ECLI:NL:GHAMS:2014:6130
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- M.F.G.H. Beckers
- R.G. Kemmers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de schriftelijke aanwijzing inzake omgangsregeling tussen moeder en minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schriftelijke aanwijzing van Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZ) betreffende de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter die haar verzoek om de aanwijzing van BJZ te vervallen te verklaren had afgewezen. De moeder had eerder een omgangsregeling met BJZ afgesproken, maar had deze niet nageleefd, wat leidde tot de schriftelijke aanwijzing van 15 augustus 2013. Het hof oordeelde dat de aanwijzing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat deze zorgvuldig tot stand was gekomen. Het hof concludeerde dat de belangen van het kind, dat sinds 2010 onder toezicht stond en in een pleeggezin verbleef, niet vereisten dat de aanwijzing verviel. De moeder had niet aangetoond dat zij in staat was om de omgangsregeling na te komen, en het hof oordeelde dat een uitbreiding van de regeling niet in het belang van het kind zou zijn. De schriftelijke aanwijzing werd als voldoende gemotiveerd beschouwd, en het hof bekrachtigde de bestreden beschikking.