ongemoeid! Alle belastingaangiften, ook privé, werden door [Z] verzorgd. (...) Mijn vrouw hoefde de aangiften niet mee te tekenen en heeft bij mijn weten ook de inhoud daarvan niet gezien. (...) Voor zover ik weet, had mijn vrouw geen pinpas van de oude VSB-rekening. Bij ons thuis in [plaats] ontvingen wij ook zakelijke post, naast uiteraard privé. Mijn vrouw opende alleen de post die privé was, waaronder ook de afschriften van de girorekening, maar alles wat zakelijk of onbekend was liet zij ongeopend. Dat liet zij aan mij over. (...) Ik weet dat mijn vrouw een afkeer van aandelen heeft, omdat mijn vrouw altijd zekerheid wil. Dat was mij eerder al gebleken, bijvoorbeeld bij het afsluiten van een hypotheek, waarbij zij geen voorstander van een aandelenconstructie was. Ik verklaarde eerder dat mijn vrouw niet aanwezig was bij gesprekken met adviseurs over hypotheken. Dat ik toch weet dat mijn vrouw een afkeer had van aandelenconstructies in verband met hypotheken komt omdat ik het de mogelijkheden die de adviseurs mij hadden geschetst wel met mijn vrouw besprak.”