ECLI:NL:GHAMS:2014:649

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
7 maart 2014
Zaaknummer
200.128.514-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg bonusregeling en begrip ‘nieuwe klanten’ in arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de besloten vennootschap Sellmore B.V. over de uitleg van een bonusregeling die was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [appellant]. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.M.U. van der Blom, heeft in hoger beroep een vonnis van de rechtbank Noord-Holland aangevochten, waarin zijn vordering tot uitbetaling van een bonus was afgewezen. De kern van het geschil betreft de interpretatie van het begrip 'nieuwe klanten' zoals vastgelegd in het bonusreglement.

De appellant was in dienst bij Sellmore B.V. als Key Account Manager en had een omzettarget van € 900.000,- exclusief btw, waarvan minimaal € 450.000,- van nieuwe klanten moest komen. De appellant stelde dat hij aan deze voorwaarden had voldaan, maar het hof oordeelde dat de door hem opgevoerde omzet niet voldeed aan de definitie van 'nieuwe klanten' zoals vastgelegd in het bonusreglement. Het hof concludeerde dat de appellant geen recht had op de bonus, omdat hij niet aan de minimumeis voor nieuwe klanten had voldaan.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, die de vordering van de appellant had afgewezen en hem had veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke definities in contracten en de noodzaak voor werknemers om aan specifieke voorwaarden te voldoen om aanspraak te maken op bonussen. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.128.514/01
zaaknummer rechtbank :569781 CV EXPL 12-10530
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 maart 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. W.M.U. van der Blom te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SELLMORE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B. Santen te Amsterdam

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Sellmore genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 16 mei 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sectie kanton, locatie Haarlem, (hierna: de kantonrechter) onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen hem als eiser en Sellmore als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord;
- akte tot het in het geding brengen van het proces-verbaal van de comparitie van
partijen;
- akte naar aanleiding van het eerst na het nemen van de memorie van grieven
ontvangen Proces-verbaal van de zitting van 14 januari 2013.
Ter zitting van 22 januari 2014 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Beide partijen hebben de zaak door hun voornoemde advocaten, de advocaat van [appellant] aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd, nader toegelicht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - Sellmore alsnog zal veroordelen om hem ter zake van bonus een bedrag te betalen van € 48.161,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2011, de wettelijke verhoging van vijftig procent over genoemd bedrag, en een bedrag van € 1.262,46 ter zake van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Sellmore in de kosten van het geding in beide instanties.
Sellmore heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Sellmore heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder ‘De feiten’ de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Partijen zijn op 14 mei 2010 een arbeidsovereenkomst aangegaan op grond waarvan [appellant] met ingang van 5 juli 2010 bij Sellmore in dienst is getreden in de functie van Key Account Manager tegen een vast salaris van € 5.175,- bruto per maand.
b. Het tussen partijen op 14 mei 2010 overeengekomen bonusreglement, hierna: het Bonusreglement, vermeldt onder meer het volgende:
1. Algemeen
1.1.
Naast het vaste bruto maandloon kan Werknemer in aanmerking komen voor een bonus. De bonus is bedoeld om de werknemer aan de onderneming van Werkgever te binden en sales-targets te realiseren. Toekenning van de bonus is afhankelijk van het functioneren en de resultaten van de Werknemer en de financiële resultaten van Werkgever. Partijen erkennen dat de eventueel toe te kennen bonus geen vast loonbestanddeel is. Voor de beoordeling of Werknemer in aanmerking komt voor een bonus en zoja, de bepaling van de hoogte van de bonus, dient dit bonusreglement. (…)

