Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
W.L. Wismante ’s-Gravenhage,
E. Lutjenste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een geschil tussen KPN B.V. en de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Media PNO over de uitleg van het begrip 'verzekeringstechnisch nadeel' in een pensioenovereenkomst. KPN is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tegen PNO waren afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat KPN een bedrag van € 854.026,87 onverschuldigd aan PNO had betaald, en dat dit bedrag onder het begrip verzekeringstechnisch nadeel viel, zoals gedefinieerd in de overeenkomst.
Het hof heeft de feiten vastgesteld die door de rechtbank zijn aangenomen en heeft de juridische context van de pensioenovereenkomst tussen KPN en PNO in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de uitleg van het begrip verzekeringstechnisch nadeel niet zo ruim kan zijn als PNO stelt. KPN had redelijkerwijs niet hoeven begrijpen dat de herstelpremie, die PNO in rekening bracht, onder dit begrip viel. Het hof wijst erop dat de overeenkomst een standaardovereenkomst was en dat de bedoeling van de partijen niet was om een vaste formule voor het verzekeringstechnisch nadeel op te nemen.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van KPN toe. PNO wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 854.026,87, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt PNO veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof benadrukt dat de actuaris van PNO niet naar eigen inzicht het verzekeringstechnisch nadeel mag vaststellen, maar moet uitgaan van de redelijke verwachtingen van partijen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van pensioenovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van pensioenfondsen.