ECLI:NL:GHAMS:2014:773

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
13/00379
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake forensenbelasting en eigen gebruik van een vakantiewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2009 is vernietigd. De belanghebbende, eigenaar van een vakantiewoning, had deze woning verhuurd via een verhuurbemiddelingsorganisatie. De heffingsambtenaar legde een aanslag op van € 770, maar na bezwaar werd deze door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende de woning in 2009 in ieder geval voor 23 dagen zelf had gebruikt, maar dat dit gebruik niet in strijd was met de voorwaarden voor de forensenbelasting. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de woning door de belanghebbende beschikbaar werd gehouden voor eigen gebruik of voor verhuur. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat het eigen gebruik enkel diende voor onderhoud en niet voor eigen verblijf. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanslag ten onrechte was opgelegd. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 13/00379
6 maart 2014
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen,de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 12/524 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X]te [Z], belanghebbende
gemachtigde: mr. B.J.P. Komen (Van Diepen Van der Kroef Advocaten) te Alkmaar
en
de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 18 januari 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 770 (hierna ook: de aanslag).
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 7 februari 2012, de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 29 mei 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag vernietigd.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 juni 2013, aangevuld bij brief van 22 juli 2013. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 8 januari 2014 is een pleitnota ontvangen van de heffingsambtenaar. Op 10 januari 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. De pleitnota en de nadere stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.7 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin, evenals de verderop in de uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank, aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’.
“2.1. Eiser is eigenaar van de gemeubileerde woning [adres] te [P] [Hof: hierna te noemen: de woning]. De woning is gelegen op [Naam park]. Eiser heeft zijn hoofdverblijf in [Z].
2.2
Eiser verhuurt de woning via verhuurbemiddelingsorganisatie [A bv].
2.3.
Eiser is met [A bv] en met [B bv] een Beheer- en Verhuurovereenkomst [Naam park] aangegaan welke is ondertekend op 18 februari 2006. Deze overeenkomst gold voor het jaar 2006 en door jaarlijkse verlenging ook in 2009. In de overeenkomst is met betrekking tot het eigen gebruik door de eigenaar, voorzover hier van belang, het navolgende bepaald:

Verhuur
Artikel 6.Keuze uit overeenkomsten
Eigenaar van een chalet kan kiezen uit drie overeenkomsten, te weten:
- Verhuurbemiddelingsovereenkomst zonder eigen gebruik
- Verhuurbemiddelingsovereenkomst met eigen gebruik
- Volledig eigen gebruik
Verhuurbemiddelingsovereenkomst zonder eigen gebruik
Hierbij kiest Eigenaar ervoor het chalet gedurende het hele jaar te bestemmen voor de verhuur aan derden via Verhuurbemiddelaar. (…)”
De tekst onder Verhuurbemiddelingsovereenkomst zonder eigen gebruik is met rood onderstreept.
2.4.
Voorts hebben eiser en [A bv], onder verwijzing naar artikel 6 van de Beheer- en Verhuurovereenkomst, een opgave voor bemiddelingsverhuur ondertekend op 18 februari 2006.
2.5.
Verder heeft eiser een formulier met de titel “Allonge bij verhuurbemiddelings-overeenkomst met eigen gebruik betreffende uw stacaravan op het park [Naam park]” overgelegd die betrekking heeft op het jaar 2011 waarbij eiser en [A bv] zijn overeengekomen dat [A bv] eisers woning in 2011 verhuurt. Op het formulier heeft eiser de mogelijkheid om aan te geven in welke perioden hij zelf gebruik wil maken van de woning. Van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
2.6.
Tot de gedingstukken behoort verder een brochure met de titel “verhuurinformatie 2009 Kustpark Egmond aan Zee”. In deze brochure is ten aanzien van het eigen gebruik door de eigenaar – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Verhuren via [A] Vakanties gaat op basis van bemiddeling. U sluit een verhuurbemiddelingsovereenkomst af. Bij deze verhuurovereenkomst kunt u zelf de periodes aangeven wanneer u wilt verhuren en wanneer u zelf gebruik wenst te maken van uw chalet. Indien u eigen gebruik wilt opnemen raden wij u aan dit bekend te maken als u de verhuurovereenkomst inlevert. U bent overigens niet verplicht perioden voor eigen gebruik/onderhoud meteen vast te leggen. Echter na ontvangst van uw verhuurovereenkomst geven wij uw chalet vrij voor de verhuur. Mocht u later een periode willen boeken, kan dit alleen als die periode nog niet geboekt is. U dient altijd een reservering te maken indien u in uw chalet wilt verblijven. (...)”