2.Bonusvoorwaarden

2.1
Jaarlijks wordt door de Werkgever voor de Werknemer opnieuw een target vastgesteld. De target betreft de door de Werknemer te behalen jaarlijkse omzet. Voor de periode 5 juli 2010 tot 4 juli 2011 bedraagt de door de Werknemer te behalen omzet een bedrag van € 900.000,= ex BTW, waarvan minimaal € 450.000,= ex BTW aan omzet van nieuwe klanten dient te komen.
2.2
De bonus wordt berekend over door Werknemer behaalde omzet die is gefactureerd èn ontvangen door de Werkgever.
2.3
Bij het behalen van de target genoemd in artikel 2.2 (voor de periode 5 juli 2010 tot 5 juli 2011 à € 900.000,= ex BTW) ontvangt de Werknemer één bruto maandsalaris als bonus.
2.4
Over alle gerealiseerde omzet boven de target genoemd in artikel 2.1 jo. artikel 2.2 (voor de periode 5 juli 2010 tot 5 juli 2011 à € 900.000,= ex BTW) ontvangt de Werknemer 20% van de brutomarge als bonus. De brutomarge is de waarde van de verkoopfactuur van Werkgever minus de betrokken inkoopfactuur (beiden exclusief BTW).
(…)
2.7
De bonus wordt in de maand juli van ieder jaar uitgekeerd.
2.8
Iedere aanspraak op een bonus vervalt, indien de werknemer niet bij Werkgever in dienst is op het moment waarop de bonus wordt uitgekeerd. (…)”
c. In december 2010 heeft Sellmore een voorschot op de bonus voor het eerste jaar ter grootte van één bruto maandsalaris aan [appellant] uitbetaald.
d. Op 20 juli 2011 hebben partijen een gesprek gevoerd. Het door Sellmore opgemaakte gespreksverslag vermeldt onder meer: “
We zijn blij dat de omzettarget van € 900.000,= ex BTW gehaald zal zijn. Helemaal precies weten we dit nu niet omdat we niet in detail gekeken hebben of alle gerealiseerde en gefactureerde omzet ook al betaald is door [voornaam appellant] klanten.
Bovenstaande doet [X] en [Y] concluderen dat er geen bonus uitgekeerd zal worden zoals eerder vastgelegd in het bonus reglement. [voornaam appellant] heeft de omzetlijst meegekregen en zal deze eventueel zelf gaan interpreteren en dit vervolgens in een vervolgafspraak met [X] verder bespreken. (…)
De vervolgende afspraken zijn gemaakt.
-
De bonus regeling wordt doorgetrokken naar 31 december 2011
-
De omzettarget voor [voornaam appellant] zal € 1.350.000,- ex btw bedragen.
-
[X] en [voornaam appellant] zullen omgaand een spraak plannen om eventuele ‘ruis’ uit het
bonus regelement te halen.
(…)
e. Bij brief van 29 september 2011 heeft [appellant] de arbeidsovereenkomst met Sellmore opgezegd tegen 31 oktober 2011. In deze brief schrijft [appellant] onder meer: “
Naar aanleiding van diverse gesprekken alsmede ons gesprek van vanmiddag deel ik je middels deze brief mede dat ik mijn arbeidsovereenkomst met SellMore wil beëindigen. (…) Mijn voorstel is om maandag a.s. te bespreken hoe we de komende tijd gaan indelen. Ik dank je voor de samenwerking van afgelopen periode en wens je ontzettend veel succes toe met alle toekomstige projecten binnen SellMore. (…)
f. Bij e-mail van 29 september 2011 schrijft [appellant] onder meer:
“(…) Dank voor het gesprek van vanmiddag en ik hoop dat we dit op een hele goede manier kunnen afronden. (…)”
g. Bij e-mail van 19 december 2011 heeft Sellmore [appellant] de definitieve loonstrook voor oktober 2011 en tevens eindafrekening doen toekomen.
h. Bij brief van 15 maart 2012 heeft de gemachtigde van [appellant] nakoming van de bonusregeling van Sellmore gevorderd.
i. Sellmore heeft de aanspraak van [appellant] op een uitkering op grond van het bonusreglement weersproken en een uitkering op grond daarvan geweigerd.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de hiervoor weergegeven vordering van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op. Het hof oordeelt als volgt.
3.3
Het Bonusreglement bepaalt dat het target voor de periode 5 juli 2010 tot 4 juli 2011 een door [appellant] te behalen omzet is van € 900.000,- exclusief btw, waarvan minimaal € 450.000,- van nieuwe klanten dient te komen. Volgens het door [appellant] opgestelde overzicht (productie O-B bij de inleidende dagvaarding) heeft hij over genoemde periode een omzet behaald van € 1.064.119,86. Uit het hoofd van dit overzicht blijkt dat de daarin met rood gemarkeerde omzet betrekking heeft op ‘nieuwe klant’ en de met geel gemarkeerde omzet op ‘geheel nieuw product ontwikkeld door dhr. [appellant] bij nieuwe afdeling van bestaande klant’. In eerstbedoelde categorie valt volgens het overzicht een omzet van € 400.666,45 en in de laatste categorie een omzet van € 335.892,70. [appellant] betoogt dat beide bedragen in aanmerking moeten worden genomen bij de beantwoording van de vraag of hij aan de genoemde minimumeis van € 450.000 heeft voldaan. Met Sellmore is het hof van oordeel dat het Bonusreglement geen steun biedt voor de ruime uitleg die [appellant] aan het begrip ‘nieuwe klanten’ geeft. Daarbij springt in het oog dat in de door [appellant] gebezigde terminologie onder nieuwe klanten ook bestaande klanten vallen, ook al geeft hij aan deze laatste categorie een eigen invulling. Voor zover [appellant] zich beroept op de e-mail van 19 april 2010 waarin Sellmore voorafgaande aan zijn indiensttreding in verband met het te halen target spreekt over ‘new business’ miskent hij dat dit begrip in het door [appellant] geakkordeerde Bonusreglement is uitgewerkt als ‘nieuwe klanten’. De eerder door Sellmore gebruikte woorden ‘new business’ staan hieraan niet in de weg. Reeds omdat [appellant] niet heeft voldaan aan de minimumeis ter zake van nieuwe klanten heeft hij over de periode 5 juli 2010 tot 4 juli 2011 geen recht op bonus opgebouwd, wat er zij van de overige argumenten die Sellmore ter afwering van de vordering heeft aangevoerd.
3.4
Indien al zou moeten worden aangenomen dat [appellant] naar aanleiding van het gesprek van 20 juli 2011 over de periode 4 juli 2010 tot en met 31 oktober 2011 op de in het Bonusreglement vermelde voorwaarden aangaande omzet pro rata aanspraak zou kunnen maken op een bonus geldt met inachtneming van hetgeen hiervoor werd geoordeeld met betrekking tot het begrip ‘nieuwe klanten’ dat hij ook over dit tijdvak niet heeft voldaan aan de op dit punt in het Bonusreglement gestelde minimumeis. Dat blijkt uit de door [appellant] tot laatstgenoemde datum bijgewerkte cijfers in productie O-C bij de inleidende dagvaarding. Deze laten over deze periode van iets minder dan zestien maanden een omzet met betrekking tot nieuwe klanten zien van € 457.796,45, terwijl dat bij een pro rata toepassing van de regeling minimaal omstreeks (16/12e maal € 450.000,- is) omstreeks € 600.000,- zou moeten zijn.
3.5
Het voorgaande voert tot de slotsom dat er geen grond is voor toewijzing van de vordering van [appellant]. De grieven behoeven voor het overige geen verdere bespreking omdat zij niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de kant van Sellmore begroot op € 1.862,- ter zake van verschotten en op € 2.446,50 ter zake van salaris advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, S.F. Schütz en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.