ECLI:NL:GHAMS:2014:6165

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
200.115.409/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en eenhoofdig gezag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De man, appellant, heeft in eerste aanleg een verzoek ingediend voor het vaststellen van een omgangsregeling. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een eerdere beschikking van 25 juni 2013 de behandeling van de zaak pro forma aangehouden om de vader de gelegenheid te geven om begeleide omgang met de kinderen op te starten bij het Omgangshuis Noord-Holland. Echter, de vader heeft niet gereageerd op oproepen voor een intakegesprek, waardoor het Omgangshuis besloot de aanmelding te beëindigen. De advocaat van de man heeft op 11 februari 2014 aangegeven dat er contact is geweest met het Omgangshuis, maar dat de omgang nog niet heeft plaatsgevonden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2014 was de man niet aanwezig, terwijl de vrouw en haar advocaat wel aanwezig waren, samen met een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarige kinderen hebben geprobeerd contact op te nemen met hun vader, maar de omgang is niet opgestart. De man heeft aan een van de kinderen laten weten dat hij van plan was om naar het buitenland te verhuizen en dat hij zijn kinderen nog één keer wilde zien om afscheid te nemen. De advocaat van de man heeft verklaard dat hij voor onbepaalde tijd in Marokko verblijft.

Het hof concludeert dat onder de huidige omstandigheden een omgangsregeling niet haalbaar is en wijst het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door de rechters en openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 3 juni 2014
Zaaknummer: 200.115.409/01
Zaaknummer eerste aanleg: 498215/FA RK 11-7092 LB/MBE
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S. Guman te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Z. Taspinar te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen hieromtrent is opgenomen in zijn beschikking van 25 juni 2013. Het hof heeft de behandeling van de zaak voor wat betreft de vaststelling van een omgangsregeling pro forma aangehouden tot zondag 23 november 2013 teneinde de vader de gelegenheid te geven tot het opstarten van begeleide omgang met de kinderen bij het Omgangshuis Noord-Holland.
1.3.
Op 19 november 2013 is van de advocaat van de vrouw de eindrapportage omgangsbegeleiding van het Omgangshuis van 13 november 2013 ontvangen, waarin is opgenomen dat de man niet heeft gereageerd op oproepen voor het intakegesprek en het Omgangshuis dientengevolge besloten heeft de aanmelding te beëindigen.
1.4.
De advocaat van de man heeft het hof op 11 februari 2014 bericht dat appellant contact heeft gehad met het Omgangshuis, maar dat de omgang nog plaats dient te vinden. Hij heeft verzocht de zaak in afwachting van nadere informatie aan te houden.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 28 april 2014, alwaar zijn verschenen:
- de advocaat van de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en M. Essebai, tolk in de Arabische taal;
- mevrouw S. Benjamin, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Amsterdam Gooi en Vecht, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
1.6.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.7.
Voorafgaand aan de zitting is de hierna nader te noemen minderjarige [kind a] afzonderlijk door de voorzitter in aanwezigheid van de Raad gehoord.

2.Nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Het hof neemt bij de vaststelling van een omgangsregeling een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Het hof verwijst naar hetgeen hieromtrent is overwogen in zijn beschikking van 25 juni 2013 en overweegt aanvullend als volgt.
Uit de stukken van het geding en het ter (nadere) zitting in hoger beroep verhandelde is het volgende gebleken. Zowel de vrouw als de kinderen hebben zich na laatstgenoemde beschikking van het hof ingezet om de omgang tussen de man en de kinderen tot stand te brengen. De vrouw heeft zich aangemeld bij het Omgangshuis, heeft een intakegesprek gehad en de kosten daarvoor voldaan. [kind a] en [kind b] hebben sinds de vorige zitting in hoger beroep twee of drie keer telefonisch contact gezocht met de man om hem te vragen naar de start van de begeleide omgang. Het hof stelt vast dat de omgang met de man desondanks niet is opgestart. Blijkens de rapportage van het Omgangshuis heeft de man zich nooit bij het Omgangshuis voor de intake aangemeld, ondanks dat hij daarvoor meerdere keren is uitgenodigd.
[kind a] heeft aan het hof onweersproken verklaard dat de man telefonisch aan hem te kennen heeft gegeven dat hij voornemens was een nieuw leven te beginnen in het buitenland en dat hij zijn kinderen graag nog één keer wilde zien om afscheid te nemen. De advocaat van de man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de man voor onbepaalde tijd in Marokko verblijft.
Het hof is van oordeel dat een omgangsregeling tussen de man en de kinderen onder de hiervoor genoemde omstandigheden thans niet haalbaar is. Het hof zal het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling afwijzen.
2.2.
Gelet op de aard van de procedure is er onvoldoende aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten, zoals door de vrouw is verzocht. Deze kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
2.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover (nog) aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij zelf zijn kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.M.A. Gerritzen - Gunst en mr. J. Kok in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.