Uitspraak
mr. J.A.B.G. Briaire, kantoorhoudende te Maastricht-Airport,
ALLE GEZAMENLIJKE, NIET BIJ NAAM BEKENDE, HOUDERS VAN AANDELEN AAN TOONDER EN/OF ANDERE AANDELEN IN HET KAPITAAL VAN DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP N.V. KUNSTIJSBAAN GELEEN (DIE INMIDDELS DOOR OMZETTING DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP B.V. GLANERBROOK IS GEWORDEN), GEVESTIGD TE GELEEN,
ALLE OVERIGE GEZAMENLIJKE NIET BIJ NAAM BEKENDE HOUDERS VAN AANDELEN AAN TOONDER, AANDELEN A, AANDELEN B EN/OF ANDERE AANDELEN IN HET KAPITAAL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP B.V. GLANERBROOK,
Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
Uitgaande van een marktconforme rendementseis van 8% en de veronderstelling dat Glanerbrook ieder jaar tot in oneindigheid EUR 2,27 dividend op de preferente aandelen zal uitkeren, resulteert een waardering van de preferente aandelen van EUR 30,05. Deze waardering vormt de bovengrens aangezien er wordt verondersteld dat de preferente aandelen per direct jaarlijks tot dividend uitbetaling over gaan. Meer realistisch zijn de waarderingen die resulteren uit de scenario’s waarbij er pas na verloop van tijd – na bijvoorbeeld 10 jaar gegeven de negatieve reserves van Glanerbrook – wordt overgegaan tot dividend betaling op de preferente aandelen. Verschillende waarderingsscenario’s resulteren in een waarderingsrange voor de preferente aandelen B tussen de EUR 20,71 – 23,39 met als puntschatting EUR 21,00 per preferent aandeel B uitgaande van een 8% rendementseis.”
Waardering preferente aandelen B van BV Glanerbrook
juist voor het geval de waarde van de uit te kopen aandelen B zou worden vastgesteld door de Ondernemingskamer, al dan niet na deskundigenbericht, heeft gevorderd dat de uitkoopprijs (…) 0p een door de Ondernemingskamer te bepalen bedrag per een door haar te bepalen datum wordt vastgesteld".
de uitkoopprijs van de aandelen (…) op de dag van (eind)arrest vast te stellen op EUR 45,38 per (…) aandeel B; dan wel, op een door de Ondernemingskamer te bepalen bedrag per een door haar te bepalen datum”. Redelijkerwijs moet de passage achter “dan wel” worden opgevat als een subsidiaire vordering die slechts tot een hogere uitkoopprijs kan leiden. Een andere lezing biedt – zeker in een verstekzaak – teveel onzekerheid. Omdat Laco ervoor heeft gekozen haar eis niet (overeenkomstig artikel 130 lid 3 Rv) te wijzigen, zal de Ondernemingskamer de primaire vordering toewijzen.