2.7.
Voor de jaren 2005 tot en met 2008 heeft verweerder aan eiser eveneens aanslagen forensenbelasting opgelegd welke aanslagen na bezwaar telkenmale zijn vernietigd. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar met betrekking tot het jaar 2008 onder meer het volgende vermeld:
“In navolging op de uitspraak op uw bezwaarschrift tegen de aanslagen 2006 en 2007 kan ik concluderen dat door u niet aan de belastingplicht voor forensenbelasting wordt voldaan. De aanslag 2008 is ten onrechte opgelegd en dient te worden vernietigd.”
In het jaar 2009 heeft eiser in ieder geval 23 dagen de woning zelf gebruikt.”
2.2.1.
Tegen deze feiten zijn door partijen geen bezwaren ingebracht, behalve tegen de laatste zin, dat belanghebbende de woning in 2009 gedurende 23 dagen zelf heeft gebruikt.
2.2.2.
Nu overigens tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die (overige) feiten uit.
2.2.3.
Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft een overzicht van [A bv] (hierna: [A bv]) overgelegd waarin staat vermeld dat het aantal zogeheten eigen dagen in 2009 28 bedroeg.
2.4.
In 2009 heeft de dochter van belanghebbende voor 15 dagen (24 juli tot en met 7 augustus 2009) het chalet nummer [Chaletnummer] (de woning) gehuurd op het [Naam park].
Tot de gedingstukken behoort de in dit verband aan haar gerichte reserveringsbevestiging die per e-mail is verzonden vanuit, naar het Hof begrijpt, het geautomatiseerde reserverings-systeem van [A bv]. De bevestiging bevat tevens de factuur, welke naast de kosten voor de huur van de accommodatie onder meer ook lokale heffingen, reserveringskosten en een waarborgsom omvat.
De dochter maakt geen deel uit van het gezin van belanghebbende; zij heeft in de genoemde periode met haar echtgenoot en kinderen in de woning verbleven.
2.5.
De in 2.5 van de uitspraak van de rechtbank genoemde “Allonge” bij de Beheer- en Verhuurovereenkomst (vermeld in 2.3 van haar uitspraak, hierna de verhuurbemiddelings-overeenkomst) betreft de opgave voor bemiddelingsverhuur voor het jaar 2011. Tot de gedingstukken behoort een vergelijkbaar formulier dat is ondertekend op 18 februari 2006 en dat, blijkens zijn inhoud, niet op een specifiek jaar ziet. Via de “allonge” kan opgave worden gedaan van de wijze van verhuurbemiddeling: “zonder eigen gebruik”, “met eigen gebruik” of “volledig eigen gebruik”. Belanghebbende heeft in de beide overgelegde “allonges” gekozen voor verhuur zonder eigen gebruik.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.1.
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag (i) of belanghebbende in het kalenderjaar 2009 de woning zelf heeft gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden en, zo ja, (ii) of de dagen waarop de woning niet was verhuurd, moeten worden aangemerkt als dagen waarop de woning voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar werd gehouden.
3.1.2.
Subsidiair is in geschil of de aanslag is opgelegd in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het vertrouwensbeginsel.
3.2.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
3.3.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, alsmede het verhandelde ter zitting.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.1.
Belanghebbende heeft gesteld en het Hof acht aannemelijk dat ook in de “allonge” bij de verhuurbemiddelingsovereenkomst voor het jaar 2009 (voor zover daarvan al een separaat formulier is opgemaakt) door belanghebbende opgave is gedaan voor verhuur van de woning zonder eigen gebruik. De heffingsambtenaar heeft dit ook niet gemotiveerd betwist en het Hof verstaat de rechtbank in haar uitspraak aldus, dat ook zij van dit gegeven is uitgegaan.
4.1.2.
De rechtbank heeft het wettelijke toetsingskader van het primaire geschil als volgt afgebakend:
“4.1. Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2009 (hierna: de Verordening) heeft de Raad van de gemeente Bergen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
4.2.
