ECLI:NL:GHAMS:2014:6101
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- R.G. Kemmers
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen ouder en kinderen in het licht van zwaarwegende belangen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin hem het recht op omgang met zijn kinderen is ontzegd. De man is op 27 juni 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 maart 2013. De vrouw heeft op 24 juli 2013 een verweerschrift ingediend. Tijdens de behandeling op 3 oktober 2013 zijn beide partijen verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarigen hebben hun mening kenbaar gemaakt, maar de man heeft niet gereageerd op de schriftelijke mededelingen van de kinderen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben tot medio 2002 een relatie gehad en hebben samen twee kinderen. Een omgangsregeling is in 2004 vastgesteld, maar nooit uitgevoerd. De rechtbank heeft de Raad om advies gevraagd over de omgangsregeling, en op basis van het rapport van de Raad heeft de rechtbank de man het recht op omgang ontzegd. De man verzoekt in hoger beroep om een nader onderzoek en om een omgangsregeling vast te stellen, terwijl de vrouw verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof overweegt dat de man grieven heeft ingediend tegen de wijze waarop het raadsrapport tot stand is gekomen en dat hij niet door de Raad is gehoord. Het hof concludeert dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de zienswijze van de man, maar dat dit niet leidt tot vernietiging van de beschikking. De kinderen zijn inmiddels ouder en hebben aangegeven geen contact met de man te willen. Het hof oordeelt dat het in strijd is met de belangen van de kinderen om hen te dwingen tot omgang met de man. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, en het verzoek van de man wordt afgewezen.