ECLI:NL:GHAMS:2014:6081
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.V.T. de Bie
- R.G. Kemmers
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter in alimentatiegeschil met Israël
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een alimentatiegeschil waarbij de man verzoekt om wijziging van de door hem te betalen kinderbijdrage, gebaseerd op een Israëlische rechterlijke uitspraak van 12 maart 1994. De man stelt dat hij niet in staat is om een procedure in Israël aanhangig te maken, omdat hij het risico loopt te worden aangehouden vanwege achterstallige kinderalimentatie. Hij heeft in een eerdere tussenbeschikking de gelegenheid gekregen om bewijsstukken over te leggen ter onderbouwing van zijn stellingen.
Het hof heeft de argumenten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat het voor hem onmogelijk is om een procedure in Israël te starten. De stukken die hij heeft overgelegd zijn verouderd en bieden geen actuele informatie over de situatie in Israël. Bovendien heeft de man niet aangetoond dat hij geen gefinancierde rechtshulp kan krijgen, ondanks zijn lage inkomen.
Het hof oordeelt dat het beroep van de man op artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 4/2009 niet kan slagen. De rechtbank had moeten beslissen dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, gezien het ontbreken van rechtsmacht. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd, en het hof verklaart de Nederlandse rechter onbevoegd om het verzoek van de man te behandelen.