De Verordening bepaalt – voor zover voor het onderhavige geding van belang – onder meer het volgende:
Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht
1. Onder de naam ”forensenbelasting” wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
2. (…)
4.3.
De Hoge Raad heeft in onder meer het arrest van 22 december 2006, nr. 40.609, LJN AZ4972, als volgt geoordeeld over eigen gebruik met betrekking tot de forensenbelasting:
“Indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten (vgl. HR 24 juli 1995, nr. 30470, BNB 1995/272).” ”
4.1.3.
Het Hof neemt deze overwegingen van de rechtbank over en maakt ze tot de zijne.
4.2.1.
De rechtbank heeft omtrent het primaire geschilpunt als volgt overwogen:
“4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser de woning in 2009 in ieder geval voor 23 dagen zelf heeft gebruikt. Gelet op voornoemd arrest moet in een geval als het onderhavige dan worden aangenomen dat de woning door eiser beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet is uitgesloten in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de dagen waarop de woning wordt verhuurd aan derden en de dagen waarop de woning door eiser wordt gebruikt om deze voor verhuur gereed te maken en te houden niet meetellen bij de berekening of de woning op meer dan 90 dagen voor eiser of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de dagen waarop belanghebbende de woning zelf heeft gebruikt wel meetellen voor vorenbedoelde berekening.
4.5.
In het onderhavige geval dient de rechtbank dan ook te beoordelen of de dagen waarop de woning niet was verhuurd moeten worden aangemerkt als dagen waarop de woning voor eiser en zijn gezin beschikbaar werd gehouden. Hierbij is van belang wat in de door eiser gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst is bepaald. Deze verhuurbemiddelings-overeenkomst is na het sluiten daarvan ieder jaar verlengd. Er is derhalve sprake van een doorlopende verhuuropdracht. Uit artikel 6 van de verhuurbemiddelingsovereenkomst (zie overweging 2.3.1.) blijkt niet dat de verhuuropdracht gedurende het kalenderjaar aan enige beperking onderhevig is. Voorts heeft eiser niet vooraf aangegeven dat hij de woning voor een bepaalde periode in 2009 voor eigen gebruik wilde bestemmen. Weliswaar heeft eiser de woning in 2009 op 23 dagen zelf gebruikt, maar eiser diende hierbij altijd zelf de woning te reserveren bij [A bv]. De beschikbaarheid van de woning voor eigen gebruik was hierbij afhankelijk van de vraag of de woning in de door eiser gewenste periode niet reeds door derden was geboekt. Deze omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat de woning in beginsel gedurende het gehele kalenderjaar voor verhuur beschikbaar werd gehouden, en niet voor eiser en zijn gezin. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiser in het onderhavige jaar slechts gedurende 23 dagen de woning beschikbaar heeft gehad voor eigen gebruik zodat het belastbare feit als bedoeld in artikel 2 van de Verordening zich niet heeft voorgedaan. De aanslag forensenbelasting kan dan ook niet in stand blijven.
4.5.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.”
4.2.2.
Het Hof komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank, echter op andere gronden. Het overweegt daartoe als volgt.
4.3.
De rechtbank heeft in 2.7 van haar uitspraak vastgesteld dat belanghebbende de woning in 2009 in ieder geval voor 23 dagen zelf heeft gebruikt, kennelijk anders dan nodig is om de woning voor verhuur gereed te maken en te houden (zie ook de eerste zin van 4.4 van haar uitspraak). Dit feit is door belanghebbende in hoger beroep gemotiveerd betwist. Hij heeft ter zitting van het Hof zijn - al in eerste aanleg opgeworpen - stellingen herhaald, dat de bij [A bv] als eigen gebruik geregistreerde dagen alleen zijn gebruikt om onderhoud aan de woning te plegen en voorts dat, indien uit het systeem van [A bv] blijkt dat het daarbij gaat om een periode van 28 dagen, dit aantal juist zal zijn. De 14 dagen dat zijn dochter de woning heeft gehuurd, tellen volgens belanghebbende niet mee als eigen gebruik door hemzelf of zijn gezin.
4.4.
