ECLI:NL:GHAMS:2014:6083
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- M. Wigleven
- M. Perfors
- Rechtspraak.nl
Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige; beoordeling van de noodzaak
In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], die op 23 mei 2014 in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de kinderrechter van 24 februari 2014. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 1 maart 2010 en is sindsdien meerdere keren verlengd, laatstelijk tot 1 maart 2014. De appellant, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA), verzoekt de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden te verlengen, terwijl de moeder van [minderjarige] verzoekt om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen.
Tijdens de zitting op 30 juni 2014 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, de tante van [minderjarige] en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder en de tante hebben aangegeven dat de communicatie tussen hen moeizaam verloopt, maar dat dit geen negatieve invloed heeft op [minderjarige]. De Raad heeft ter zitting verklaard dat een ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk is, mits de mediation tussen de moeder en de tante doorgang vindt.
Het hof overweegt dat de situatie van [minderjarige] sinds de laatste beschikking niet is verbeterd, maar dat de ondertoezichtstelling niet heeft geleid tot een verbetering van de communicatie tussen de moeder en de tante. Het hof concludeert dat de noodzaak tot verlenging van de ondertoezichtstelling ontbreekt, en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter. De moeder heeft toegezegd onvoorwaardelijk in te stemmen met de voortzetting van pleegzorgondersteuning voor de tante, wat een belangrijke voorwaarde is voor de toekomst van [minderjarige].