In deze zaak gaat het om een hypothecaire geldlening die door de Postbank, een rechtsvoorgangster van ING Bank, is verstrekt aan [appellant] voor de aankoop van een woning in Zijderveld. De lening, ter waarde van € 277.000,-, bevatte een verhuisregeling die [appellant] de mogelijkheid bood om boetevrij af te lossen en zonder afsluitprovisie een nieuwe lening aan te vragen bij verhuizing. Na de aankoop van een nieuwe woning in IJsselstein in 2003, verzocht [appellant] om een nieuwe hypothecaire lening, maar ING Bank weigerde dit verzoek. [appellant] vorderde in hoger beroep dat het hof zou verklaren dat ING Bank tekortgeschoten was in de nakoming van de verhuisregeling en dat hij recht had op schadevergoeding.
Het hof oordeelde dat de verhuisregeling geen verplichting voor de bank inhoudt om zonder nader onderzoek een nieuwe lening te verstrekken. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de verhuisregeling slechts een korting op kosten en een keuzemogelijkheid voor de rente biedt, maar geen recht op een nieuwe lening onder dezelfde voorwaarden. Het hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat [appellant] niet redelijkerwijs kon verwachten dat de bank zonder enige toetsing een nieuwe lening zou verstrekken. De grieven van [appellant] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.