Het Hof is van oordeel dat, als belanghebbendes voorgaande stellingen feitelijk komen vast te staan, aan hem voor het jaar 2009 geen aanslag in de forensenbelasting opgelegd had mogen worden. Gelet op (onder meer) het in 4.3 van de uitspraak van de rechtbank aangehaalde arrest van de Hoge Raad, is alsdan immers sprake van een woning die voor het gehele jaar bestemd is om aan derden ter beschikking te worden gesteld voor verhuur en die niet in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt.
4.5.1.
Meer specifiek heeft belanghebbende ter zitting van het Hof omtrent de als ‘eigen gebruik’ bij [A bv] geregistreerde dagen als volgt verklaard:
“Ik heb met mijn zoon in periodes aan het chalet
[Hof: de woning]geklust. Het klussen was van het weer afhankelijk. Ik was er niet continu. Ik heb geklust wanneer het voldoende mooi weer was en er zijn wisselende dagen geweest. Ook mijn zoon moest vrij nemen. Het klussen heeft daarom wel eens dagen stilgelegen. In de weekends klusten wij sowieso niet. Het ging om 28 dagen, minus een aftrek van 8 voor de weekends, dus 20 dagen. Van de 20 resterende dagen zullen er wel eens slechte dagen zijn geweest. Ik ben naar het chalet toe gegaan als ik zin had. De dagen dat de vloer open lag, kon het natuurlijk niet verhuurd worden. Ik weet niet of dit ook zo geregistreerd is bij [A bv]. Maar die dagen vallen onder de eigen dagen. Ik ben er niet hele dagen aan de gang gegaan.
Het dak moest gerepareerd worden, de goten moesten gerepareerd worden. In de vloer zat een scheur. Het chalet bestaat uit twee aan elkaar geplakte horizontale vloerdelen en die zijn gaan knikken. We hebben voor de vloer vervolgens gekozen voor een radicale oplossing. We hebben verder het dak gerepareerd, we hebben de dakgoten vervangen, plakstukken veranderd, nieuwe vloerbedekking gelegd. We hebben alles netjes afgemaakt. We hebben het op ons eigen tempo gedaan. Dat was ongeveer in mei 2009. Kijkt u maar naar de factuur van de vloerbedekking. In die periode staat het eigen gebruik ook bij [A bv] geregistreerd. Ik ben niet 28 volle dagen bezig geweest, maar het chalet kon niet verhuurd worden, omdat het opgeknapt moest worden. Ik heb er nog nooit geslapen. Mijn vrouw heeft helemaal niets met dat chalet. Zij wil ook niet in zo’n kleine douche staan. In die periode van 28 dagen ging ik er in de ochtend naar toe en dan ging ik door zolang ik er zin in had. Ik was bij veel klussen ook afhankelijk van de tijden waarop mijn zoon vrij had. Hij werkt bij [werkgever] en heeft onregelmatige diensten. Soms moest hij om 5 of 6 uur in de middag aan een dienst beginnen en dan gingen we om een uur of 3 weg. In die periode heeft er niemand in het chalet geslapen.”
4.5.2.
De heffingsambtenaar heeft betwist dat “voor de volle 28 dagen onderhoud is gepleegd”. Daarom is volgens de heffingsambtenaar de woning in 2009 in enige mate door belanghebbende zelf gebruikt. De dagen van eigen gebruik tezamen met het aantal dagen in 2009 dat de woning niet werd verhuurd en gebruikt, bedragen meer dan 90. De heffings-ambtenaar concludeert op die grond dat de aanslag terecht is opgelegd.
4.6.
Het Hof acht de verklaring van belanghebbende aannemelijk en de door hem geschetste gang van zaken geloofwaardig. Het Hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen belanghebbendes leeftijd (indertijd omstreeks 80 jaar) en diens vroegere werkzaamheden als gasfitter en reparateur van (elektrische) huishoudelijke apparaten, alsmede de klaarblijkelijke functie van de woning als beleggingsobject voor belanghebbende en mogelijke vakantie-woning voor het gezin van diens dochter. Voorts wordt de verklaring van belanghebbende ondersteund door een door hem overgelegde rekening van “[D]” d.d. 19 mei 2009 ad bijna € 1.200. De heffingsambtenaar heeft tegenover dit een en ander ook niets gesteld dat aan de geloofwaardigheid van de verklaring van belanghebbende doet twijfelen. De enkele omstandigheid dat in eerdere stadia van deze procedure is gesproken over 8 en over 23 dagen eigen gebruik door belanghebbende is daartoe onvoldoende. Aannemelijk is dat sprake was van een eigen interpretatie van belanghebbendes gemachtigde van (onder meer) de van [A bv] verkregen informatie. Belanghebbende zelf heeft in de stukken en bij de rechtbank immers steeds verklaard dat het door hem en zijn zoon uitgevoerde onderhoud een langere periode in beslag heeft genomen.
