ECLI:NL:GHAMS:2014:764
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Benoeming bewindvoerder in het kader van mentorschap en de voorkeur van de rechthebbende
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, de zuster van de rechthebbende, tegen een beschikking van de kantonrechter die een andere persoon tot bewindvoerder heeft benoemd. De rechthebbende, geboren in 1945, verblijft in een psychiatrische instelling en heeft een chronisch psychotisch ziektebeeld. Appellante was eerder benoemd tot mentor, maar de kantonrechter heeft op verzoek van de Officier van Justitie een bewindvoerder benoemd die niet haar voorkeur genoot. Appellante stelt dat de kantonrechter ten onrechte niet haar, maar de andere persoon tot bewindvoerder heeft benoemd, en dat de rechthebbende haar voorkeur heeft uitgesproken voor appellante. Tijdens de zitting in hoger beroep blijkt er echter een gebrek aan vertrouwen te zijn tussen appellante en de behandelinstelling, wat de benoeming van appellante als bewindvoerder in de weg staat. Het hof overweegt dat het belang van de rechthebbende vereist dat er vertrouwen is tussen de bewindvoerder en de behandelinstelling. Gezien de verstoorde verstandhouding tussen appellante en de instelling, en het feit dat de andere bewindvoerder al een goede werkrelatie heeft met de instelling, besluit het hof de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen en het verzoek van appellante af te wijzen. De uitspraak is gedaan op 18 maart 2014 door het Gerechtshof Amsterdam.