Het Hof acht al met al aannemelijk dat belanghebbende de bij [A bv] geregistreerde periode van 28 dagen eigen gebruik uitsluitend heeft gebruikt voor het gereed maken en houden van de woning voor verhuur. Dat belanghebbende het onderhoud, zoals hij heeft gesteld en aannemelijk is te achten, in zijn eigen tempo heeft gedaan en dat dit heeft geresulteerd in een langduriger werk dan wellicht gebruikelijk is te achten, doet daaraan niets af.
4.7.1.
Voor zover de heffingsambtenaar heeft gesteld dat de dagen waarop belanghebbendes dochter in de woning verbleef, moeten worden aangemerkt als eigen gebruik door belang-hebbende of zijn gezin, wordt deze stelling verworpen. Vaststaat dat de dochter geboekt heeft op de gebruikelijke wijze, zoals dit ook door derden geschiedt en dat zij een prijs heeft betaald die ook door een willekeurige derde betaald dient te worden. Belanghebbende heeft ter zitting in dit verband verklaard dat zijn dochter elk jaar met haar gezin enkele weken op het park verblijft, dat het ook wel is voorgekomen dat zijn chalet voor de door haar gewenste periode al (deels) verhuurd was en dat zij toen één of twee weken in een ander chalet heeft verbleven, maar dat zij steeds de gewone huurprijs betaalt inclusief toeristenbelasting. Belanghebbende heeft voorts bevestigd dat de bemiddelingsvergoeding voor [A bv] 20% van de huurprijs bedraagt en indien hij zelf huurders aanbrengt, 15%. Dit laatste is ook het geval geweest ter zake van de verhuur aan belanghebbendes dochter. Zij heeft de gewone huurprijs en de toeristenbelasting betaald, juist teneinde te voorkomen dat sprake zou zijn van de schijn van eigen gebruik door belanghebbende. Alleen de reserveringskosten van € 22,50 zijn aan haar teruggestort; dat gebeurt steeds wanneer belanghebbende zelf huurders aanbrengt, aldus – nog steeds – belanghebbende.
4.7.2.
Het Hof is van oordeel dat deze verklaring van belanghebbende door de stukken van het geding wordt ondersteund en ook overigens aannemelijk is te achten. De heffings-ambtenaar heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom dit een en ander onjuist zou zijn. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van het Hof geen sprake van eigen gebruik door belanghebbende. Anders dan de heffingsambtenaar heeft betoogd, acht het Hof het hierbij niet van belang of belanghebbende de hem toekomende 85% van de huurprijs naderhand aan zijn dochter heeft vergoed/terugbetaald. Of dit is gebeurd, heeft met (de mate van) het eigen gebruik door belanghebbende van de woning niets van doen.
4.8.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt het Hof tot de conclusie dat geen sprake is van gebruik van de woning door belanghebbende anders dan voorzover dat nodig was om de woning voor verhuur gereed te maken en te houden. De aanslag is derhalve ten onrechte opgelegd en terecht vernietigd door de rechtbank.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. Van de heffingsambtenaar zal een griffierecht worden geheven van € 478.

5.Kosten

Nu het door de heffingsambtenaar ingestelde hogere beroep ongegrond is, heeft belanghebbende recht op vergoeding van de kosten van diens verweer op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten dienen in het onderhavige geval te worden berekend op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Hiervan uitgaande stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op 2 punten [hoger beroepschrift en verschijnen ter zitting] x € 487 x 1 (wegingsfactor) = € 974.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit stelt het Hof het bedrag voor de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting in Amsterdam op de kosten per openbaar vervoer tweede klasse, [Z]-Amsterdam v.v., op € 6.
De totale proceskostenvergoeding bedraagt derhalve € 980.

6.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 478; en
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 980.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Faase, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, als griffier. De beslissing is op 6 maart 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.